De laatste avond van hun verblijf in Zuid-Afrika was de hele bemanning uitgenodigd op een informeel feest georganiseerd door het Belgisch consulaat. Op de heenvlucht had het reserveringssysteem een dubbele boeking gemaakt en enkel in eerste klas restten er nog twee vrije plaatsen. Een consul met zijn vrouw waren onderweg voor een privébezoek aan het land en konden de upgrade naar eerste klas met de daarbij horende bijzondere aandacht vanwege het personeel enorm waarderen. Het was een hemelsbreed verschil met de meer dan 12 uur op elkaar gepakt zittend “overleven” in een overbevolkte economyclass, tussen zweterige lijven, krijsende baby’s en jengelende kinderen, en een buur die voor de zoveelste maal - nog voor vertrek - over je benen heen moest stappen om zich in voorovergebukte strompelende houding naar het toilet te begeven. Een frequent flyer - zoals ook zij - had meteen in de gaten dat de man iets had opgelopen in het land van tijdelijk verblijf en worstelde met maag- en darminhoud. Maar hoe kon je in hemelsnaam een indigestie oplopen in de cleane eetcultuur van een westers land als België? Ging hij niet naar Afrika en zou het dan niet waarschijnlijker zijn geweest dat hij daar iets zou oplopen? Het leek wel de omgekeerde wereld. Misschien was hij gewoon ziek of had hij een beginnende maagzweer? Bij terugkomst van zijn bezoek aan de veel te kleine ruimte kon je enkel hopen dat het niets overdraagbaar was dat hij met zich meezeulde, iets veel erger dan een voedselallergie of -vergiftiging, een virus misschien waarmee hij in aanraking was gekomen toen hij een oud-collega had bezocht in Antwerpen? De mannen hadden ooit een trektocht gemaakt door Zuid-Amerika en één van hen werkte nu voor het Instituut voor Tropische Geneeskunde en kwam daarmee geregeld in contact met bacillen van bedenkelijke aard. De snelheid waarmee een ziekte tegenwoordig over de hele wereld in een mum van tijd kon opduiken door dit snelle vervoermiddel, daartegenover was de middeleeuwe pest een lachertje.
In het meest klassevolle puntje van de Boeing-747 genoten de man en vrouw aanmerkelijk van de vlucht. Ze hadden nog de tijd meegemaakt dat er op de eerste verdieping, net achter de cockpitdeur, een lounge was met een heuse bar waar de champagne rijkelijk vloeide en menige deal al werd beklonken nog voor men het land van bestemming had bereikt. Nieuwe banden werden gesmeed en terwijl achteraan in het toestel de service in een strak stramien verliep, had het personeel zich hier aan te passen aan de wensen van de klant. Enkel voor de warme maaltijd werd er een uitzondering gemaakt, maar zelfs dan nog slaagden sommige personeelsleden erin om van elke gang een deel apart te houden om die later op te warmen en te serveren aan de passagier die door het veelvuldig reizen niet meer wist of het voor hem nu dag of nacht was, in slaap was gesukkeld en vergeten aan te geven of hij voor de service wenste gewekt te worden. Die tijden waren voorgoed voorbij en tegenwoordig was het met de dertig business plaatsen achter de bestuurders van dit immens toestel een stuk rustiger.
Alhoewel de positie van de man in het maatschappelijk en politiek leven hen dagdagelijks in contact bracht met een dergelijke bevoorrechte behandeling, waren ze zich hier heel goed van bewust en bij wijze van waardering hadden ze de captain met zijn crew uitgenodigd voor een culturele uitwisseling. Op een landgoed ver buiten het woelige en broeierige Johannesburg werd een feest gehouden ter ere van het vertrek van een collega-diplomaat naar een andere missiepost. De commandant, senior purser en een aantal van de bemanningsleden, waaronder ook Paco en Marlène, waren graag op de invitatie ingegaan.