Pittige soep
Om half twaalf hadden Jane en Boris afgesproken. Ze zouden samen gaan eten in een nieuwe soepbar in de Leuvense binnenstad.
Enkele weken eerder had ze hem gebeld voor een concrete dag en tijdstip.
‘Kan je er zeker om half twaalf zijn?’, vroeg ze. ‘We moeten zorgen dat we er voor de middagdrukte zijn, anders wordt het aanschuiven.’
’s Middags kon het er superdruk zijn. Klanten stonden dan tot op straat te wachten. De soep was altijd met verse groente gemaakt. Niet zoals in menig restaurant waar ze de verlepte groente daarvoor gebruiken. Onooglijke restjes die nog moeilijk naast een stukje vlees op een bord kunnen worden gepresenteerd. In een soep ogen ze subliem.
‘Ja, ik ken de zaak.’, zei hij ‘Super plekje om te eten, heel trendy, maar zoveel volk.’
‘Niet om half twaalf.’, wist Jane te vertellen, ‘Dan is er nog niemand en zijn ook al hun soepen nog beschikbaar. Trouwens, als je graag tomatensoep met balletjes hebt, moet je zéker op tijd zijn. Die is altijd als eerste op.’
Stiekem hoopte ze dat hij eerder klassiek was, betreffende zijn soepkeuze voor die ene dag dan toch. Afgaand op haar gevoel verhoogde dat de kans dat hij op tijd zou komen exponentieel. Ze trok alle registers open om hem te kunnen overtuigen voor een lunch op een niet-alledaags uur.
‘Wat maakt dat half uur nou uit?’, dacht ze ‘Ik wil geen tijd verspillen met wachten. Een beetje vroeger eten, dat moet hem toch wel lukken? Als je dat lang genoeg op voorhand weet, kan je je de rest van de dag daarop toch voorzien? Is hij misschien het type dat alles altijd op hetzelfde tijdstip wilt?’
Jane wist natuurlijk dat hij niet anders was dan anderen. Niet anders ook dan zijzelf, behept met kleine en grote gewoontes.
‘Hij is een stuk jonger. Zou hij al vastgeroest zitten in een strak patroon? Hij vertoeft in de academische wereld, niet bepaald een wereld van vrijbuiters.’
Ze had het raden naar zijn houding ten aanzien van kennis, medemens, natuur, omgeving, gezin. Eigenlijk wist ze zo goed als niets over hem.
‘Hij is te laat. Ik wacht nog vijf minuten, zeker niet langer dan tien. Als hij er dan niet is, bestel ik mijn soep.’
Ze was haar gsm vergeten. Die lag thuis op te laden. Ze kon hem dus niet bellen om te informeren of er iets was tussengekomen. Dat ergerde haar mateloos. Ze ging slapen met dat ding, nam ‘m mee als ze uitgebreid ging badderen, maar uitgerekend nu had ze ‘m vergeten? Halverwege de autorit naar de stad was het haar opgevallen. Terugrijden was een optie, maar dan was ze minstens tien minuten te laat geweest.
‘Hij lijkt me eerder het type dat netjes op tijd komt. Ik kan hem toch niet laten wachten vanwege een vergeten gsm? Met platte batterij dan nog wel.’
Nu ze hier alleen zat had ze er natuurlijk spijt van, dat ze niet was teruggereden.
Om kwart over twaalf zag ze hem in de rij wachtende klanten staan. Schoorvoetend. Zoals te verwachten op dit tijdstip was het aantal hongerigen enorm. Hij deed teken dat hij haar had gezien.
‘Gelukkig, ze heeft gewacht.’, dacht hij.
Vergezeld van een kleine glimlach zwaaide ze terug. Ze was chagrijnig. Niet alleen vanwege zijn te laat komen.
