DE HEMELSBLAUWE REGENJAS

6 jul 2018 · 7 keer gelezen · 0 keer geliket

Mevrouw Scales zat achter haar raam te kijken naar de overkant, zoals ze vaak deed sinds haar man bijna 2 jaar geleden overleden was,  en omdat haar oude benen andere activiteiten moeilijk maakten.

Ze keek naar die ene woning die haar nieuwsgierigheid het meest prikkelde:

de villa van de heer en mevrouw Bakelants.

Het was vrijdagavond en mevrouw Scales wist precies wat er dan ging gebeuren.

En inderdaad: stipt om zes uur kwam meneer Bakelants naar buiten, trok de deur

dicht met een kordate ruk, stapte in zijn Jaguar en scheurde weg.

Als de normale routine zou gevolgd worden – iets waar mevrouw Scales geen moment aan twijfelde - zou hij slechts op zondagavond terugkomen.

‘’In de weekends moet mijn man altijd klanten ontvangen of op recepties aanwezig zijn” 

Deze verklaring had mevrouw Bakelants eens gegeven bij een kopje koffie, in de zetel bij haar overbuurvrouw, terwijl deze laatste hier niet eens naar gevraagd had.

Maar iedereen in de straat – en zeker die overbuurvrouw  - was ervan overtuigd dat meneer Bakelants niet naar zijn bureel ging, noch naar enige receptie, maar wel naar zijn minnares in Brussel, om ongetwijfeld het zoveelste passionele weekend door te brengen en zijn arme echtgenote alleen en verweesd achter te laten.

Mevrouw Scales kon precies de pijn en de frustratie voelen, die zich telkens van mevrouw Bakelants moest meester maken.

Haar echtgenoot – mister Scales – mag dan wel een Engelse gentleman geweest zijn, ook hij durfde wel eens zwichten voor de genoegens van een ander bed.

Op een winterse avond had het lot hen letterlijk in mekaars armen gedreven, toen mevrouw Scales uitschoof in de Londense sneeuw en mister Scales haar precies op tijd kon beletten hard contact te maken met het voetpad.

Enkele maanden later had hij het leven in Europa’s grootste hoofdstad ingeruild tegen een rustig bestaan in het Vlaams-Brabantse dorpje waar mevrouw Scales nu als weduwe achter haar raam zat.

Maar hoe snel en hoe goed mister Scales zich de Vlaamse taal ook had toegeëigend, liegen in die vreemde taal bleek toch moeilijk te zijn.

En dus wist zijn echtgenote telkens precies wat hij bedoelde met ‘langer werken’ of ‘een onverwachte vergadering’ en voelde ze nu dus telkens mee met haar arme lotgenote; elk weekend.

Terwijl ze meneer Bakelants zag wegrijden, dacht mevrouw Scales aan de ettelijke keren dat zij haar echtgenoot had dood gewenst.

Hoe groot haar liefde voor hem ook was, bij de keuze tussen zijn ontrouw verdragen of zijn weduwe worden, zou zij steevast voor de tweede optie gekozen hebben.

Haar gedachtengang, die haar weer naar het verre verleden had geleid, werd op die bewuste vrijdagavond plots onderbroken door een nog niet eerder geziene gebeurtenis.

En was het niet in de hoop op niet eerder geziene gebeurtenissen, dat mevrouw Scales zo vaak achter haar raam zat ?

Er stopte een taxi voor de oprit van de Bakelants residentie,  een man stapte uit en begaf zich met gezwinde tred over de oprit naar de voordeur. Het viel mevrouw Scales op dat hij niet groot was, een vrij omvangrijke sportzak bij zich had en een deukhoed droeg,  die bij haar overkwam als lang uit de mode.

Maar vooral dat hij een hemelsblauwe regenjas aanhad.

‘Vreemde kleur voor een regenjas’’ dacht mevrouw Scales, ‘nog nooit gezien eigenlijk’.

Maar een nog grotere verrassing dan de kleur van de regenjas stond haar te wachten: de vreemde man haalde uit zijn zak een sleutel en opende daarmee de voordeur.

Mevrouw Scales wist in eerste instantie niet wat ze hier moest van denken, behalve dan dat ze dit op de voet zou volgen.

