Lezen

Reünies en ruïnes

Onlangs waren mijn eega en ik op een reünie van een groep die zij ooit beschouwde als haar thuis. Het is voor mij de derde reünie in een jaar tijd. Misschien zegt dat iets over de plotse hang naar nostalgie op vijfendertigjarige leeftijd, ware het niet dat het dan vooral de anderen zijn die een acuut verlangen naar vervlogen tijden te beurt valt, want bij mij heeft nostalgie zich al in mijn kruin genesteld zodra ik voelde wat vergankelijkheid was, zodra ik besefte dat dit ene moment, die ene seconde, nooit meer zou terugkomen. Als klein ventje greep die gedachte me al naar de keel. Ik word, introvert zijnde, niet meteen wild van het idee van zo’n post rem samenkomst. Het kan me nooit voorbereiden op de onvoorstelbare hoeveelheid onvoorspelbare anekdotes van vroegere kennissen die ein-de-lijk wat te vertellen hebben. En toch zijn deze reünies spek naar mijn bek. Zelfs als het een reünie van mijn vrouw betreft en ik de genodigden nauwelijks ken.Toen we achteraf thuis aan de eettafel zaten te reflecteren, zoals wij dat wel eens plegen te doen na een sociaal evenement, zei ze dat ze blij was dat ze voor mij had gekozen en niet dat andere pad had gevolgd. Ze had een grote afstand gevoeld, er was een magie gebroken, een blinddoek afgevallen. Ik vroeg of het gevoel teleurstelling was, maar ze antwoordde negatief. Het was eerder een gevoel van opluchting, of verheldering. Zelf had ik ook dat gevoel. Hoewel ik met een zekere kerel een onderhoudend gesprek had, bleef het haar verleden, niet het mijne. En ik had geen commentaar willen geven. Maar dat gevoel van verheldering had ook mij bekropen. Het zijn antwoorden die je op zo’n moment krijgt, antwoorden op nooit gestelde vragen, die als een verfrissende plensbui uit de hemel vallen. Het is gek hoe ontnuchterend het kan zijn om je verleden weer op te zoeken. Het lijkt alsof niemand verder is gegaan, alsof iedereen nog exact is wie hij of zij was. Oké, er zijn rimpels, vetlagen, kale plekken, kinderen en bedrijfsfuncties bijgekomen, maar voor de rest voel je je, bij gebrek aan een beter woord: volwassen, in de oorspronkelijke betekenis van het woord: volgroeid. Nu vraag ik me af of dat een intrinsieke eigenschap is van een reünie. Misschien voelen we ons daar allemaal volgroeid en lopen we voor elkaar ons gezicht op te houden. Misschien is het gevoelsbedrog. Zijn reünies gedoemd om te mislukken? Kunnen ze er niet voor zorgen dat we elkaar ontmoeten in die hogere, verdere levensfase? Of slagen ze net wonderwel in hun opzet, namelijk de tijd stilzetten en het gevoel geven dat niemand veranderd is ten opzichte van vroeger? En wat als jij wél veranderd bent?De antwoorden waarover ik zopas schreef, lijken alsnog vermomde vragen. Het is ook treffend dat het woord reünie sterk lijkt op ruïne. Je bezoekt een afgebrokkeld verleden, waarin de geest van weleer nog steeds voelbaar, doch een schim van zichzelf is.

Lennart Vanstaen
3 0

Neen, die augurk is geen implantaat

  Ik passeer daar sowieso regelmatig. Rouwcentrum 'Het Nieuw Begin' is op de hoek van de Martelaerenlaan met de Steenweg op Vloethem. Als ik richting Alfreds frituur trek, dan sla ik daar rechtsaf. Moet ik naar de cursus Nederlands, dan is het gewoon rechtdoor en kom je vanzelf aan dat kleine gesticht met zijn dubbele medeklinkers en summiere herinneringen aan naamvallen zoals die in degelijke talen gebruikt worden. Het is belangrijk dat we samen de tekst doornemen. Begrafenisondernemer Meneer Meeganck ziet graag doodzantjes zonder taalfouten. Met die opdracht ben ik hier: de opmaak van zo’n kaartje, met meestal op de voorkant een foto van de overledene. Op de achterzijde boven in het midden een kruisje. Daaronder de naam van de dode. Nog wat lager een opsomming van noemenswaardige lidmaatschappen van verenigingen. Dan worden nog de geboorte- en sterfdatum vermeld, ook de plaats van die geboorte, de plek van heengaan, alsook de plaats en het tijdstip van de eredienst. Doorgaans wordt dat afgesloten met een gedicht als er nog plaats overblijft. Desnoods iets van Toon Hermans. Een flard uit het Testament kiest men niet zo vaak meer. Namen van echtgenotes, minnaresen en kinderen worden op zo'n doodsprentje van een vader doorgaans niet vermeld. Nu goed, gelukkig heeft hij niet veel kinderen verwerkt, zou hier een randopmerking kunnen zijn. Laten we misschien toch iets korts daaronder zetten, zegt Meneer Meeganck. Heeft U een voorkeur? "Ja, zet maar: Ouders zijn in de eerste plaats wezens die trauma’s veroorzaken en daarvoor nooit gestrafd worden." Is dat niet te algemeen? Ouders in het meervoud? Dat vraagt hij, terwijl zijn stem me zalft met gelatenheid. "Neen. Zo is het perfect. Meestal is de ene dader en de ander pleegt schuldig verzuim." Oké dan, en heeft U een fotootje meegebracht? "Het memorykaartje is helaas een implantaat dat zich niet in verbinding kan stellen met externe toestellen." Dat zeg ik natuurlijk niet en schudt gewoon ontkennend het hoofd. Dan zet ik daar gewoon een boom zonder bladeren. "Uitstekend! Doe maar een pijnboom. Die pitten zijn trouwens niet zo goedkoop. Dat voegt op die manier wat waarde toe aan het geheel." Opnieuw een zin die ik niet uitspreek ik knik gewoon om in te stemmen. Dat ging dus best vlot. De buitenlucht wordt snel weer ook van mij. De plaats, de datum van die eredienst vergeet ik al na enkel stappen en een trein raast voorbij. Links van me gebeurt dat, bovenop een berm. Opschrijven zal ik ze straks wel, die enkele zinnetjes. In Alfreds frietkot hangt sinds kort een ideeënbus. Het doel ervan is duister, want aan het concept van zijn etablissement moet en zal niets veranderd worden. Het menu is er rustgevend goed en ik houd gewoon van de onschuld die daar leeft. De augurken in hun pot verdragen het zuur door de toevoeging van wat suiker bij het inleggen en de stoverijsaus is donker genoeg.     uit de reeks 'Alfred frietkabouter'