‘Hoe is het toch mogelijk dat ik mijn gsm ben vergeten? Ik had ondertussen al mijn e-mails kunnen overlopen en een deel ervan beantwoorden. Nu moet dat wachten tot vanavond. Vanmiddag heb ik nog een hoop te regelen en terug naar huis rijden is zonde van de tijd en de benzine. Nu moet ik zonder. Leuk is anders.’
Ze probeerde haar misnoegdheid te onderdrukken. De sfeer was zonder dit alles al beladen genoeg. Ze kenden elkaar nog maar pas. Nou ja, kennen was veel gezegd.
Over een periode van een drietal maanden hadden ze elkaar meegemaakt tijdens een aantal schrijfavonden waarbij hij opdrachten gaf en zij een van zijn cursisten was. Nu de vijf avonden waren afgerond en er een online miscommunicatie tussen hen was ontstaan, had ze het initiatief genomen om dat recht te zetten.
‘Als je er een soep van maakt,‘ dacht ze, ‘dan moet je dat uitpraten over een kom soep.’ En zo belandden ze uiteindelijk in de hippe soepbar. Ze was maar wat blij dat hij op haar voorstel was ingegaan. Met speelsheid en wat humor wilde ze het liefst zoveel mogelijk de problemen die haar pad kruisten luchtig aanpakken.
De afgelopen weken had ze zich nogal opdrongen en daaraan had hij zich mateloos geïrriteerd. Ze had hem overladen met vragen en teksten. Veel meer dan hetgeen waaraan hij zich had verwacht. Wat hij precies mocht verwachten als lesgever in deze cursus, wist hij ook niet. Het was de eerste keer dat hij zich buiten de velden van de academische wereld had begeven en in een eerder creatieve setting les had gegeven.
‘Wie denkt ze wel niet dat ze is?, had hij zich afgevraagd. ‘Ik heb ook nog de tekstbijdragen van de andere deelnemers te lezen en te becommentariëren. Daar kruipt wel wat tijd in. En ik ben moe. Verschrikkelijk moe, maar dat hoeft zij niet te weten. Dat zijn haar zaken niet. En dan de studenten die ik voor hun scriptie aan de unief moet begeleiden. Hen als excuus inbrengen zal ik niet doen. Zo lafhartig ben ik niet. Ze heeft zich ingeschreven voor een cursus en heeft recht op mijn oordeelkundig oog. Mijn werk aan de unief mag geen schaduw werpen over de creatieve uitdaging die ik mezelf als lesgever in die korte lessenreeks heb gesteld. Ze is wel boeiend en creatief aan de slag gegaan, heeft op haar eigen manier een heel ongewone inbreng gegeven aan het opzet van de cursus. Dat moet ik haar wel nageven. Maar mijn hemel, wat is de eindeloze hoeveelheid aan mails, sms’en, Messenger-berichten, Facebook-posts, teksten via onze website en via mail me net iets te veel geworden.
‘Wat spijtig’, dacht ze, ‘dat ik nu niet naast hem sta. Dan hadden we samen naar het grote zwarte bord met het aanbod soepen van de dag gekeken. We hadden ze één voor één becommentarieerd en uiteindelijk had elk van ons er eentje als prijswinnaar naar onze tafel meegenomen. Hoe duidelijk kan de communicatie zijn? Via één kanaal gelijktijdig worden geïnformeerd, dan kort fysiek overleggen over hetgeen je op dat ogenblik leest en vervolgens nog even nazinderen over hoe goed of slecht de keuze wel niet was terwijl je lekker - of ook niet - aan het eten bent? Ik had op die manier alvast iets over hem geleerd. Nu is er heel veel waar we allebei het raden naar hebben.’
