De dag ontwaakt en kondigt zich zacht en zomers aan, Stefano kijkt door het keukenraam naar de zon die langzaam omhoog klautert en het water in de fjord een zilveren glans schenkt. Vandaag zal hij eerst geconfronteerd worden met de verdwijning van Ziggy, de kater van het gezin. Wanneer de dag op zijn einde loopt zal hij bericht krijgen dat ook zijn moeder verdwenen is. Voorlopig is er nog geen vuiltje aan de lucht, goedgeluimd fluit Stefano een zelfverzonnen deuntje wanneer Martha vrolijk de keuken komt binnengehuppeld. Zijn vrouw Hilde is al naar het werk en het is Stefano’s taak om hun zesjarige dochter aan te kleden en naar school te brengen. Zoals steeds staat het ontbijt al klaar op het aanrecht: een grote kan koffie, een fles melk, enkele sneden brood, boter, beleg en twee stukken fruit. Ernaast staat de kanariegele broodtrommel van Martha vrolijk te blinken tot ze in haar rugzakje kan verdwijnen. Voor ze zelf aan de ontbijttafel kunnen plaatsnemen, moeten Martha en haar vader elke morgen hun ongeduldig miauwende kater van ontbijt voorzien. Maar vandaag schudt Martha wel vijf minuten lang met de zak kattenbrokken zonder dat Ziggy komt opdagen. Martha’s glimlach verdwijnt en een eenzame traan glijdt aarzelend over haar wang.
Stefano probeert zijn dochter gerust te stellen: ‘Ziggy komt heus wel terug, hij heeft vast een mooi kattinnetje uit de buurt op het oog, die moet hij eerst zien te versieren en dan pas kan hij zijn brokjes komen opeten.’
‘Echt papa, zou Ziggy verliefd zijn en straks thuiskomen met een vriendinnetje?’
‘Dat denk ik wel, maar nu mag jij eerst je boterhammen opeten zodat we niet te laat op school komen.’
In de auto op weg naar school is Martha stiller dan anders. Stefano maakt zich voorlopig weinig zorgen over de kleine verstoring van hun ochtendritueel, hij is ervan overtuigd dat de speelse kater snel terug aan de achterdeur zal verschijnen. Hij levert Martha veilig aan de schoolpoort af en doet nog enkele boodschappen. Thuis ruimt hij de ontbijttafel op en steekt de borden, het bestek en de tassen in de vaatwasser. Daarna installeert hij zich op het terras met een tas koffie en de krant. Weinig nieuws onder de zon, hij sluit zijn ogen terwijl de pianoklanken van jazzpianist Dave Brubeck zijn oren vullen. Hij zweeft een uurtje rond in het niemandsland van de lichte slaap. Als hij wakker komt staat de zon al hoog aan de hemel. In de keuken maakt hij een snel pastagerecht klaar. Tijdens het eten realiseert hij zich dat Ziggy nog altijd niet terug is. Een vaag gevoel van onrust borrelt op en hij besluit de kat te gaan zoeken. Hij wandelt door de residentiële woonwijk waar ze nu al bijna negen jaar wonen, speurt in kleine steegjes en roept af en toe de naam van de verdwenen kater. Ziggy is nergens te bespeuren.
