Veeg die paarse lippenstift van je lippen,Pia. Eén piercing volstaat. Jij hebt dit niet nodig. Je bent mooi, verknoei jezelf niet.
Ik wil mezelf voltekenen. Ik wil een kaart van de wereld rond mijn navel laten tatoeëren. Ik wil gelezen worden. De hele mensheid verdwijnt in mijn schoot. Mannen. Vrouwen. Kinderen. Ze lossen zich allemaal in mij op. Ik adem sterren uit. Het leven is niet moeilijk. Het is duidelijk. Ik heb gewoon nog niet de taal ontwikkeld om uit te leggen hoe het zit. Geef me tijd. Hallo! Zit jij op een andere planeet misschien?
Iets voor vier uur. Vince en ik vrijen. Ik open mijn mond om de adem uit mijn lichaam te bevrijden en zie hoe mijn ziel als een wolk engeltjes ontsnapt. Vince hapt de gestrande zielenengeltjes uit mijn hals en vermorzelt ze tussen zijn tanden. Ik kreun, geniet van hoe mijn lichaam uitgeademd wordt. Ik loop leeg. En hij vult me met zijn verlangen. Hij zucht zijn zweet op mijn huid en pompt zijn leven door mijn aderen. Ik verdwijn. Mijn hart klopt in mijn longen, in mijn keel. De sterren spatten voor mijn ogen uiteen. Het is vier uur geweest. We liggen op bed. Onze geslachten staren elkaar bloeddoorlopen aan. Allebei rood verwond door te veel genot. Wapenstilstand. We zwijgen. Ik wil iets zeggen. Ik wil Vince vertellen over het monster dat in mij woont, dat mij soms verscheurt uit onenigheid. Ik wil Vince vragen het uit te drijven. Nog een keer. Vince? Teder verzegelt hij mijn lippen met een kus.
Op de straatstenen ligt een hoopje mens. Het is Pia. Ze ligt onbeweeglijk stil om het monster niet opnieuw te wekken. Ze registreert de schade die het heeft aangericht in haar lijf toen ze het gisterennacht heeft willen temmen. Ze wilde het verdrinken in liters alcohol. Ze heeft zijn honger gestild met vergif. Het is kalm in haar hoofd nu. Er is rust. Het monster is verbannen naar een uithoek in haar brein. Het is er nog steeds. Ze hoort het, het ritme van haar hartslag dirigeren met het gebonk van zijn stompe klauwen tegen haar schedelpan. Ze voelt het zijn klauwen scherpen aan haar ruggengraat bij elke beweging die ze maakt. Pia, word wakker Pia. Je moet weer aan de wandel. Je moet me begrijpen. Ik heb jou nodig.
Vandaag ligt het grijs dik uitgesmeerd over de hemel, als een boterham met choco om jezelf mee te verwennen op druilerige dagen. Vandaag laten de regengoden hun pierenverdriet los hangen over de straten . Bij elke stap is het uitkijken voor natte tenen. Een dag om samen iets te doen. Een dag om van elkaar te genieten. Een dag om eens een luchtje te scheppen? Op het marktplein staat een kermis. De koude lucht bevriest de geur van friet en smoutebol. Nog zeven stappen en de kermis tilt Vince en mij op en neemt ons mee. Doldraaiende dynamo’s doen de grond onder onze voeten trillen. Sirenes loeien triomfantelijk boven de beats van de botsauto’s uit. En we zijn vertrokken! Vince klaart helemaal op. Hij zoent me vol bloemsuiker. Mijn mond is een paarse bloem. Hij neemt mijn hand en troont me mee langs kramen en karren, koningen en narren. We lachen. Ritje maken? Betaal met je leven.
Het monster zit in een potsierlijke jurk op Pia te wachten. Haar kolossale hoofd staat krampachtig op haar knokige lijf. Misschien kan haar nek het niet dragen. Misschien bespaart ze de voorbijgangers de aanblik van haar mismaakte gelaat. ‘Fortuna’ licht op in neon boven haar.
Jongeman. Wil jij weten wat er voor jou en de jongedame in het verschiet ligt?
Zie dat aan! Pia! Walgelijk. Hey, Frankenstein! Vijf euro voor het verhaal van ons leven.
De waarheid is niet mooi, jongeman.
Fortuna komt maar traag in beweging. Eén voor één laat zij kleurrijke kaarten door haar klauwen gaan. De kluizenaar. De wereld. De hogepriesteres. Haar kaarten liggen in drie stapels voor ons neer. Stilte nu.
Ik kan Vince niet aankijken. Hij is niet wie ik ben. Deze vrouw, dit monster. Ze richt haar kolossale hoofd op en zoekt mijn ogen. Ze wandelt bij me naar binnen. Ze heeft mij herkend. Ze zet haar tanden in mijn hart. Ik lees haar waarheid. Ik voel hoe van onder mijn wallen onbedwingbare tranen opwellen. Het zal wel weggaan, hoor ik mezelf tussen tranen door prevelen.
Het zal wel weggaan. De wereld zal verdwijnen. In mijn schoot. Iedereen verdwijnt erin. Mannen. Vrouwen. Kinderen. Ik adem sterren uit. En alles zal rust zijn.