Bernd Vanderbilt
4 1

Verhaaltje: De leeuw

Verdrietig tuurt de oude man over de brede, droge rivierbedding. De barsten in de bruine kleigrond op de bodem kijken hem spottend aan. De bruisende havenstad, die ooit het leven in de delta bepaalde, was met het water mee verdampt. Een groen bemost, verrot staketsel probeert wanhopig rechtop te blijven staan, als een trotse overblijver van de verloren stad. Weemoedig denkt de man aan de schepen die er aangemeerden, stuk voor stuk volgeladen met mysterieuze specerijen en fantastische wezens die tot dan toe enkel in verhalen bestonden. Plots spat een druppel uit elkaar, midden op de hand van de man. Hij schrikt, want hoe verdrietig hij ook is, huilen doet hij niet. Hij kijkt op en ziet een leeuw die ongemerkt naast hem is komen zitten. De leeuw legt een zware poot op zijn arm. Hij voelt de verrassend zachte vacht over zijn huid strelen. Het grote beest huilt. Dikke tranen rollen over zijn snuit.  Medelijden overspoelt de man. Hij begrijpt perfect hoe de leeuw zich voelt. Liefdevol streelt hij de fluwelen poot van het gevoelige dier. ‘Niets is voor altijd,’ zegt hij troostend.  De leeuw kijkt hem aan en legt zijn enorme kop voorzichtig op zijn schouder. ‘Nee,’ antwoordt hij, ‘soms is even al genoeg.’ De man legt zijn hoofd te rusten in de lange, rode manen van de leeuw. Zo blijven ze zitten. Vele eeuwen lang, tot ze verharden tot een massief, albasten beeld dat honderden jaren later door een projectontwikkelaar gevonden wordt. Samen, voor altijd.   Geschreven tijdens een bezoek aan de tentoonstelling "Albast" in museum M te Leuven bij het beeldje "Heilige Hiëronymus en de leeuw uit 1495 Meer lezen? Welkom op INSTAGRAM

Amanda Bos
25 2

Epikuros van den Aldi

  Ik denk dat toch. Elk dier, elke wezen zoekt naar een modus operandi om zich staande te houden. Dat is meer dan een manier om gewoon te overleven, ook om aanschouwd te kunnen worden en niet louter omwille van weerzinwekkendheid geweerd of zelfs vernietigd te worden. Zeg dat maar eens tegen een stinkdier, lacht Bernard, die weer eens in de vuilbak zit te snuisteren en er hoekjes frietpapier uitvist waarop ik gekrabbeld heb, maar blijkbaar niet onleesbaar genoeg. Het is touwens geen lachtertje voor een frietkotschrijver om zijn notities proper te houden en überhaupt iets op papier te kunnen zetten dat op een leesbare woordenrij lijkt. Om van een brij een rij te maken, volstaat niet de amptutie van een b. Dit zinnetje is zo banaal en daarom hoop ik dat diep genoeg in die vuilnisemmer zit. Dergelijk overschot is niet bruikbaar voor mijn woordcollages. Bovendien ben in een leek in theologie, filosofie, psychologie, meer nog, zelfs in eenvoudige mensenkennis. Daarom kan ik niet eens echt schrijven. Het is slechts aanmodderen, prutsen, wat twijfelachtige karikaturen bedenken, op amateuristische wijze sprookjesfiguren verzinnen en restjes rode draad gebruiken die amper te volgen zijn en waarvan niemand de kleur herkent. Ja. Zo erg is het. Alles wat de hogere sferen en de innerlijke mens betreft heeft mijn brein nooit echt aangekund, ook niet toen toch eens zo’n lesuurtje passeerde. In die bovenkamer leek er wel plaats voor een eenvoudig telraam, een speelhoekje voor simpele oefeningen in de logica, maar lag er geen hoe-en-waarom-boekje over dissectie van de geest en de mensheid. Het syllabusje antropologie bracht me later wel tot de uitspraak: Het is niet belangrijk de lengte van je piemel te vergelijken met die van de dieren die je hier ziet. Waarom mijn puberende zoon en ikzelf, daar binnengingen in die Antwerpse gevangenis voor wilde dieren, dat herinner ik me niet meer. Het was zeker niet uit leedvermaak. Het planetarium was die dag allicht gesloten of de trein der traagheid was omgeleid naar steden waar de leugen niet regeert. Het gebruik van dieren als personages in mijn verhalen is ook een truc om toch iets van geloofwaardigheid te scheppen. Die mag je laten zeggen wat je wilt. Niemand zal daar echt bij stilstaan of het gezegde al dan niet past bij het karakter van het personage. Zo doet men dat, een teveel aan lezers van zich af te schudden op pagina zeven. Een knullige beschouwing inlassen, en voor de opkomst van figuranten moet je gewoon wat geluk hebben. 100 dagen voor het einde van een schooljaar is het vandaag. Enkele leerlingen van de katholieke school Sint-Leo hebben zich verkleed als bekende atheïsten. Zo hoort dat eigenlijk op een dag als deze, wanneer geestelijk opstand moet zegevieren. Eén scholier komt opdagen in nonkels rolstoel, verkleed als Stephen Hawking. Hij trekt scheve smoelen zo nu en dan. Een andere leering van het zesde jaar draagt dan weer een baard van Sinterklaas en noemt zichzelf Epikuros. In zijn zakje van den Aldi zitten allicht voetzoekers en trekbommetjes. Zeg maar Sigmund, Freud Sigmund vandaag, hoor ik een knaap lachen tegen een jongen die zich de haren zelf heeft geknipt. De avond voordien zette hij een vergiet op zijn kop en volgde de boord met een schaar. Nu staat hij daar in pull met kap en zegt: Ik ben het. De Mark. Dé Mark Zückerberg. Dat wist ik niet. Mark is blijkbaar ook overtuigd atheïst. Hij twittert allicht niet, gelijk Donald J. Trump. Dan haalt zoiets moeilijker het nieuws en op zijn eigen media wil Mark allicht ook geen gebruikers afschrikken met enige vorm van duidelijkheid. En tout cas, Mark is effectief dermate ijdel als ik vermoedde, en pretendeert het dus te weten. God is fake news. I just tell you. But not too loud on my nasty Shitbook. Een Marx. Een Lenin. Die verschijnen ook. Met diezelfde overtuiging : God bestaat niet. Er is niets dat ons overstijgt! Dat bonte gezelfschap geraakt zelfs tot bij Alfred, tot in de frituur. Ze bestellen friet. Stoverie voor Mark. Marx wil er ook en Lenin vraagt een cervela. Ignace, Bernard en ikzelf aanschouwen dit. Wij zitten zonder Roeland aan ons tafeltje. Hij is er niet, want tante Hannelore moet bijna bevallen. Roeland houdt het bijna niet meer uit. Hannelore wel.       deel 4 van het filosofische pamflet 'Elk brein is een pooier' uit de reeks 'Alfred Frietkabouter'

Bernd Vanderbilt
2 0

Ulciscor (ALLEE IDEE! #2)

