Oranje als een mandarijn.
Groot als een magazijn.
Een slang als staart;
niets blijft gespaard.
Ik laat de huizen beven
als ik de straat kom vegen.
Borstels draaien rond,
sproeiers in mijn mond,
als ik met veel gedruis
het Wetters marktplein kuis.
Ik rij rond en rond,
geen blaadje blijft op de grond
en geen enkel blik.
Cityfant ben ik!
Het groots van allemaal,
en met het meest kabaal.
Als je me ooit hebt ontmoet
onthou je dat voorgoed.
Als je me nooit zag gaan
twijfel je aan mijn bestaan.
Maar Cityfant ben ik,
tot mijn laatste snik!