Toen enkele uren later echter geen hemelsblauwe regenjas terug opgedoken was, zag zij zich geconfronteerd met een verscheurende  keuze: blijven wachten of toch maar met onbevredigde nieuwsgierigheid het bed opzoeken. Haar vermoeide lijf en leden deden haar uiteindelijk zwichten voor optie nummer twee.

Wanneer zij de volgende morgen ontwaakte, gingen haar gedachten onmiddellijk uit naar die regenjas. Vlugger dan gewoonlijk was zij uit haar bed en begaf zich naar het raam in de hoop iets te zien.

Zij zag mevrouw Bakelants, druk bezig het gazon te maaien.

‘Zou ik er durven naartoe gaan ?’ vroeg mevrouw Scales zich af, ‘en ga ik dan iets te weten komen ?’.

Haar nieuwsgierigheid haalde het van haar schroom, en nadat zij zich in record tempo had aangekleed, trok zij leunend op haar wandelstok naar de overkant van de straat.

Mevrouw Bakelants zag haar naderen en zette beleefd de motor van de grasmaaier stil.

‘Goede morgen mevrouw Scales. Mooi weer, nietwaar ?’

‘Heel mooi, mevrouw Bakelants, daarom dacht ik: direct naar buiten om ervan te genieten.’

‘Noem mij maar Julie hoor’ zei mevrouw Bakelants en dacht bij zichzelf ‘dat heb ik toch al vaker gezegd!’

‘Ah, ja, Julie… Het gazon afdoen: is dat eigenlijk geen mannenwerk ?’

‘Tja, u weet, weekend hé, dan is mijn man hier niet veel te vinden. Dus doen we het maar zelf, nietwaar ?’

Mevrouw Scales trok haar stoute schoenen aan, vrezend dat zij anders toch niets te weten ging komen:

‘Ik dacht dat die meneer van gisterenavond u misschien wel zou helpen ?’

Julie Bakelants keek even niet begrijpend:  ‘Meneer van gisterenavond ?’

‘Tja, excuseer, nu lijk ik misschien zeer nieuwsgierig. Het is alleen: de kleur van zijn regenjas viel mij zo op en daarom dat ik aan hem terugdenk.’

‘Ah, ja, nee, dat was de meneer van euh… het ziekenfonds die even langskwam om iets te bespreken. Nee, die doet mijn gazon niet af..helaas.’

Dit laatste zei ze met een verlegen lachje.

‘Enfin, ik ga u laten, anders gaat uw gazon nooit klaar zijn, hé. Nog een prettige dag, mevrouw… euh Julie.’

‘Ja, u ook !’

‘De meneer van het ziekenfonds, dat zal wel’  mompelde mevrouw Scales in zichzelf, terwijl ze terug naar de overkant stokte.

Wat zij de vorige avond al had vermoed, werd voor haar part nu bevestigd: mevrouw Julie Bakelants had een minnaar.

Aanvankelijk vond zij dit een schokkende gedachte en beschouwde zij het als haar plicht om ervoor te zorgen dat heel de straat dit belangrijke nieuws door haar goede zorgen zou te weten komen.

Vrij vlug echter dacht zij terug aan haar eigen huwelijk: hoe vaak had zij niet in dezelfde situatie willen zijn, om haar ontrouwe echtgenoot met gelijke munt terug te betalen.

‘Eigenlijk verdient die arrogante brombeer niet beter’ bedacht zij zich.

Dus toen mevrouw Scales de volgende vrijdagavond voor haar venster zat, nieuwsgierig of de film die zich voor haar ogen ging afspelen een heruitzending zou zijn van de vorige week, had zij dus nog met niemand gesproken om haar kennis te delen.

Tot haar eigen verbazing.

En het werd inderdaad een heruitzending van de vorige week: rond zes uur stapte meneer Bakelants  in zijn wagen en scheurde weg, en drie kwartier later stopte een taxi voor de deur en de hemelsblauwe regenjas nam zijn plaats in de woning in, per sleutel.

Mevrouw Scales had zich vast voorgenomen om deze keer haar nieuwsgierigheid niet de bovenhand te laten nemen, en dus geen vragen meer te stellen.