De ijzeren ketens wegen zwaar rond mijn polsen maar geven me een zeker gevoel. Want ik ben straks niet de persoon die ze zal dragen.Voor me ijsbeert Inaya heen en weer door de kerker. Met haar vingers trekt ze het bovenste laagje vel van haar lippen tot ze bloeden. In een hoek van de kerker zit Arihn gebogen over de Grimoire. Hun ogen zijn rood en er onder lopen donkere wallen. Toch staart die met een enthousiaste fascinatie naar de pagina’s die hen slapeloze nachten hebben bezorgd. Ik weeg af wie ik beter niet zou onderbreken. Ik neem een diepe hap adem. ‘Inaya…’‘Wat als ze je ontdekken!’ barst ze uit.Mijn ogen sperren zich kort voor ik me herpak. ‘Dat gaat niet gebeuren.’Arihn kijkt geen seconde op van hun boek. ‘Zeg nooit "nooit".’Ik werp een moordende blik naar de Heksenmeester die het nooit zal niet. ‘Dat gebeurt niet.’Inaya stopt abrupt met ijsberen en kijkt me met krankzinnige ogen aan. ‘Maar wat als…’‘Dan hebben jullie Eadwyn. Dat is het plan.’ Mijn polsen zitten al vast in de ketens en weerhouden me van haar te knuffelen en haar gerust te stellen. Ze draaft naar me toe en laat zich op haar knieën voor me vallen. ‘En jij dan?’ Haar groene ogen boren in de mijne. Ze doen me denken aan onze Velden voor ze in rook en assen opgingen.Mijn ogen beginnen te prikken bij de herinnering dus ik wend mijn blik naar een donkere hoek in de cel. ‘Eadwyn is ons doel. Ik red me wel.’Met een luide klap sluit Arihn de Grimoire en springt die van het strobed. ‘Kyra geeft enkel om wraak, zus.’ Arihn kijkt op me neer met een blik die zowel teleurstelling als begrip spreekt. ‘Zelfs als ze haar eigen ermee in gevaar brengt.’Uit mijn ooghoek zie ik tranen opwellen in Inaya’s ogen. We hebben deze discussie al gehad en mijn besluit staat vast. Maar het vreselijke gevoel in mijn borst ebt niet weg wetende dat ik haar hier pijn mee doe. Woorden zullen haar niet meer geruststellen dus richt ik me naar de Heksenmeester.‘Als er iets met mij gebeurt…’Inaya slaat een paniekerige kreet.‘ALS…’ benadruk ik met meer kracht in mijn stem. ‘Breekt het de spreuk?’Arihn schudt hun hoofd. ‘De enige manier om terug te wisselen is als Eadwyn en jij in contact komen met elkaar en jullie beide instemmen. Dus als één van jullie sterft…’Ik voel Inaya naast me verstarren maar ze protesteert niet meer.‘Dan blijft de ander voor eeuwig vast in het lichaam.’Dat is het plan. Ik knik naar Arihn. Het is tijd. Eadwyn zal boeten voor haar daden. Voor alle mensen die door haar beleid zijn gestorven, alle levens die zij bereid was om op te offeren zonder zelf nog maar een hand op te steken. In een ogenblik zal de Hogepriesteres van Efrea alles verliezen haar onderdanen, haar bondgenoten en het belangrijkste van al: haar magie. Eadwyn’s heerschappij zal eindigen.Zonder er nog een woord aan vuil te maken bukt Arihn zich neer en begint de magische symbolen op de vloer te tekenen. Het schrapen van krijt op steen vult de ruimte. Ik wissel een blik met Inaya.‘Ik weet dat je niet naar me gaat luisteren maar wees voorzichtig, alsjeblieft.'Haar warme hand glijdt in de mijne. Ik geef een geruststellend kneepje. Het is niet zozeer een belofte maar dankbaarheid. ‘Ik ben hier dankzij jullie, nu ga ik het recht zetten.’Arihn mompelt iets onverstaanbaars vanop de grond en klopt het krijt van hun handen. ‘We zouden niet in de deze situatie zitten als Eadwyn ons niet had verraden.’Ik bal mijn vuisten en voel een ader op mijn voorhoofd bonzen. Eadwyn’s machtslust en zoektocht naar magie was groter dan haar loyaliteit aan haar vrienden. Dus wanneer wij ervoor zorgden dat de troon van Hogepriesteres leeg kwam te staan vulde ze die plek maar al te graag op. We hadden het kwaad kunnen verslaan als zij niet voor de verkeerde kant had gekozen. Een zware druk beklemt mijn borstkas. Ik mis Isidore. Kon ze me nu maar zien, ik zal haar trots maken.Ik knijp harder in Inaya’s hand en zet al mijn opgeborrelde woede over in mijn stem. ‘Laat haar ervoor boeten.’Inaya is te onschuldig voor wat ik vraag maar ik weet dat zij ook dierbaren heeft verloren. Eadwyn zal niet hartelijk ontvangen worden. En er is nog altijd Arihn, lieve geschifte Arihn. Ik heb bijna spijt dat ik er niet bij zal zijn.Inaya en Arihn slenteren buiten de cirkel krijt. De Heksenmeester kerft gloeiende symbolen in de lucht terwijl die een rij oeroude spreuken herhaalt uit de Draconische taal. Inaya houdt mijn blik vast tot de laatste seconde.Arihn spreekt de laatste woorden uit en ik voel een wervelwind waaien rond mijn lichaam. Een grote kracht trekt aan mijn geest en lijkt het uit mijn lichaam te willen scheuren. Ik wil schreeuwen maar mijn stembanden weigeren het bevel. Mijn lichaam verweerd me en gooit me in het diepe duister. Zal ik nog Kyra zijn hierna?Mijn zicht vervaagt en het begint de vriezen in de kerker. Arihn’s stem bereikt me door de donkere wolken rond me als een echo.’Doe niets achterlijks, Kyra de ongelooflijke!’Voor even is alles stil. Inaya’s gesnik en Arihn’s gemompel is niets meer dan gefluister.Dan komt alles in één knal: het gelach van feestvierders, gejuich en gejoel, muziek en geklingel. Wanneer ik mijn ogen open knijp ik ze al snel terug dicht om het felle licht van de feestzaal te verweren. In de troonzaal hangen allerlei decoraties, sommige zelfs historische artefacten, gestolen veronderstel ik. Slingers met lampjes, kandelaars en kroonluchters zetten de kamer in vuur en vlam. Eadwyn draagt een weelderig donkergroen gewaad. Haar hakken boren in haar of nu mijn enkels. Mijn linkerhand klemt om iets, een zwaard besef ik. Ik staar naar het publiek om me heen. Ze grinniken en fluisteren mooie woorden over me, over haar. De Hogepriesteres kijkt met prachtige blauwe ogen naar hen terug. Sommigen blozen zelfs. Mijn blik glijdt over de kamer tot het valt op de persoon gebukt voor me.De man kucht om mijn aandacht weer op te wekken en ik vang de blik op van de man die me mijn verloofde heeft afgenomen.Heer Maddox knielt voor me, zijn rechterhand op zijn borst. Om zijn torso hangt een paarse sjaal met het teken van de Ridders. De achterbakse slang!Ik kijk nog een laatste keer door de zaal om de situatie te vergaren en mijn bloed begint te koken. Maddox wordt vandaag geridderd door Eadwyn.Isidore’s bloed is aan zijn handen en Eadwyn zou hem daarvoor belonen.‘Uwe Altesse?’Ik houd een stalen gezicht en kijk neer op de moordenaar van mijn zielsverwant. Mijn grip op het heft verstrakt.Zijn ogen vangen de beweging op en hij kijkt naar me op met iets dat lijkt op herkenning of verwarring.Mijn stem is de hare wanneer ik spreek en het volume vult heel de zaal. ‘Wat een eervolle man.’Maddox blijft trots zitten. Niemand in deze ruimte heeft me door.‘Dit heb je meer dan verdiend, oude vriend.’Vreugde vult me en ik beeld me Eadwyn in: verslagen en in ketens. Wraak proefde nog nooit zo zoet.Ik hef het zwaard op en hak.

