‘Je hebt het in je.’, zei de schooljufrouw uit het derde studiejaar van de basisschool, met een glimlach.
Ik keek haar verbaasd aan en vervolgens naar de punten.
Op een score van tien had ik een negen verdiend.
Een minpuntje vanwege een dt-fout.
‘Tof.’, dacht ik bij mezelf, ‘een negen!’
Verlegen lachte ik terug naar haar. Blij met de goede punten.
In de war door haar raadselachtige woorden.
Wat had ik in mij? Wat kon ze daar in hemelsnaam mee bedoelen?
Met één hand streek ik de bladzijden glad en keek naar de geschreven tekst. Juffrouw Van Reeth had mijn opstel aan de klas voorgelezen. Ze vond het grappig, origineel en ‘goed geschreven’. Wat dat ook kon inhouden…
Als achtjarige bleven enkel de woorden ‘grappig’ en ‘goed geschreven’ hangen. Mijn klasgenootjes hadden aandachtig geluisterd en gegiecheld.
Bij de herinnering gloeide ik van trots.
Maar… wat had ik in mij? Ik had al gehoord van wormpjes in de stoelgang en een akelig verhaal van iemand die een lintworm in zijn darmen had van wel één meter. Automatisch trok ik mijn billen strak. Als de worm daar toegang zocht dan wilde ik voorbereid zijn.
Pas jaren later kwam ik te weten dat de besmetting oraal verliep. Alle misverstanden ten spijt ben ik nog steeds blij met mijn getrainde bilspieren.
Wat ik wel in mij had, kwam al rijmend naar boven via ludieke teksten op gelegenheidskaartjes, zelf ineen gestoken dialogen en afscheidsredes. Om onnodige vergissingen te voorkomen; deze redevoeringen golden voor overgeplaatste en pensioengerechtigde collega’s.
De collega-blijvers opperden om een boek te schrijven,
Eén beeld zegt meer dan duizend woorden maar ik kan mijn gedachten niet op een canvasdoek projecteren. Enkel woorden kunnen die herinneringen vasthouden.
Ik voelde een enorme leegte in me. Zoveel woorden en kennis bezat ik nog niet om alle emoties en gebeurtenissen te verwoorden.
‘Als ik op pensioen ben!' lachte ik hun ideeën weg.
Wat toen nog ver weg leek werd plots realiteit.
‘Ik kan het niet! ' was mijn eerste reactie.
'Buiten een heleboel fantasie bezit ik de kennis niet. Mijn schrijfstijl is totaal verouderd.’ Een dinosaurus die in de 21ste eeuw belandde. Het enige pluspunt dat ik kon bedenken: 'Ik kan een pen vasthouden.’
Ik stortte lichamelijk en psychisch in door chronische rugpijn en belandde in een diepe, jarenlange depressie. Vervroegde pensionering, arbeidsongeschiktheid.
Ik betekende niets meer.
Maar de drang werd sterk, bijna dwingend te noemen.
Het spreekwoord ‘oefening baart kunst’ - en soms kinderen - een gouden raad.
Met elke nieuwe regel beklom ik de berg van uitdrukkingen, synoniemen, correcte spraakkunst én de nieuwe spelling, in de hoop de wedstrijd taalkennis te kunnen bijhouden. Dankzij de personal computer.
Uiteindelijk typte ik de eerste letters van de novelle ‘Nieuw Leven’ op een laptop tijdens een vakantie.
Na een jaar was het boekje af. Mét ondersteuning van een Nederlandse uitgeverij die werkt volgens het principe ‘print on demand’.
Het eerste volledig verwerkte exemplaar werd me toegestuurd. Ik verwachtte een boek, het werd een novelle. Ontgoocheling en trots hielden om beurten een gevecht in mij.
‘Een jaar! Voor zo een dun boekje?’
Bovendien had ik mijn schare lezers zelf moeten aanbrengen.
‘Minstens een veertigtal,’ had de medewerkster van de uitgeverij me op het hart gedrukt.
Alle fierheid opzij zettend trachtte ik mijn boeken aan de man én vrouw te brengen.
’Jezelf verkopen,’ noemen ze het. Het voelde eerder aan als een mengeling van leuren, hoereren en met je talent zwaaien. Een bescheiden succes met het eerste boek waarop nog 2 thriller-novelles volgden; 'Dood uit het verleden' en 'Dodengids'.
Maar… er ontbrak iets.
De kracht van het woord… zo voelde het aan. Worstelen om de juiste woorden op de juiste plaats te zetten. Het juiste ritme.
Toeval wilde dat ik mijn huidige mentor, Eddy Vereycken leerde kennen tijdens een samenkomst van ‘auteurs van de Rupelstreek’, in de bibliotheek van Boom. Gedeelde interesses en een goed gesprek resulteerden in een visitekaartje dat ik zonder meer kreeg toegestoken.
‘Acteur, auteur, regisseur… een begaafde duizendpoot,' grinnikte ik op dat moment.
Een aantal maanden later belde ik hem werkelijk op om lessen te volgen. Bereid mijn hoofd op het blok te leggen, om onder de bijl van vernietigende kritiek te sneuvelen. Hij zou kritisch zijn werd mij verteld. Ik verwachtte niets anders. Leren gaat met vallen, opstaan en van je fouten lessen trekken. Een jaar later ga ik nog steeds met veel plezier naar de man waarvan ik al zoveel heb geleerd:
‘Iedereen zou ook eens acteur moeten zijn. Er bestaat niet zoiets als een stille glimlach!’
‘Een glimlach is een glimlach, show, don’t tell.' verruimen het inlevingsvermogen van de lezer en/of de acteur.’
Auteur, acteur, regisseur, mentor en bezieler. De lijst van zijn kwaliteiten werd langer en mijn liefde voor het schrijven groter. En ja hoor! Eén van zijn opdrachten trok de aandacht van Vitalski in het magazine Verzin - 'De euh-dingen.'
De metamorfose? Schrappen, lezen, herlezen, soms volledig herschrijven, het hoort er allemaal bij. De keuze, de volgorde, het ritme is zo belangrijk. Om nog van de interpunctie te zwijgen. Oefenen en opdrachten, het waarnemen, de aandacht.
Ik bracht kortelings in eigen beheer een boek uit met kortverhalen 'Gedachten, gedichten en geknipte verhalen'. De thriller 'Rorschachtest' de eerste vijf hoofdstukken en de synopsis staan in de rubriek azertyfactor.be/schrijf-tekst). Nu redactioneel nagezien in de hoop te worden opgemerkt door een uitgeverij.
Soms voel ik me als ‘The karate kid’, een populaire film uit de jaren 1980, waarin de jonge held de auto van mister Mijagi moest boenen, om zijn reflexen te oefenen.
‘Wax on, wax off.’
Met deze beelden in het achterhoofd boen ik verder tot ik de Tatami waardig ben.
En de kracht van het woord onder de knie heeft.
Fanny