‘Even kijken welke soepen er zijn’, dacht hij. ‘Mijn hemel, ik heb honger. Dat gesprek met die doctoraatsstudente heeft me helemaal opgesoupeerd. Ongelofelijk hoe sommigen nauwelijks begeleiding nodig hebben en anderen om de haverklap om feedback en begeleiding aan je deur staan. Die bespreking heeft te lang geduurd en nu ben ik nog te laat ook voor een afspraak die al weken geleden werd gemaakt. Ik hoop maar dat Jane het me niet kwalijk neemt. Maar eerst eten. Vanochtend geen tijd gehad en die halve boterham van Jack was maar een kleine maagvuller, een plakpleister voor mijn honger die aanvoelt als een aderlating. Ik sta te trillen op mijn benen.’
Jack en Boris kenden elkaar van de lagereschooltijd. Ze waren jeugdvrienden, maar in het tweede jaar van het middelbaar waren ze elkaar uit het oog verloren. Jack’s vader was burgerlijk ingenieur en had zijn hele familie opgetrommeld om voor zijn werk naar China te verhuizen. Lange tijd hadden ze geen contact met elkaar gehad omwille van de uitzonderlijke omstandigheden. Zelfs voor Europeanen - of beter gezegd - zeker voor Europeanen was het niet evident om via internet contact te hebben met het thuisfront. Sinds kort waren ze via hun werk aan de universiteit herenigd. Ze werkten niet aan dezelfde faculteit, maar maakten er een goede gewoonte van om regelmatig tijdens het werk bij elkaar langs te gaan. Die ochtend was Jack even bij zijn vriend gaan checken hoe hij zich voelde. Sinds een aantal weken klaagde hij over een rits kleine aandoeningen. Elk apart niets bijzonders, maar bij elkaar een aandachtspunt om in het oog te houden. Jack wist er alles van. Toen hij tien was hadden kleine kwaaltjes zich opgestapeld en waren ze uitgedraaid op een ziekte die je kunt missen als kiespijn: kanker. Voor zijn goede vriend die zich die ochtend belabberd voelde had hij dan ook maar wat graag zijn boterham over.
‘Dank je, Jack. Ik heb vanochtend geen tijd gehad om te eten. Yelena had gisteren gezegd dat ze de ontbijttafel ging klaarzetten, maar ze was al weg toen ik beneden kwam. Ze had niets klaargezet. We moeten nog een beetje wennen aan een nieuw ritme in ons leven. Sinds de geboorte van Marie gaat het er allemaal toch wat anders aan toe.’
Zorg nou maar dat je goed eet en slaapt had Jack hem gezegd en nu hij in de soepbar zijn beurt afwachtte ging hij alvast een van die adviezen ter harte nemen.
‘Heerlijk, wat ruikt die soep uit de laatste ketel heerlijk kruidig.’, dacht Boris.
De soepketels gaven om de beurt hun geheimen prijs als het deksel werd gelicht. De pollepel verdween steevast tot diep in de metalen ketel, zodat elke klant altijd alle lekkers wat een snoep te bieden heeft in zijn kom kon terug vinden. Het geurenpalet van de diverse soepen was op zich al een hongerstiller. Hoe dichter bij de toog hoe voller het aroma. Het deksel van de laatste ketel werd minder gelicht dan de andere. Zo nu en dan vulde het pittig kruidige aroma de krappe doorgang bij de toog.
‘Laat ik de soep nemen van die laatste ketel’, dacht Boris, ‘dan heb ik straks Jack nog wat te vertellen.’
‘Spijtig dat ik nu niet weet of hij een durver is.’, dacht Jane. ‘Een durver met een experimenteel kantje? Gaat hij voor de klassieke tomatensoep of kiest hij de exotische? Ik wil het wel eens weten. Hij kan natuurlijk ook de tomatensoep kiezen om bij wijze van experiment te onderzoeken of ze beter is dan die van de soepbar van enkele straten verderop. Hmm, dat vertekent mijn beeld dat ik heb van de tomatensoepliefhebber. Zelf heb ik vandaag voor het eerst niet eens de moeite genomen om te zien welke soep er in de zesde ketel zat. Dat is doorgaans hun meest gewaagde. Nummer drie was vandaag voor mij de beste keuze. Mijn soepalgoritme moet nog worden fijngesteld.’