Val Reijden
0 0

2050

    Laten we aannemen dat door ernstige stammentwisten Europa Brussel verlaat. Het is veel rustiger in Straatsburg. Vlaanderen vervalt tot armoede. België houdt op te bestaan en we worden ingelijfd bij de Nederlanders. Albert, Flip en de hele familie worden de deur uitgeschopt. Er wordt gezegd dat Fabiola in de meest armoedige omstandigheden moet overleven dat ze haar gehele hoedencollectie heeft moeten overhandigen aan de vrouw van Bart Bdw. In de anders zo drukke straten is het stil, maar de stilte wordt nu en dan onderbroken door een knal. De heer Bourgeois trekt in het kleine huisje in het Brusselse park; het doet hem denken aan het platteland. Hij is dol op tuinieren. In wat ooit het parlement was, heeft zich een geitenboer gevestigd. Het toerisme is volledig stilgevallen en elk monument staat te verkommeren. De gevangenissen zitten vol. De situatie in Oost-Vlaanderen is minder gunstig, aangezien de haven van Antwerpen sterk is gegroeid en het vroegere landbouwgebied tussen Antwerpen en Gent bijna volledig is omgevormd tot een havenzone. Na het vertrek van de Europese instellingen uit Brussel is de haven de enige bron van inkomsten geworden en de laatste hoop voor de steeds armer wordende bevolking. Religieuze sekten hebben hier de overhand. Er wordt ergens een beeltenis van een heilige gezien in de vorm van een beschimmeld brood, wat leidt tot een golf van religieuze activiteit en daaropvolgende aanvallen door de oproerpolitie, met dagelijks doden tot gevolg. Er is een wirwar van torengebouwen gebouwd om de vele werknemers van de Antwerpse haven te huisvesten. Het nieuwe Europa was de stammentwisten beu en had er met harde hand een einde aan gemaakt. Er werden afspraken gemaakt met de nieuwe heerser over de fermettes, Bart DW, en in ruil voor zijn heerschappij over de fermettes mocht hij de baas spelen. Een andere groep opstandelingen, de racisten, werden levenslang opgesloten in Melkplas, waar ze drugs kregen  hun beweging doofde uit. Ondertussen werden er grote bals gegeven in de Parijse en Berlijnse salons en was heel Griekenland opgekocht, waar de eeuwenoude spelen werden voortgezet, zoals vroeger. In de Parijse salons waren de Vlaamse mannen zeer populair, vooral bij de vrouwen die hun gespierde billen mateloos bewonderden. Ze waren de bestbetaalde lustmannengroep, hun jarenlange sporten hadden billen opgeleverd die de begerige ogen van velen trokken. Wanneer ze ouder werden, werden ze gedumpt in de fermettes.     Na vertrek naar Straatsburg heeft LA TOUT EUROPE voornamelijk Parijs als bestemming gekozen. Dit plan werd decennia geleden in werking gesteld, waarbij het centrum van Parijs armenvrij werd gemaakt. Tijdens de eerste ronde van de Franse verkiezingen jaren geleden, op een warme zonnige dag, lag links in de zon en kwam niet opdagen om te stemmen. Bij terugkomst bleek Le Pen de tweede grootste politicus te zijn. Tijdens de tweede stemronde hadden ze de keuze tussen Chirac of Le Pen, waarbij conservatisme hoogtij vierde. Sarko is hiervan een uitvloeisel, dankzij die ene luie dag in de zon. De conservatieven hebben ervoor gezorgd dat alleen de zeer rijken nog in Parijs konden wonen, terwijl alles wat arm was naar de buitenwijken werd verdreven. Straatsburg werd het middelpunt tussen Berlijn en Parijs, terwijl Brussel snel vergeten werd in de hoofden van de twee sterkste landen van Europa, alsof Brussel nooit had bestaan. Traditioneel gezien is de regio Vlaanderen een belangrijke leverancier van varkens voor de Parijse tafels. De vele boerderijen in de regio dienen als kweekplaats voor deze varkens, terwijl thuiswerk een grote vlucht neemt. De West-Vlaamse regio is relatief welvarend. In 2050 zal Noord-België voornamelijk worden gedomineerd door de haven, en de eens drassige weiden tussen Gent en de Schelde zullen de enorme bevolking die afhankelijk is van de haven moeten opvangen. In datzelfde jaar zullen de babyboomers hun soms enorme fortuinen overdragen aan hun nakomelingen, wat zal leiden tot een nieuwe klasse in het noorden van België die zal werken in de bloeiende IT-industrie. Deze klasse zal worden bediend door de nazaten van diegenen die de trein van fortuin en kennis hebben gemist, en ze zullen worden ondergebracht in enorme wooncomplexen op het voormalige Waasland. Naast deze klasse zullen er ook arbeiders zijn die met beperkte contracten werken en slechts tijdelijk in deze steden zullen wonen. De dienstverlenende industrie zal de bevolking voeden, kleden en verzorgen. Van de voedselkeet die fastfood levert aan de havenarbeiders tot de eerste hulpdiensten en de koeriers van banken en bedrijven, ze zullen allemaal te vinden zijn in de megasteden. De verbinding tussen de gebieden zal worden verzorgd door de Schelde, die de ader zal zijn die de meanderende megasteden zal bevoorraden. In de oude steden van wat eens Vlaanderen heette, zal het verleden bewaard blijven. Sommigen zullen echter betreuren dat deze exclusieve historische gronden niet langer bewoond zullen worden door wat eens Vlamingen werden genoemd. Er zijn zelfs mensen die beweren dat veel bedienden van de nieuwe rijken oorspronkelijk Vlamingen waren. Als er geen inspanningen worden geleverd om deze bevolking te overtuigen van de hedendaagse cultuur en kunsten, zullen ontevreden en ontgoochelde bewoners van de megasteden teruggrijpen naar de eeuwenoude woorden van vertroosting. In 2050 zullen de eeuwenoude steden overspoeld worden door enorme golven van de kuststeden, en er zal geen oplossing meer zijn. In 2099 zullen de nieuwe kusten worden overladen door een steeds groter wordende bevolking en zal er een beperking zijn van woongebieden. In Brugge stortte het ene huis na het andere in, de waterspiegel stond zo hoog dat het water tot in Brussel kwam. Vlaanderen spoelde weg... In de salons werd er verbaasd en verontwaardigd gereageerd op het bericht dat het eerste Europese handelshuis, dat in Brugge was gelegen, door het water was overspoeld. De dienst geschiedenis werd op het matje geroepen en er werd een commissie opgericht. Het idee om de verhoging van de waterspiegel tegen te gaan, werd verlaten. Alleen tussen Berlijn en Parijs werd een gigantische brug gebouwd waarop geleefd kon worden. Alles onder de brug werd ten prooi gegeven aan het water..   …………………………………………………

verf ed
0 0

ANTWERPEN DE JAREN 90tig samen met ANN, SISSSSEEEENN, EN THEO.