Tot haar verbazing kreeg zij enkele dagen later zelf bezoek van Julie Bakelants, die haar een en ander duidelijk maakte, zodanig dat zij de daaropvolgende vrijdag alweer geïnteresseerd achter haar raam zat, gereed om het schouwspel in zich op te nemen.

Om vast te stellen dat rond zes uur niemand in zijn auto stapte en wegreed: allerminst nog de heer Bakelants.

‘Zijn minnares zal het druk hebben, zeker ?’ vroeg mevrouw Scales zich mompelend af.

Om vervolgens vast te stellen dat, kort na zes uur, Julie Bakelants zelf buitenkwam, in haar kleine auto stapte en wegreed, weliswaar met iets minder gierende banden dan haar echtgenoot de gewoonte had.

‘Eigenaardig’  dacht mevrouw Scales, terwijl zij zich overeind hees en naar de keuken ging om een pot Darjeeling thee te zetten, in de hoop dat deze favoriete bezigheid niet zou veroorzaken dat zij enige activiteit van de overburen miste.

Nog maar net had zij zich terug neer gevleid op haar uitkijkplaats en voorzichtig een nipje genomen van haar grootste verslaving, toen de inmiddels gebruikelijke vrijdagse taxi arriveerde.

Het was kwart voor zeven.

De hemelsblauwe regenjas stapte uit, betaalde en begaf zich naar de voordeur. Ditmaal bleef de sleutel achterwege en werd er aangebeld.

Enkele seconden later zwaaide de deur open, en meneer Bakelants verscheen in de deuropening, met een vragende blik die snel overging in verwondering toen hij de aanbeller bekeek.

Deze haalde uit de rechterzak van de regenjas een voorwerp, dat mevrouw Scales twee seconden later identificeerde als een pistool, toen het met twee luide knallen evenveel kogels afvuurde op meneer Bakelants, die achterover sloeg als getroffen door een razende dinosaurus.

De hemelsblauwe regenjas boog even voorover om zich ervan te vergewissen dat de taak volbracht was, stak het pistool terug in de jaszak en wandelde weg in de andere richting.

Mevrouw Scales, die heel het schouwspel had gadegeslagen met steeds groter wordende ogen, zag de dader de dreef inslaan van waaruit de taxi steeds tevoorschijn was gekomen, daarbij een kalmte uitstralend die ze niet zou verwachten van iemand die juist een moord heeft gepleegd.

Zij keek rond naar de andere huizen aan de overkant en stelde vast dat er nog niemand was buitengekomen, ook al hadden de schoten echt wel luid geklonken.

Te luid om niet gehoord te worden, vond mevrouw Scales.

Zij verkeerde in grote twijfel: moest zij nu de politie bellen ?

Eigenlijk wou ze liever dat iemand anders deze honneurs zou waarnemen, maar nog steeds bleef de straat leeg.

Tot plots een auto uit de dreef kwam gereden; mevrouw Scales zag Julie Bakelants stoppen voor hun villa, uitstappen en – toen ze haar echtgenoot zag liggen – ernaar toe lopen.

Zij bukte zich en begon dan luid te huilen en te roepen ‘oh nee, oh nee, wat… wat…’.

Inmiddels waren verscheidene buren opgedoken en zij begaven zich aarzelend richting Bakelants residentie.

Mevrouw Scales wou niet achterblijven, maar bleef toch op een respectabele afstand van de plaats des misdaads, om schokkende beelden te vermijden.

Zoals zij gewenst had, was iemand anders inderdaad zo attent geweest de politie te verwittigen, want enkele minuten later kwamen twee politiewagens met luide sirenes aangevlogen.

‘Iedereen achteruit!’ zei één van de agenten dwingend, ‘kom mensen, zo ver mogelijk weg van deze plaats’.

Julie Bakelants zag mevrouw Scales staan en kwam naar haar toe, met ogen rood van het huilen en een verschrikte blik.

‘Mevrouw Scales’ snikte ze, ‘hoe verschrikkelijk.’

‘Kom mee naar mij thuis om wat te bekomen, kom’ zei mevrouw Scales bemoederend.

‘Ja maar… de politie dan ?’

‘Die hebben het nu druk. Die zullen straks wel komen.’

Arm in arm ging het richting overkant.

