Gevangen in de schoen zet de vis zijn eerste stap aan land. Happend naar zuurstof kijkt hij om zich heen. Haar is wat hem het eerste opvalt. Rood haar, zwart haar.
Het meisje houdt hem tussen haar armen, gevangen in een koele omhelzing. Het zuurstoftekort doet hem hallucineren. Voeten staan andersom verkeerd. Benen lijken onbuigbaar, schieten kinderen naar hoge hoogtes. Diezelfde kinderen houden elkaar gevangen achter slappe koorden.
De vis hapt naar adem. 'Help!', wil hij roepen naar de oersterke vrouw. 'Bevrijd mij uit deze verstikkende armen.' Niemand lijkt hem te horen. Of toch. Maar het kleine meisje lijkt het niet te kunnen schelen. Haar zwarte vlecht stijgt op, kronkelt zich omhoog. Zijn ziel volgt, verlaat het nu koude vissenlichaam. Maar nog laat het meisje hem niet gaan. Ze vangt hem in haar windvanger.
Voor zichzelf? Nee, voor de zielenvanger. Het piepen en kraken van de kinderwagen is het laatste dat de vis zal horen. Tot in de eeuwigheid.
Kunst en Schrijven - Oostende