"Wil je met mij een galerie opstarten?" 'k Had al veel voorstellen gehoord aan vele tafels met veel pinten, maar dieman was iemand die zijn ideeën meestal ook realiseerde. Op dat ogenblik washij nog mede-eigenaar van het exclusiefste hotel van de lage landen, HOTEL ROSIER, datonder zijn dak de wereld als dorp had geïnstalleerd. Meer bepaald de wereldvan gekroonde en ongekroonde hoofden, van Betty Ford, de dynasty Ford, nazaaten van Henry Ford  van de Motor Company, de  familie Mars...,toenmalige prins en nu koning Filip, Ook uit de culture wereld waren de bezoekers emens, Marlene Dietrich....michael jackson is er niet geweest simpelweg omdat hij eiste dat de ingang van het hotel moest verbouwd worden zodanig dat hij met zijn limo het hotel kon binnen rijden. Dat vonden de eigenaars van het hotel er wat over.Toen de man de vraag stelde, had hij de avond tevoren samen met Sting eengedicht geschreven. Het voorstel kwam zeer gelegen. Het enige dat mij weerhield: ik wist dat samenwerken met die man zoubetekenen dat hij alles zelf zou willen organiseren. Mijn bijdrage zou zichbeperken tot het ophangen van kadertjes en het sleuren met wijn voor derecepties.  Dan was er mij een ander voorstel meer genegen. Sissssen had mij het voorstel gedaan. Ik zou zijn café drie dagen per weekmogen beheren. Het was een café in een van de belangrijkste uitgangsbuurtenvan A'pen. Bij navraag naar de eventuele winsten, begreep ik demogelijkheden. Ik kreeg een derde van de omzet, maar alleen als de omzetmeer dan tienduizend bedroeg. In de buurt werden omzetten vanzeventigduizend gehaald. Dus reken zelf. 70.000 deel door 3 is 23.000 X 4weeken is 92.000 duizend.  Als ik iedere week een dag meer haalde dan de helft, had ik al het driedubbele van mijn uitkering. Dat voorstel was me meer genegen. De sissssen had slechte huurders. Niet alleen hadden ze al maanden geen huurbetaald en waren ze met de noorderzon verdwenen, ze hadden ook een mesthoopachtergelaten. Het plan was dat ik gedurende een week, wat al rap drie wekenwerd, het café zou helpen proper maken. Daarna zou ik een week meedraaien.En vanaf dan mocht ik de zondag, maandag en dinsdag organiseren. De dinsdagviel er al rap af... Op zondag had ik 's morgens een brunch, en 's avonds een Afrikaanse avond ennacht. Het idee was een plaats te creëren waar de Afrikanen zich thuisvoelen, waar de taal Afrikaans is, waar de niet-Afrikanen zeer welkom zijnals gast van een Afrikaanse familie. Niet een café waar de klanten zichthuis voelen omdat een Afrikaan een Belgisch café beheerd. Ik wilde eenplaats die de illusie gaf in Afrika te zijn. Met een fantastische diskjockeyen andere attributen ben ik daar een paar weken in geslaagd. Voor maandaghad ik een homoavond gepland, inclusief een strip act. Iedere week kwam ermeer volk. Totdat de eigenaar opeens zijn café terug opvorderde. Hij gooide mij buitenmet de woorden dat hij geen jeanetten moest hebben. Er was voor hem eenbelangrijke voetbalmatch: Marokko - België. Met de woorden “tis nog altijd mijn café”.  En wat erger was: de laatste weken dat ik het café runde, was ik net niet aan mijn tienduizend geraakt. Negenduizendnegenhonderdtachtig was de laatste omzet. Ik had dus geen inkomen tijdens die weken, mijn uitkering had ikstopgezet. Want stiekem had ik ervan gedroomd het maximum te halen. Danverdiende ik 30.000 oude Belgische frankskes per maand.Dat wilde ik niet in op het spel zetten voor een illegale uitkering. Ik hadmijn uitkering netjes stopgezet en het zelfstandigen statuut aangenomen. Dus:geen geld, geen eten. De gaarkeukens had ik toen nog niet ontdekt. Het ergste was dat ik die klootzak een paar jaar eerder zijn eerste werk inmijn café had bezorgd. Toen was hij op een dag met de inkomsten van een weekgaan lopen. Naar Griekenland. Hij was opgegroeid in het kleinburgerlijkestadje waar de voornaamste fascistoïde blokmandatarissen hun eerstensuccessen behaalden. Wat konden hem in zijn gepamperde jeugdjaren mensenzoals wij, armoezaaiers, schelen. Hij was opeens verdwenen met debroodnodige inkomsten van mijn café C. Twee weken later had hij dan nog het lefom mij vanuit Griekenland op te bellen. Zijn geld was op. Ik ging er nietachter. Mijn geld was ook op. 'k Heb het zelfs nooit teruggezien. Zijn papakwam er al aan. Een maand later. De zon scheen, het was een zwoele zomeravond in de stad.Het was een fantastisch dagje geweest. Ik kwam van een receptie in café 't Been en liep via de Kammenstraat richting Groenplaats. Een goede vriend, een gay queer, kruiste mijn pad. De dag kon niet meer stuk.Ach, de ssssiiissssen, dacht ik, waarom ruzie blijven maken. Dus inviteerdeik mijn vriend(in) voor een drankje bij de ssssiiiiisssssen. Want desssssiiiiissssseen had gezegd: als iemand een queer meeneemt naar mijncafé, dan krijgt die een fles champagne. Mijn vriend(in) vond het eenschitterend idee en we trokken zeer welgezind in de richting vanssssiiiiissssen zijn café. De sssssiiiisssen was er niet. 't Was de broer.Nee, hij wist niks van champagne. Tja. We schoffelden wat kleingeld bijelkaar en we hadden genoeg voor twee DUVELTJES."Ha nee," zei de broer."Wat?" zei ik. Om een of andere duistere reden kregen we niks. Waarom? Intussen bereiktemijn bloed het KOOKPUNT. Ik nam een barkruk en mikte. Iedereen die dat cafékent, weet dat voor de spiegel op de glazen schappen een grote voorraadlekkere dure malt whisky stond, een honderdtal flessen. Ik mikte midden in demalt. De sound of breaking glass vulde de ruimte. De broer ging daar duidelijk niet mee akkoord begon me fysiek aan te vallen.Ik had veel moeite gedaan om zeker geen mens te raken en die klootzak, hetzoontje van een corrupte brillenmaker wiens fortuin het enige was dat dieklootzak overeind hield, begon op mij te kloppen. Het anti materialistischediscours dat hij op de meest ongepaste plaatsen afstak, bleek opeens van nulen geen waarde. Gelukkig waren zijn linkse vriendjes niet aanwezig, want demate van kleinburgerlijkheid die hij op dat moment tentoon spreidde, had hemzeker voor jaren een vreselijke on cool stempel gegeven. Hij heeft hettrouwens goed kunnen verborgen houden, want laatst zag ik hem sleuren metlampen tijdens de film die BARMAN draaide, BLOWING WITH THE WIND. 'k Was erals figurant gevraagd, maar ik vrees dat ze me eruit hebben geknipt. Het einde was nog niet in zicht. Voor mij en mijn vriend(in) was het welgenoeg geweest. We verlieten de puinhoop en gingen rechtover iets drinken.Maar… het broertje dat altijd op de flikken kakte, had opeens wel de flikkengebeld. Daar stonden ze voor mijn neus. Ik mocht een nachtje in de cel gaanslapen. Het voorstel van de man leek me opeens interessant. Tot ik op bezoek ging bij een vriendin. Niet zo'n vriendin waar ik alles vanwist, maar eerder een café vriendin. Ik wist wel dat ze voor iets ernstigswas opgenomen in het ziekenhuis, maar uit ziekenhuizen komen mensen diegenezen, dus betrad ik met een enorme levenshonger haar kamer. Ze groette mehartelijk en was blijkbaar zeer blij met mijn bezoek.Prompt werd ik meegetroond naar de cafetaria waar ik mijn verhaal met desissssen in geuren en kleuren moest vertellen. Ik vroeg of alles goed gingmet haar? Ik moest zeker terugkomen morgen. Toen ik haar 's anderdaagsterugzag, had ze een plannetje: of ik samen met haar meubeltjes wilde maken,meer bepaald 'paravanes'. Ze wist me te vertellen dat de kerst- en Nieuwjaars periode best wel eengoede tijd kon worden. We hadden nog een paar maand om ons voor te bereiden.Ik vroeg haar een dag bedenktijd, om samen te werken met haar, de koningin. Ik stemde toe. Ze zei dat ik een kamer kon krijgen in haar appartementje als ik het kuiste. Het idee was dat ze alleen kon gaan wonen als ze iemand vond die een oogjein het zeil kon houden. Ik trok in haar woning en kuiste op een bijnadwangmatige manier. 