Toen ze het huis binnen waren, zei Julie Bakelants: ‘Ik ben bang van de politie; zij gaan mij natuurlijk verdenken, da’s het gemakkelijkst’

Mevrouw Scales bekeek haar en zei, half geruststellend en half complotterend:

‘Jij was bij mij toen het gebeurde, zo simpel is het.’

Julie Bakelants bekeek haar met een verwilderde blik; tegelijk dacht zij na over het voorstel.

Dan bedacht ze:  ‘Maar ik ben daarjuist met de auto komen aanrijden ?’.

Mevrouw Scales bleef heel overtuigd:  ‘Niemand heeft dat gezien, op dat moment was de straat nog leeg; dus jij was bij mij toen het gebeurde – ok ?’

Op dat moment klonk de deurbel heel luid, zodat Julie Bakelants rechtveerde uit de zetel.

Mevrouw Scales keek uit het raam: ‘Het is de politie’ zei ze en opende de voordeur.

‘Goeienavond mevrouw, ik ben commissaris Pittoors, Gerechtelijke Politie en dit is mijn medewerker Peeters.’

‘Kom binnen, heren’ zei mevrouw Scales.

Julie Bakelants kwam hen tegemoet:  ‘Goeienavond, ik ben de vrouw van de…’ zij snikte even ‘…van het slachtoffer. Het is een nachtmerrie’.

‘Onze deelneming, mevrouw. Een buurvrouw heeft gezegd dat u hier was, bij uw vriendin.’

‘Ja, ik kon daar niet blijven…en al dat bloed. Ik wou van pure consternatie wegrijden met de auto, maar ben onmiddellijk teruggekeerd. Ik leek wel gek…..’

Mevrouw Scales bekeek Julie Bakelants:  een goede ingeving, dacht ze;  als iemand Julie toch met de auto had zien komen, was dit nu verklaard. Ze bewonderde de koelbloedigheid van haar overbuurvrouw.

‘Dat begrijp ik, mevrouw,’ zei de commissaris, ‘Ondanks dit moeilijke tijdstip, zou ik u toch enkele vragen willen stellen.’

‘Ja, ok, natuurlijk…’

‘Ik heb al even met de buren gesproken, maar niemand heeft de moord zien gebeuren, blijkbaar.’

Hij klonk teleurgesteld.

Mevrouw Scales vond het moment gekomen om in te vallen.

‘Toch wel, meneer de agent, wij hebben het zien – enfin vooral horen – gebeuren.’

‘Ah !’ repliceerde de politieman met enige verwondering.

‘Wij zaten – enfin Julie en ik dus – wij zaten hier te praten dicht bij het raam, we hoorden twee schoten – heel luid, echt heel luid – en we hebben de dader zien weggaan.’

‘Ah !’ de commissaris werd steeds blijer.

‘Ja, het was…’

‘Mag ik dat horen van mevrouw Bakelants zelf, als het voor u goed is, mevrouw ?’

Julie Bakelants nam aarzelend over:  ‘Hij droeg een regenjas in een speciale kleur – een soort blauw..’

‘Hemelsblauw’ vulde mevrouw Scales aan.

‘…en een nogal ouderwetse deukhoed, en hij had een sportzak bij zich, en…’

Zij aarzelde.

‘En…?’ vroeg inspecteur Peeters benieuwd; het was de eerste keer dat hij zijn mond opendeed.

Hij was duidelijk de tweede in de hierarchie van de aanwezige politiemensen.

‘En…’ ging Julie Bakelants verder ‘…Ik weet wie hij is..’

De twee politiemannen konden hun enthousiasme nauwelijks verbergen, en hun verbazing toen zij vervolgde:

‘..hij is – enfin hij was – mijn minnaar. Maar, commissaris, ik weet enkel dat hij Matthias heet en getrouwd is. Hij wou geen verdere informatie geven, omdat ik niet meer wou dan enkel minnaars zijn. Hij wou veel meer.’

‘Wilt u nu zeggen, dat u zijn achternaam niet kent, of zijn adres ?’ vroeg commissaris Pittoors ongelovig.

‘Nee. We hebben eerst enkele keren in een hotel afgesproken, en de twee vorige vrijdagen is hij bij mij thuis geweest. Vorige week zei hij dan dat hij op deze basis niet wou verdergaan, en dat hij me een geweldig afscheidscadeau zou bezorgen.’ Julie aarzelde en slikte even: ‘En dat heeft hij dus inderdaad gedaan. Ik had geen benul dat hij dit bedoelde.’