Ze was nieuwsgierig en had van nature een onderzoekende houding. Nieuwsgierig zijn en nieuwe dingen proberen was voor haar als tomatensoep met balletjes: een grote noodzaak in het leven. Een leven zonder tomatensoep met balletjes was zo goed als geen leven. Alleen het onderwerp dat werd onderzocht mocht nogal eens exotisch zijn. Voor anderen leek het wazig, voor haar was het focus. Alhoewel ze een bloedhekel had om het warme water terug uit te vinden, was er toch vaak dat aha-effect.
Boris was tegenover haar komen zitten. Ze had nauwelijks oog voor hem. Had zich van een stapel tijdschriften voorzien en was die uitgebreid aan het bestuderen. Vluchtig keek ze op.
‘Hey.’, zei ze. ‘Laat het je smaken. Ik heb die van mij al op. Ik kon niet meer wachten en ik wist eigenlijk ook niet of je nog wel zou komen.’
‘Sorry. Het gesprek met een doctoraatsstudente is uitgelopen. Ik heb je ge-sms’t.’
‘Dat kan zijn, Boris, maar ik ben mijn gsm thuis vergeten. Maakt niet uit. Geniet van je soep.’
Natuurlijk maakte het haar allemaal wel uit. Ze wilde met deze lunch een misverstand rechtzetten en dat lukte voor de tweede keer niet. Hoe was het toch mogelijk dat sommige toevallige ontmoetingen zo spontaan en ongedwongen konden verlopen en andere voor geen meter vooruit geraakten.
‘Doe ik niet voldoende mijn best?’, vroeg ze zich af. ‘Had hij niet beter zijn best moeten doen om hier op tijd te geraken? Het was tenslotte een ogenblik om iets op te lossen. Niet om er nog meer een soep van te maken.’
‘Is ze lekker?’, vroeg ze hem.
‘Hmm’, mompelde hij terug zonder dat ze daardoor nu wist of hij zijn soep wel of niet geslaagd vond.
‘Welke soep heb je gekozen?’, wilde ze weten terwijl ze lichtjes vooroverboog om het zelf te kunnen vaststellen.
De grote kom voor hem was gevuld met een wirwar aan bestanddelen waarvan ze het raden had wat het allemaal was. Enkel de geelrose slierten herkende ze als oosterse noedels. Grote witroze brokken dreven tussen de noedels. De lege plekjes werden opgevuld door gekleurde kubusjes. Waren het groenteblokjes? Bij elke sliert die hij in zijn mond liet verdwijnen, leken nieuwe kubusjes vanuit de diepte van de kom naar boven te komen drijven om hun pasverworven plekje tussen de slierten op te eisen. Ze was benieuwd naar zijn antwoord en keek hem onwennig aan. Ze wist niet goed hoe ze het gênante ogenblik kon ontwijken.
‘Chinese groente-noedelsoep. Lekker, maar niet makkelijk om met stokjes te moeten eten.’
Hij had het moeilijk om enigszins elegant zijn soep binnen te werken. De rode spetters kwamen tot ver over het midden van het tafelblad. Als sterren lagen de druppels soep in een melkwegstelsel dat nog moest worden ontdekt. Te weinig spetters om er een patroon of tekening in te herkennen, maar voldoende om een kleine hoek van een witte servet volledig oranjerood te kleuren. Ze had dus zeker ook nog iets Belgisch die Chinese noedelsoep van hem.
‘Bijna zo rood als onze eigenste tomatensoep met balletjes.’, probeerde ze een luchtig gesprek op gang te brengen. Iedereen had wel iets te melden over België’s populairste soep. Wie in de familie de lekkerste maakte. Wie steevast met de meeste balletjes aan de haal ging of wanneer je de laatste keer had genoten van de geur van het aanbakken van ajuinen in boter, terwijl iemand ze liefdevol voor je was beginnen koken.