'k Had een speciale vernis gebruikt om de tegeltjes inhaar gang een Engels uitzicht te geven en verder was iedere vierkantemillimeter proper. De dag dat ze zou komen kijken was maandag. Tijdens het weekend zou ik bijmijn familie verblijven. Maandag zou ze voor de eerste keer het gekuiste engeboende bezichtigen. Toen ik haar de maandag kwam halen, was het te laat. In haar ogen zag ik eenwanhopige blik dat alles gedaan was, alles tevergeefs, of verbeeldde ik mijdat? Nee, want toen ging ze in een coma, en een week later stierf ze. Wanhopig liep ik door de straten van de stad. Had ik het moeten zienaankomen? Misschien wel. Slechts twee mensen hadden er mij op gewezen dat het iedere dag kongebeuren, maar misschien wilde ik het ook niet weten. Mijn vriendin was eenvan de creatiefste genieën van mijn generatie. Ik heb het voorrecht gehadtwee maanden met haar te communiceren. Ze had een grondige afkeer van al die mensen die rond haar draaiden. Demeeste wilden nog rap een van haar laatste meesterwerken, die ze dan gretigen voor een veel te lage prijs kochten. Maar ze was er blij mee. Ze was ookniet zo gelukkig met al diegenen die haar constant vertelden over hun eigenellende. Ik was haar tegengif en daarom moest ik erin geloven dat het goedzou aflopen, met de paravanes, met mijn vriendin. Een week is ze in coma geweest, toen we haar opeens vonden, ze lag dwars ophaar bed. Een aantal vriendinnen besloten om bij haar te blijven. Toen mijmidden in de nacht werd gemeld dat ze dood was, lag ik in haar bed in haaratelier, de enige plaats waar ik mijn kuiswoede niet mocht botvieren. Onder de kamer die ik in haar appartement betrok, woonde namelijk eenReggae freak die vooral midden in de nacht keiharde muziek speelde. Mijn enigeuitweg was haar bed, en daar lag ik toen ze me haar dood meldden. Als een soort wraak waarschuwde ik de tv-stations waar ze nooitterechtkunnen met haar creativiteit, maar die haar een poosje terug haddenherontdekt. Een belangstelling die haar goed deed, maar wel veel te laatkwam. Conservatief Vlaanderen had haar vernietigende werk verricht. Toen ze een paar jaar tevoren als in een middeleeuws drama op straat werdgegooid met haar kinderen en haar man, ontbrak er alleen nog een schandewagendie haar de stad rond reed. Een van de grootste Vlaamse creatieve genieënwerd op de staatstenen gekeild. Er zal in de conservatieve salons wel watchampagne gevloeid hebben. Ze dwaalde nog enkele jaren door haar stad. Op een dag heb ik haar opgeraapt uit de goot. Als een gekwetst vogeltje moestik haar naar haar kamer ondersteunen. Op een vieze oude matras. En toen stierf ze. Ik lag in haar bed en ik moest verhuizen. Ik moest haar laatste wileerbiedigen. Ik moest haar dood melden aan de kant van haar familie diegebroken had met haar man en kinderen. En daarna de begrafenis. Twee drinks.Ik meed ze, de familie, de vrienden.Ik stond terug op straat Dan was de man er terug.En zijn inmiddels opgerichte galerie, samen met o.a. de kleindochter van  willem elschot, alfons de ridder.De volgende jaren heb ik kadertjes opgehangen en met goedkope wijn gesleurdvoor de recepties. Op een dag kwam ik flink aangeschoten en in driedelig pak van een receptiein de galerie.De Antwerpse culturele fine fleur was er aanwezig. Het was namiddag. Zo liepik de Groenplaats op. Kunt u het zich voorstellen? Als in een arena zat de Antwerpsekleinburgerlijkheid uit te zien op het standbeeld van Rubens en wat zicher rond afspeelde. Ik kwam dus flink zat en in driedelig pak de groenplaatsop, een plaats waar een van mijn beste vrienden in die tijd woonde, zal ikmaar schrijven. Een van mijn andere vrienden, een punker in vol ornaat. We begonnen met elkaar te dollen, iets wat de inboorlingen niet kenden. Eengolf van afschuw ging door de kleinburgerlijke massa. Ik was me daar totaalniet van bewust. Wat ik wel zag was een overrompeling van de Groenplaatsdoor een overweldigende massa politieambtenaren. Een van de genieën van de Antwerpse kleinburgers had waarschijnlijk depolitie gebeld. In de ogen van die blijkbaar blinde massa, werd een van dehunnen aangevallen. Eentje in een driedelig pak. Ik dus. Ze waren erop afgekomen in gevechtskledij. Een vreedzaam tafereeltje werdopeens in elkaar geknuppeld. Ik niet. Een man een kind bijna met eenebbenhouten huidskleur werd in elkaar geknuppeld door twee ambtenaren.Toen ik, flink geschrokken van de situatie maar nog toeterzat, tussenbeidewilde komen, werd ik met een zwaai in een politieauto gegooid. Bij hetuitstappen in de politieparking zag ik wie ze afgeranseld hadden. Met zijn handen en voeten in de handboeien moest hij uit de politiecombispringen. Meer zag ik er niet van. Ik werd in een cel gegooid en achtergelaten om mijnroes uit slapen. Toen ik enkele uren later hard op de celdeuren bonsde en omwater vroeg, kwamen drie dappere agenten mij in elkaar boksen. 's Anderdaags werd ik vrijgelaten. verf © Lambermontplaats Ap'en 2004 De krant De Morgen berichtte een tijd later over het voorval op deGroenplaats. Let op amokmakers !   Agent vrijuit na valse bekentenis Een Antwerpse rechter heeft een politieagent vrijgesproken die bekende een allochtoon te hebben neergeslagen .De man bleek het te hebben opgenomen voor de werkelijke dader een jongere collega. Die kon echter niet worden veroordeeld omdat hij niet was gedagvaard.Zodoende ging iedereen vrijuit en onttrokken de agenten zich aan het gerecht door een valse bekentenis af te leggen.Toch zal het misschien nog anders aflopen :De feiten : Op 6 juni 1997 mengde een allochtoon zich in een arrestatie van amokmakers op de Groenplaats door twee agenten : Die waren daar niet mee gediend. Een van hen sloeg de man neer met een matrak. Het slachtoffer werd met inwendige bloedingen naar het ziekenhuis gebracht. De man diende nadien klacht in bij het Comité P .Tijdens de verhoren van de agenten bekende agent Julien S. te hebben gemept.Voor de rechtbank verklaarde S. Dat het zijn jongere collega was die de klappen uitdeelde en dat hij het voor hem had opgenomen.Desondanks bleef S. zijn collega tot de laatste snik verdedigen."Hij heeft niet echt geslagen, enkel in de lucht gemept" De rechtbank kon gezien de gevolgen bij het slachtoffer ,de uitleg maar matig appreciëren Toch volgde rechter G.D.P. de visie van openbaar aanklager E.C.Die had bij de behandeling van de zaak geen straf gevorderd en alleen gevraagd " naar wijsheid " te oordelen . De collega-agent voor wie S. het opnam, werd niet vervolgd en kon gisteren bijgevolg niet worden veroordeeld .Logisch , volgens strafrechtgeleerde K.V. :"De rechter kan zich niet uitspreken over personen die niet zijn gedagvaard. "Dat laatste kan volgens haar alsnog gebeuren "door het slachtoffer". Dat moet gebeuren voor het verstrijken van de verjaringstermijn. Doordat de verjaring is gestuit door dit vonnis , hebben parket en slachtoffer nog drie jaar de tijd om de echte agent-dader voor de rechter te slepen (CN)    