Stefano is een rasechte Napolitaan die al van kindsaf droomde van een leven als muzikant. Hij studeerde piano aan het conservatorium van Napels en ontwikkelde zich als een degelijk en gedreven jazzpianist. Als jonge twintiger reisde hij de wereld rond, eerst speelde hij in diverse jazzclubs in de Verenigde Staten. Hij trok van Los Angeles naar New Orleans, woonde een tijdje in Chicago en probeerde door te breken in New York. Het was de meest opwindende periode uit zijn leven, maar hij kon er nauwelijks van leven. Hij gaf toe aan de roep van het geld en koos voor een leven als pianist op verschillende luxe-cruiseschepen. Op één van zijn ontelbare zeereizen, nu zo’n vijftien jaar geleden, leerde hij Hilde kennen. Hij was toen net dertig geworden, zijn hele leven draaide rond de piano en speelde zich af aan boord van de meest luxueuze schepen. De zeldzame vakanties, korte onderbrekingen tussen de verschillende cruises, bracht hij door in zijn thuisland. Het was een verademing om de glamoureuze wereld op zee achter zich te laten en terug te keren naar het rauwe, authentieke Napels. Voor een relatie had hij geen tijd, af en toe bracht hij de nacht door in de kajuit van een rijke jongedame tot wie hij zich fysiek aangetrokken voelde, maar hij had nooit de intentie om met één van hen een serieuze relatie op te bouwen. Hilde was een ander verhaal, ze ontmoetten elkaar op de Noordzee, tussen Duitsland en Noorwegen. De zee was ruw die avond, met zijn pianospel probeerde hij de passagiers af te leiden van de deining van de golven. Hilde viel hem meteen op, een prachtige, jonge blondine op de eerste rij, die met ingehouden adem naar hem keek. Na het concert raakten ze aan de praat. Hilde was een Noorse, vijfentwintig jaar oud, ze kwam uit een klein dorpje in het noorden van Noorwegen, studeerde rechten in Oslo en mocht er haar stage doen in een bekend advocatenkantoor. Op het eerste zicht verschilden ze als dag en nacht, maar het klikte meteen. Stefano leerde Hilde kennen als een sterke, onafhankelijke vrouw. Ze fleurde zijn eenzame bestaan op met haar gulle lach en kuste een verborgen verlangen in hem wakker. Nadat ze jarenlang een langeafstandsrelatie onderhielden, gaf hij zijn nomadenbestaan finaal op en vestigde hij zich in Noorwegen. Stefano en Hilde kochten een mooi huis aan de Oslofjord. Ze trouwden en kregen een dochtertje. Op Martha’s vijfde verjaardag kreeg het gezin het gezelschap van Ziggy. De beginjaren waren moeilijk voor Stefano, maar ondertussen heeft zijn leven een vaste structuur gekregen en voelt hij zich goed in zijn rol van echtgenoot en vader. Hilde werkt als advocate in een advocatenkantoor in het centrum van Oslo. Stefano treedt op donderdag-, vrijdag-, zaterdag- en zondagavond op in een vijfsterrenhotel in de stad en geeft op woensdagnamiddag en zaterdagmorgen pianoles aan jonge kinderen.
Na zijn vruchteloze zoektocht naar Ziggy oefent Stefano een nieuw stuk in op de piano dat hij vanavond voor het eerst wil spelen. Hij haalt Martha van school en meteen vraagt ze naar Ziggy. Als hij haar vertelt dat hij nog steeds vermist is, begint ze meteen terug te huilen. Ze is vastbesloten om Ziggy te gaan zoeken en Stefano ziet zich genoodzaakt om, ditmaal met zijn dochter aan de hand, de wandeling van vanmiddag nog eens over te doen. Ook nu is Ziggy nergens te vinden. Stefano haalt opgelucht adem als hij merkt dat zijn vrouw al thuis is. Hilde staat achter het fornuis, kookt de aardappelen en schikt de garnalen en de groenten, die hij vanmorgen in de kleine buurtsupermarkt kocht, zorgvuldig op de borden. Hij kust haar op de lippen, Martha stort zich huilend in haar armen. Hilde beraamt samen met Martha een plan om Ziggy terug te vinden.
‘Mama gaat straks een foto van Ziggy zoeken, we kunnen de foto dan verspreiden in de buurt met ons nummer erbij. Ik ben zeker dat Ziggy snel terugkomt.’
Vol liefde en bewondering slaat Stefano hen gade. Na het avondeten, die ze traditioneel vroeg achter de kiezen hebben, vertrekt hij naar zijn werk.
Stefano neemt plaats achter de vleugelpiano in het restaurant, zoals gebruikelijk speelt hij zachte pianomuziek bij het diner. Daarna begeleidt hij een jonge zangeres op de piano in de bar. Iets voor middernacht houden ze het voor bekeken. Hij kleedt zich om en kijkt op zijn gsm, hij heeft vijf gemiste oproepen, twee van zijn zus, drie van Hilde. Hilde sprak een bericht in. Zijn moeder ging vanmorgen inkopen doen op de markt en is ruim een half etmaal later nog steeds niet terug. Wanneer hij, met trillende handen, zijn zus opbelt krijgt hij meer informatie. Ondertussen hebben ze de politie verwittigd, en die doet er, gezien haar beginnende dementie, alles aan om hun moeder zo snel mogelijk terug te vinden.