De oerdegelijke klassieker stond op het grote zwarte bord achter de toog met krijtstift vermeld op nummer één. Iedere dag werden er andere soepen gemaakt, maar deze topper verdween nooit uit hun hitparade. Vijf soepen volgden steevast de best verkochte. Ze werden altijd uitvoerig met alle gebruikte ingrediënten aangeprezen. De tomatensoep behoefde geen uitleg. Met regelmaat stonden er nieuwe combinaties achter deze traditionele soep. Ze kwamen en gingen afhankelijk van wat het seizoen aan groente te bieden had of afhankelijk van de voorkeuren van de klant.
‘Hoe smaakt de soep?’, vroeg de jongedame die vlak naast hen het brood aan het snijden was.
Ze zaten aan de lange tafel in het verlengde van de toog. Dichter bij de bron konden ze niet zitten.
‘Ik lust nog wel een stuk brood.’, antwoordde hij.
Behendig drukte het meisje het enorme mes in de korst van het volkorenbrood. Ze was duidelijk niet aan haar proefstuk toe. Ze sneed een dikke snee voor hem af. Als klant kreeg je hier alvast waar voor je geld. Dat was duidelijk.
‘Vast een studente die wat zakgeld goed kan gebruiken en hier tussen de middag komt bijspringen.’, dacht ze. ‘Als je zelf af en toe verveeld zit met geldtekort, heb je het minder moeilijk om een ander wat te gunnen. Je snapt onmiddellijk wat de impact is van een lege maag.’
Terwijl het meisje de flinke snee brood aan hem gaf, knipoogde ze naar Jane.
Het was voor hen beiden duidelijk dat ze hier met een uitgehongerd paard te maken hadden. De haver was echter verkeerd gekozen. Met stokjes een oosterse eetsoep binnenwerken? Daarmee moest je ervaring hebben, zo niet duurde het een eeuwigheid vooraleer je hongergevoel gestild was.
‘De baas is vorige maand naar Korea op vakantie geweest. Dit is een aangepaste versie van een recept dat hij van daar heeft meegebracht.’
Haar tafelgenoot reageerde niet op wat het meisje zei. Het was nu wel overduidelijk dat een soepel gesprek even op zich zou laten wachten.
‘Wat fijn dat we mogen genieten van een beetje verre vakantie hier in ons eigen land. Geen jetlag, daar teken ik voor’, antwoordde ze onhandig in zijn plaats. Iets over de soep zeggen kon ze natuurlijk niet, want een half uur eerder was ze voor de wortelsoep met kokos gegaan.
‘Sorry voor mijn geknoei.’, zei hij ‘Die soep met stokjes eten is écht moeilijk.’
‘Aha.’, dacht ze, ‘Er verschijnt terug een mens voor me. De maag van het hongerige paard is gevuld, de viervoeter galoppeert de wei in en een geciviliseerd man komt er voor in de plaats. Champagne en Russische kaviaar zijn blijkbaar geen vereiste om van hem een beschaafd man te maken.’
Nu was zij het die niet onmiddellijk antwoord gaf. Ze was in gedachten verzonken. Champagne en kaviaar maken een man misschien zelfs minder beschaafd. Moest hij zich excuseren voor het onhandig eten van een Chinese soep? Het was niet zo, dat hij met zijn onhandigheid op haar kleding had geknoeid. Wat maakte het zelfs uit? Ze zat hier in de kleren waarmee ze op andere ogenblikken zou staan poetsen. Een vlek meer of minder, geen mens die erover viel. Toch was ze blij dat hij zich excuseerde. Het maakte de situatie wat menselijker, wat draaglijker. Nog voor ze iets kon zeggen, was hij haar al voor.
‘Kom je hier vaker?’, vroeg hij.