verf ed
1 0

Bernd is een pooier

  Jonathan en Nathalie zijn twee trouwe lezers, dacht Bernd. Het is belangrijk voor een manke pennenridder om regelmatig afstand te nemen van zichzelf en in de derde persoon notities over zichzelf te maken. Volgens Bernd hadden Jonathan en Nathalie dat wel ‘in de mot’. Bernd is niet meer dan een slechte puzzelaar. Hij gebruikt een hamer en hoopt dan dat niemand ziet hoe maar weinig past. Zijn collages van woorden en gedachten zijn zo kaduuk als maar kan zijn en Bernd heeft het eens opgezocht. Om met openbaar vervoer van Frituur de Bosbrand naar het Hof van Cleve te reizen, moet je eerst met de bus van het frietkot naar het station van Brugge, dan met de trein naar Lichtervelde, daar overstappen op een trein naar Deinze, ginds de bus nemen naar Kruishoutem, afstappen aan de eindhalte ‘Nieuw Plein’ en dan nog 1600m te voet gaan. Je geraakt dan op een zaterdagavond wel niet meer terug naar Brugge met ‘de trein en de Lijn’. Een slaapzak neem je daarom mee en hoopt een grote kartonnen doos te vinden. Hopelijk doet dan ook niemand moeilijk daarover wanneer je ziet overnacht in dat buskotje. Het is ook nooit verstandig om een velletje papier met wat gekrabbel in een frituur te vergeten. Denk niet dat er geen geest bestaat die niet zal proberen om al dat gekrabbel, die puinhoop van ideeën, denkpistes, anekdotes en losse zinnen te ontcijferen. Het scheelde niet veel of ik was niet meer welkom in Frituur de Bosbrand. Vrijdagavond brak aanwas en Het Eenvoudige Frietkotcollectief was voltallig aanwezig in de frituur. Ignace zat daar aan ons tafeltje met dat kladblad van mij voor zich. Pietjansnot, dacht ik bij mezelf, daar is mijn A-viertje. Wat is dit?, vroeg Ignace. Als er iemand een brein heeft als een pooier, dan is het Bernd wel, en hij zei dat luidop. Dacht je echt dat wij met zijn allen, naar die Faux Roi de la Haute Cuisine zouden trekken voor een gratis bordje Foie Gras met een Scheutje Kutsap van Claudine? Zo sprak Ignace. En wie is Claudine?, vroeg Bernard direct. Iedereen schoot in een lach. Moesten wij daar dan wat 'den onnozelaar uithangen’, wat zitten smikkelen om daarna Alfred te laten zeggen: Sorry, Frituur de Bosbrand is niet te koop. Soit. Het gezegde ‘aan de grond genageld staan’ moest daar zeker nog bijkomen op dat A-viertje.  Het drong tot mij door dat deze poging tot bijdrage aan de filosofische zoektocht een schot in het ijle was, en die gedachte van Johan Anthierens ‘Ergernis is mijn inspiratiebron’ kon alleen maar interessant zijn als daarbij gepoogd werd het aangevallene op een eerlijke manier te overstijgen. Veel verder dat wat slappe kritiek op het chichi-gehalte van zo’n etentje bij Peter zou ik niet geraakt zijn en waartoe? Om te besluiten dat hij een ijdele pooier van zijn brein is? Dat wat tralala op een bordje, onder een rode broedlamp voor prenataal genoegen, iets weg zou hebben van een Moldavische schone in een etalage met aan de zijkant een tl-lamp in de kleur van de liefde? Wie zich schaamt, kan veel proberen: 1. Een permanente muurbloem worden op de façade van een discotheek met zwarte gevel. 2. Vragen aan een mol of hij gezelschap wil van een blinde Graaf der Bananileit om samen wat in de Vlaamse Klei te wroeten. 3. Zijn 'Kleintje met Andalosersaus' nog een keer bestellen en daarbij zeggen: Vandaag graag met een rietje want ik wil de saus eens apart proeven. Hoe hard je ook zuigt. Vergeet het maar. Er zijn dagen dat je gewoon in dat hoekje gaat zitten en denkt: Vandaag luister ik maar een beetje, want hetgeen ik zelf uitkraam, wil geen ooi voor lammetje aanzien. Intussen werd het stilaan donker. Een Michelinster fonkelde boven Frituur de Bosbrand. Er werd die avond geen thema meer aangekaart en de waterplas voor het frietkot was niet diep genoeg om met mijn handpalmen daaruit water op te kunnen scheppen en daarmee schaamte van mijn gezicht te spoelen.     deel 3 van het filosofische pamflet 'Elk brein is een pooier' uit de reeks 'Alfred frietkabouter'

