we dansen elk aan één kant,
een balts die tot niets dan afstand leidt.
het zou volstaan dat één van ons over de lijn stapt
maar soms nadert enkel de breuk onafwendbaar
en plant de schok zich in ons voort.
de platen drijven uiteen. wij moeten mee
als puzzelstukken, met randen die afbrokkelen.
tussen ons breidt een bekken uit tot oceaan,
rood welt uit onze diepe kamers.
kussens van basalt vloeien uit.
de stof die ons maakt. we hoesten het op
uit de krater van een keel. de gloedwolk bevangt ons,
geeft ons een goede reden tot naderen. waar we later
weer botsen, kreukt de korst en groeit de berg.
als het ooit zover komt zal ik naar je klimmen.