‘Die extra snee brood heeft hem echt goed gedaan.’, dacht ze. ‘De snelheid van spreken gaat er met rasse schreden op vooruit.’
Haar eigen antwoorden lieten nu op zich wachten.
‘Wat gek.’, dacht ze. ‘Is het nu zo moeilijk om op zo’n makkelijke vraag antwoord te geven? Wat scheelt er met me?’
De afgelopen weken was de soepbar zo nu en dan haar plekje geweest om ‘s middags te eten. Als er iets in de Leuvense binnenstad moest worden geregeld - papierwerk of een bibliotheekbezoek - zorgde ze ervoor dat ze rond halftwaalf hier kon komen eten. Alle andere afspraken waren van ondergeschikt belang. Deze plek met haar piepklein terrasje achterin de zaak, had iets idyllisch. Het was een rustpunt in de dag. De vertrouwde lokatie die zich pal in de binnenstad bevond zorgde voor de nodige afleiding tijdens een hectische periode. Voor de drukte van de stad het daar van haar overnam was ze alweer weg. Op pad om van haar dag iets te maken. Een kom warme soep en een stevige boterham zorgden ervoor dat ze het grootste deel van de dag ermee door kon. Voor de komende maanden had ze een zekere onrust. Met de zomer in aankomst zou ze waarschijnlijk maar nauwelijks zin hebben in warme soep. En met een zomer zoals het jaar ervoor, zou ze zelfs geen fut hebben om in de bus tot daar te willen gaan. Zwetende lijven in een bus die niet altijd airco had. Een studentenstad zonder studenten, maar te broeierig om haar bezoekers te verwelkomen.
‘Tijdens de zomer kan ik hier maar beter wegblijven.’, dacht ze. ‘De koude pasta’s die ze dan aanbieden, kunnen mij niet bekoren. Er moet wel gegeten worden en liefst zo smaakvol mogelijk tegen een draaglijke kost. Maar wat? Een fruitsla? Dat verteert te vlug.’
Ze probeerde er niet teveel aan te denken. Hopelijk had ze tegen dan terug een baan en kon ze deze periode achter zich laten.
‘Kom je hier vaker?’, vroeg Boris haar opnieuw. ‘Je was aan het dromen,’
‘Oh ja, sorry. Ik was met mijn gedachten ergens anders. En euh, ja ik kom hier de laatste weken wel wat meer, maar dat is eerder toevallig. Ik hou wel van soep.’
Net op het ogenblik dat ze haar blik uit het tijdschrift oprichtte om hem te antwoorden landde haar blik recht in zijn ogen.
Een zonnestraal weerkaatste via het enorme winkelraam van de handelszaak aan de overkant van de straat. Via het kleine terrasje murwde ze zich een weg tot in de soepbar, net in de buurt waar Boris zat. Hij baadde in een aanzienlijke hoeveelheid licht en dat zorgde ervoor dat zijn blauwe ogen nog nooit zo blauw waren geweest.
‘Ik moet nu echt wel weg. Sorry voor het misverstand.’
Ze was graag nog langer gebleven en had met hem hun misverstand uitgeklaard, maar ze dreigde te laat te komen op een andere belangrijke afspraak.
‘Ik had je beloofd je te trakteren op een soep en nu heb je die zelf betaald. Hier’ en ze legde een papiertje voor hem neer. ‘Kras maar.’
Boris keek bedwelmd naar het stukje papier en vervolgens hoe Jane zich in een ijl tempo klaarmaakte om te vertrekken. Hij begreep er niets van.
‘Ze had toch met me afgesproken om het een en ander uit te klaren.’, dacht hij ‘En nu spurt ze er van door. Heb ik iets verkeerd gezegd misschien?’
Jane was al even weg toen Boris eindelijk zag wat ze voor hem had neergelegd. Hij nam het papiertje vast en draaide het om. ‘Win for Life’ stond er op te lezen.