De dag dat mensen boeken schreven

18 aug. 2018 · 7 keer gelezen · 0 keer geliket

Er was koffie in de perculator.

Verzuchting walmde boven de pot.

Ik herinnerde mij een schoorsteen boven een winteravond.

 

We bogen ons over iedere tas.

Kinderen over de rand van een put kennen geen gevaar.

Onze ogen kruistten de tafel.

Vroeger keilden we een steentje over de poel.

 

Melk droop uit het brik.

“Een fontein boven stilstaand water.”

Ik heb de prostaat van een oude man.

 

Het was zomer.

Ons voorhoofd druppelde.

Ik herinnerde mij hoe hartstocht zichtbaar werd aan een winterraam.

Liefde werd breed uitgesmeerd.

 

Mijn boterham was doorlegen en het bed onbeslapen.

Er vormde zich een zoete korst rond mijn levensvragen.

Toch had ik nooit een ontbijt gehad.

 

Het bestek op de kar was uitgeput.

Mes en vork pootje baadden in de vaat.

Er was koffie in de perculator.

 

Suiker bood een klontje troost.

Ik herinnerde mij je parelmoeren krans over een zwart deken.

 

Vliegen waren bevlogen.

Er was de belofte van confituur.

Ik volgde het spoor van de mieren naar een betere wereld.

 

De zon werd een ongenodigde gast.

De bovenlucht weerstond de tranen, ondersteunde de schouders van een dronkelap.

 

Je had het schuim boven je lippen, de etenresten tussen je tanden.

Je had werkelijk alles mee.

“Daaronder het begin van een lach.”

Lag het aan mijn melksnor of mezelf?

 

Ik zag je graag bezig in de keuken of onder de mensen, terwijl je worstelde met de krant.

Je verknipte graag de werkelijkheid tot ze weer verbeelding werd.

 

Ook toen al zat er meer in dan gewoon dat.

Er was nog niets verkeerds aan de gedachte.

Het was nog niet dat alles beter kon, dat ik je wel beter kon omschrijven.

 

Niemand dacht aan morgen, niemand liet zijn slaap voor een ander, voor wat het was. Een mens had wel grotere zorgen.

“Overmorgen en ik ga naar huis.”

Niemand die wist of je eigenlijk al moeder was.

 

Je droeg je haren als een pruik en al wat er nog meer in dat hoofd verborgen zat.

Toch lachtte je vriendelijk terug.

Er was nog geen verzet, nog geen krimp onder de ogen.

 

Op een goeiemorgen was het nog wachten tot de zomer, dan sneed je je haren en verwelkomde de zonnestralen.

Toen werden de dagen korter.

 

Ik zag de tijd op het grasveld verstrijken, niemand die er paal of perk aan stelde.

Te veel werd hier op zijn beloop gelaten.

Verdriet krijst als een kind wanneer men het niet te eten geeft.

 

Toch waren we hier goed ontvangen, soldaten terug van een verloren strijd.

Niemand liet iets merken.

Een ogenblik was genoeg.

 

Sommigen verkochtten zich als antagonisten van het eigen verhaal.

Hier werden wonderen verricht.

Er waren aan het bed gekluisterde mannen die terug konden staan.

Niemand die een wetenschappelijke verklaring voor jouw hypnose had.

“Laat het begaan, laat de kleuren in de wereld verder bestaan.”

 

Toen de zon verduisterde, viel de nacht in herhaling.

 

Er verdwenen veel dingen op de dag dat mensen boeken schreven.

Iedereen begon wel eens graag met een schone lei.

Er was koffie in de perculator.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

18 aug. 2018 · 7 keer gelezen · 0 keer geliket