Chevallier de la Barre

Annick G
11 apr 2015 · 4 keer gelezen · 0 keer geliket

De rossige jonge man met uitstaande oren die met gebogen schouders voor de politie commissaris zit, prutst verveeld aan een korst witte verf op zijn duim. Vanonder zijn borstelige wenkbrauwen staart hij onverschillig naar het raam. Op de vensterbank tracht een dikke duif met opgeblazen borst en uitwaaierende staart indruk te maken op een vrouwelijke soortgenoot. De jongen glimlacht. Zijn ogen volgen de vogel die zich koerend en fladderend een plaatsje zoekt op de hoogste tak van de bloeiende kastanjeboom, zo dicht mogelijk bij het vrouwtje dat hem geen enkele blik waardig gunt.

“Naam?” herhaalt LeBoeuf.

De jongen draait zijn hoofd weg van het liefdespaartje en kijkt de commissaris nietszeggend aan.

“Jongeman, ik raad u aan om mee te werken. Het is warm vandaag en als u graag snel weer buiten wil staan dan wil ik nu een antwoord. Naam ..?”

“La Barre,.. Gilles.”

“Leeftijd?”

“Twintig.”

Agent Dufour noteert de gegevens van de ondervraagde in het dossier. Voorlopig is er geen enkele aanwijzing dat Gilles iets met de moord op Ginette te maken heeft. Hij bezit een rode wagen. Dat is alles.

LeBoeuf gaat meteen in de aanval. “U zegt in uw verklaring dat u Ginette niet kent. Klopt dat?”

“Ja ik ken haar niet.”

“En is het uw gewoonte om op bezoek te gaan bij vrouwen die u niet kent?”

De jongeman bijt op zijn lip. Zijn kortgeknipte haar hangt half voor zijn ogen, alsof hij zelf de schaar gehanteerd heeft met dit rafelige effect als gevolg. Met zijn linkerhand trekt hij de kraag van zijn afgeleefd jeansvestje recht.

“U zegt deze vrouw niet te kennen en toch zijn er getuigen die verklaren dat ze uw wagen op haar oprit zagen staan. Vreemd niet?”

Dufour trekt onwillekeurig een wenkbrauw op. Hij weet dat zijn baas geen enkel bewijs heeft maar de aanpak lijkt effect te hebben.

Gilles La Barre schuift onwennig op zijn stoel. Zijn ogen zoeken de dappere duif die nog steeds luid koerend moeite doet om de aandacht van zijn uitverkorene te trekken.

“Het is niet wat u denkt. Ik heb haar niet vermoord.”

“U geeft dus toe dat u mevrouw Ginette kent..”

“Ja. Maar niet echt.”

“U kent haar of u kent haar niet, zo moeilijk kan dat toch niet zijn?”

“Ik heb haar maar één keer gezien.”

“Ok. Dus u kent haar niet maar u hebt haar wel gezien. Wanneer was dat dan?”

“Een paar weken geleden. Rond moederdag.”

“En waar hebt u haar gezien?”

“Ik was onderweg naar huis. Ik woon in Grandville een paar kilometer verderop. Ze stond in panne met haar brommer en ik heb haar geholpen.”

“En hoe hebt u dat gedaan? Kent u iets van bromfietsen?”

“Nee. Niet veel. Het was warm en ik zag dat ze moeite had om de kapotte brommer de heuvel op te duwen. Toen ben ik gestopt en ik heb haar een lift naar huis aangeboden.”

“En de bromfiets?”

“Die hebben we in de berm onder de struiken laten liggen. Ze zou die nadien met haar buurman komen ophalen.”

LeBoeuf kijkt over de tafel naar Dufour. Een kleine hoofdknik is genoeg.

Terwijl Dufour de kamer verlaat om het verhaal te controleren gaat LeBoeuf verder met zijn ondervraging. De zon straalt nu ongenadig fel door het openstaande raam maar LeBoeuf stopt niet. Hij ijsbeert over en weer voor de neus van zijn slachtoffer.

“Laat ons nog eens je verhaal overlopen. Je ontmoet Ginette onderweg op de heuvel. Je neemt haar mee in je auto en je brengt haar thuis. En wat heb je daarna gedaan.”

“Ze vroeg mij om binnen te komen. Ze wilde me wat te drinken aanbieden. Het was snikheet.” Gilles likt met zijn tong over zijn droge lippen. “Krijg ik een glaasje water, alsjeblief?”

“Straks. Eerst nog een paar vragen beantwoorden.”

Gilles hangt onderuit gezakt op de harde stoel. Zijn broek plakt aan zijn billen, een zweetdruppel glijdt tergend langzaam over zijn schouderblad langs zijn ruggengraat naar beneden. Zijn antwoorden worden waziger als LeBoeuf telkens opnieuw in dwingend tempo dezelfde vragen herhaalt. ‘Waar, wanneer, hoe..’ Gilles herinnert zich de ontmoeting met Ginette nog levendig. Elk klein detail.

 

Het was die dag ook snikheet. Ze had hem binnen gevraagd. Ze vroeg hem in de keuken te wachten terwijl ze even naar de badkamer ging. De hond had van onder de keukentafel naar hem gegromd maar dat maakte hem niet bang. Hij hield van honden. Ze was terug gekomen in een korte short en een wit topje. Ze had mooie benen voor haar leeftijd. Lange, tot bijna aan haar nek. Ze was lief. Ze wilde hem betalen voor de lift maar daar had hij niets van willen weten. Ze hield van bloemen én van schilderen. Hij had haar kunstwerk mogen bekijken. Ze had er eentje in de living hangen, een eerste eigen werk met felle kleuren. Ze had het voor hem van de muur gehaald zodat hij het beter kon bekijken. Hij had de lijnen van haar heupen gevolgd en genoten van het zicht op haar billen maar dat kon hij hier niet vertellen. Ook niet hoe hij ’s avonds in bed genoten had van zichzelf, met haar in gedachten. Hij had sindsdien elke nacht van haar gedroomd, in steeds andere omstandigheden. Ze nam hem mee in haar wereld gevuld met kleuren en genot. Werkelijkheid en fantasie waren niet meer te scheiden.

fragment uit manuscript 2015

 

 

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Annick G
11 apr 2015 · 4 keer gelezen · 0 keer geliket