Na een slapeloze nacht belt hij naar zijn vader. Mama is nog steeds niet terug. Hij beslist zo snel mogelijk het vliegtuig naar Napels te nemen. Vlak voor de middag is er een vlucht. Zijn schoonouders zullen zich om Martha bekommeren. Twee maanden vroeger dan voorzien zet hij voet op Italiaanse bodem. Hij neemt een taxi naar zijn ouderlijk huis. Zijn lichaam staat onder hoogspanning, hij heeft geen controle over zijn ledematen. In zijn hoofd klinken onheilspellende pianoklanken. Hij ziet zijn ouders slechts één keer per jaar en hij weet dat ze daar onder lijden, vooral zijn moeder heeft het er moeilijk mee. Hij is haar enige zoon en heeft alles aan haar te danken. Ze leerde hem piano spelen toen zijn vingertjes nog nauwelijks de kracht hadden om de toetsen aan te slaan. Het was de muziek die hen verbond, maar het was ook de muziek die hen uit elkaar dreef. Hij koos voor het buitenland en een avontuurlijk leven op zee. Daarna settelde hij zich in Noorwegen. Nu hij geconfronteerd wordt met de verdwijning van zijn moeder, is het alsof de Etna, na jarenlang stilzwijgen, in alle hevigheid uitbarst en alle opgekropte gevoelens van heimwee naar zijn thuisland en diep gemis uitspuwt.
Stefano belt aan, zijn zus doet open. Ze omhelzen elkaar stevig. Papa houdt de wacht bij de telefoon, hij ziet er oud en breekbaar uit. Stefano kust hem op beide wangen, hij voelt de tranen prikken in zijn ogen. Dan vermant hij zich, hij moet sterk blijven, nadenken, Ziggy kon hij niet vinden, zijn moeder moet hij absoluut zien te vinden. Hij dropt zijn bagage in zijn vroegere slaapkamer, die er nog net zo uitziet als vijfentwintig jaar terug, alsof de tijd is blijven stilstaan terwijl hij almaar verder wegging.
Stefano wandelt door de stad waar hij zijn kindertijd doorbracht. Hij probeert zich te verplaatsen in zijn moeder, vraagt zich af hoe ze zomaar kon oplossen in deze stad, waar de scooters aan de macht zijn en het wasgoed de smalle steegjes kleurt. Hij snuift de stad op alsof hij er voor het eerst is. Dan krijgt hij telefoon van Hilde. Ziggy is terug.
‘Katten keren altijd terug naar de plaatsen waar ze zich thuis voelen, mama’s doen hetzelfde,’ klinkt het aan de andere kant van de lijn, enkele duizenden kilometers verderop.
Plots krijgt hij een ingeving, hij springt op de metro en gaat naar het hotel waar zijn moeder jarenlang de kamers poetste, en waar hij zijn eerste stappen als beroepsmuzikant zette. Als achttienjarige kroop hij er achter de piano om de gasten te entertainen. Toen hij er twee jaar later zijn laatste optreden gaf, speelde hij één nummer samen met zijn moeder aan de piano, een emotioneel afscheidsritueel tussen moeder en zoon.
Het hotel kijkt uit op de baai van Napels, waar de avondzon ondertussen het water streelt. Vijfentwintig jaar nadat hij hier de deur achter zich dichttrok heeft het hotel nog niks van zijn grandeur verloren. Hij gaat naar de receptie en legt de situatie uit aan de dame achter de balie, Sofia volgens haar naamkaartje, die hem met haar breedste glimlach ontvangt. Ze scrolt door het scherm en zoekt naar mevrouw Colombo. Hoopvol en gespannen wacht Stefano haar antwoord af. Hij ziet haar blik veranderen, ze schudt langzaam van neen. Stefano voelt zich verslagen, hoe dichter hij bij het hotel kwam, hoe zekerder hij werd dat hij het bij het juiste eind had.
‘Misschien onder haar meisjesnaam, Giulia Greco?’
De zoektocht begint opnieuw, nu klaart het gezicht van Sofia op.
‘Gisteren heeft er een Giulia Greco ingecheckt.’
‘Welk kamernummer?’
‘365.’
Nog voor Sofia kan uitleggen hoe hij daar komt, stormt hij de trappen op, liften vermijdt hij meestal, ze moesten maar eens stilvallen.
Hij bonst op de deur, het blijft stil aan de andere kant.
‘Mama, ik ben het Stefano.’
Hij hoopt, beeft, begeeft het bijna van de spanning.
De deur gaat open, daar verschijnt ze, zijn moeder. Ze draagt een lange, rode galajurk. Haar blik is vurig en verward.
Hij neemt haar in zijn armen. Ze is zo dun dat hij bang is haar pijn te doen.
‘Pas op jongen, mijn jurk, we moeten vanavond nog piano spelen, jij en ik.’
Stefano lacht en huilt tegelijk.
‘Dat doen we mama, vanavond spelen we samen piano.’