Het enthousiasme van de twee rechercheurs was danig bekoeld, toen Pittoors vroeg:

‘Had u hem gezegd dat uw man vanavond alleen thuis was?’

Julie Bakelants knikte met een schuldige blik in haar ogen.

Mevrouw Scales vond dat het nog eens haar beurt was, en zei:

‘Ik heb hem de vorige twee vrijdagen zien komen, commissaris, dat klopt.’

Commissaris Pittoors zuchtte onhoorbaar:  ‘Dus we zoeken een man in een hemelsblauwe regenjas met een ouderwetse deukhoed en een sporttas, die Matthias heet en getrouwd is. Veel is het niet….’

Julie Bakelants zweeg. Mevrouw Scales ook.

Inspecteur Peeters durfde nog eens:  ‘En hebben jullie hem zien weglopen ?’

‘Ja, meneer de agent,’ zei mevrouw Scales, ‘Hij liep niet, hij wandelde eigenlijk heel rustig de Dennendreef in – daar..’ en zij wees naar de overkant, naar de dreef naast de Bakelants villa.

‘Te voet ?’ vroeg Peeters verbaasd.

‘Te voet !’ bevestigde mevrouw Scales.

De twee politiemannen leken er minder en minder van te begrijpen.

‘Bon,’ zei Pittoors dan, ‘we moeten nu terug naar de overkant, naar de plaats van het misdrijf. Straks komen we terug naar hier voor jullie volledige verklaringen, en een zo volledig mogelijke beschrijving van de verdachte.’

Waarop de twee mannen de woning verlieten.

Julie Bakelants keek met vragende blik naar haar buurvrouw:  ‘Mevrouw Scales, waarom wil u dit voor mij doen ?’

‘Noem mij nu maar Constance, mijn kind. En waarom ? Omdat ik je echtgenoot niet mocht. Niemand hier in de straat trouwens. Hij was – vergeef me, meisje – een arrogante bullebak. Bovendien is hij een keer – nog niet zo lang geleden – heel onbeleefd tegen mij geweest, en dat vergeef ik niet. En dan zijn ontrouw. Ik heb ook zo een man gehad, en ik heb vaak gehoopt en gedroomd dat iemand hem zou vermoorden, liefst nog voor mijn ogen. Dat is nooit gebeurd, maar met uw man mocht ik dat wel beleven: met mijn eigen ogen toezien en – vergeef me – ik heb ervan genoten als van een goeie film.’

Mevrouw Scales zweeg even, toen ze de verwonderde blik van Julie zag, en zei dan:

‘Ik zou het erg vinden als een braaf meisje als jij daar dan grote last mee zou krijgen.’

Julie Bakelants knikte, heel dankbaar.

‘Wij zijn allebei veel te braaf geweest,’ ging Constance Scales verder, ‘allebei nooit met gelijke munt terugbetaald door zelf een minnaar te hebben.’

‘Veel te braaf….’ beaamde Julie Bakelants mijmerend, ‘nooit een minnaar gehad, nooit zelfs maar gedacht aan iemand anders.’

Mevrouw Scales stond recht: ‘Kom Julie, we moeten nu actie ondernemen, vooraleer die inspecteurs hier terug staan.’

Ze aarzelde even, bekeek Julie Bakelants minzaam en zei:   ‘Ik bewonder je durf en doorzettingsvermogen, Julie, heb ik nooit gehad.’

Zij nam vervolgens de pook naast het open vuur en rakelde de vlammen op tot ze hevig brandden.

‘Ik ben altijd dol geweest op een open vuur’ zei Julie Bakelants enthousiast.

‘Ja,’ voegde Constance Scales eraan toe, ‘dat heeft vele voordelen.’

Daarop haalde haar buurvrouw – en nieuwe vriendin – de sportzak uit de garage, en schudde de inhoud leeg in het knetterende vuur.

Met dromerige blik, en zonder een woord te zeggen, keken de twee dames toe hoe het vuur de hemelsblauwe regenjas en de ouderwetse deukhoed verteerde.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

6 jul 2018 · 7 keer gelezen · 0 keer geliket