Bernd Vanderbilt
3 1

Sur quatre pneus Michelin

  In Frituur de Bosbrand wordt geen enkele deelnemer aan Het Eenvoudig Frietkotcollectief minder belangrijker geacht. Buitenstaanders worden niet bewonderd. Ze worden enkel op de korrel genomen en als ze wat meer geluk hebben -ook al is daarbij geen sprake van mazzel-, worden gewoon als leden beschouwd van een mensheid waarmee wij doorgaans band voelen die op spontane wijze warm durft te zijn. Aan de wanden van het frietkot hangen dan ook geen foto’s van idolen, hoogstens een overlijdensbericht van een diersoort of een asielaanvraag van hond die thuis te veel geslagen wordt. Prognoses betreffende de stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde, het zeeniveau of het pesticidegehalte in een gemiddelde aardappel worden bij Alfred niet geafficheerd. De prijslijst met gevolgen. Die wordt later opgesteld. Op een veel te warme barbecue. Door een wijsneus en een varken aan het spit. Dat lust een bosbrand niet. Afgedwaald, de weg weer kwijt en werd nog overwogen om toch één klein kadertje op te hangen in de frituur. Johan Anthierens. Simpelweg zwartwit. Met pet en lach misschien. Helaas. De stemming over al dan niet gebeurde op een vrijdagavond die zich somber voelde. Weinig werd ergezegd. Hoogstens wat gemijmerd. Over kleinigheden en het lot van alle luistervinken in de baai van Stilverdriet (Zuid-Afrika). Drie van de zes aanwezige klanten stemden vóór. Drie tegen. Omdat ze niet goed wisten wie dat was en Alfred mocht beslissen. Hij was van mening dat op die kunststof wand een overledene zich vrij onecht zou kunnen voelen. Tijd voor andere wezens en op een dag durfde hij gewoon binnen te stappen. Hij kwam van een huldiging in het Concertgebouw. Daar was een grote zaal voor smuk en vele mensen die zich met parfum of antigel besprenkeld hadden tegen vorst en vieze geuren. Samengevat. Het enige wat daar gebeurd was de overhandiging van de Trofee voor Beste Moes. Geen appelen, aardpeer, pastinaak of avocado met een vleugje winterbier. Neen. Gewoon een mengeling van preuts gedoe en flets geleuter over knepen in de billen van varken dat ook rauw te pruimen viel. Zoiets, veronderstel ik en daarna was Petertje weer in zijn voiture de luxe sur quatre pneus Michelin gekropen, om via de Koning Leopold I-Laan de E40 te bereiken.  Toch nog een klein hongertje, moet hij gedacht hebben en na het verorberen van een kippenvleugel in de vorm van een F16, zal het voor hem allicht niet meer mogelijk geweest zijn om de authenticiteit van Frituur de Bosbrand te vergeten. Nog geen week later kwam een man-in-pak langs bij Alfred. Hij beweerde Meneer Gøøssens te vertegenoordigen en deed terstond een overnamebod op het frietkøt. Daar zal ik eerst eens moeten over nadenken, loog Alfred en zijn óògjes begonnen al direct te fonkelen. Plannen sprongen op een ei. Ze wilden direct broeden. Droomden van een crème flambée. Une pøire brûlée.   legende : ø = gasfornuis- of frietpotknop øø = lege blik óò = Alfred droeg een bril om de kleine lettertjes van het overnamebod te lezen     deel 2 van het filosofische pamflet 'Elk brein is een pooier' uit de reeks 'Alfred Frietkabouter'

Bernd Vanderbilt
3 0

Het eenvoudig frietkotcollectief

  Niet dat ik ooit een katholieke begrafenis zou overwegen. Toch was er een tijd dat ik vaak op dat ene kerkhof kwam. Ter reflectie, en daar ligt ook die overgrootvader van mij begraven die een blauwzwart hart in zich droeg. Ik had toen echt zelfmoordplannen, maar ik kan mijn twee lezers geruststellen. Het gaat nu beter met mij. Ze hoeven zich geen zorgen meer te maken. Toen ik dat kerkhof bezocht, sprak ik geregeld tot mijn overgrootvader. Geen enkel thema was taboe. Wat zijn verleden als voorzitter van Club Brugge betrof, opperde hij op een klaarheldere dag dat hij dat wel jammer vond. Elke nationale sportploeg die 25 jaar bestaat, krijgt op die jubileumdag het predicaat ‘Koninklijke’ en blijkbaar kon dat toen niet eens geweigerd worden. Vooraleer daar dieper op in te gaan, in de kantlijn vermelden dat ik op die begraafplaats rondliep met het sterke vermoeden dat van al degenen die daar de laatste decennia begraven waren de overgrote meerderheid geen praktiserende christenen waren. Meer nog. Ik twijfelde er zeer sterk aan of ze überhaupt nog op de hoogte waren van de christelijke waarden. Om er nog een schepje bovenop te doen, durf ik zelf te stellen dat ze zich bewust schuldig maakten aan de zeven hoofdzonden, en geen flauw benul meer hadden van de tien geboden. Dan kan men zich enkel afvragen waarom dat brein van deze mensen zich gedurende die laatste levensjaren zich zo begon te gedragen als een pooier en gedachten als prostituees langs deed gaan bij nakomelingen en aan hen dan specificeerde in welk standje ze het liefst begraven willen worden. Goor is dat! Het kruis een ganse leven lang ontlopen en dan ten langen leste verlangen dat zo’n symbool op of achter een grafsteen komt te staan. Niemand in Frituur de Bosbrand kan daar begrip voor opbrengen en als wij als filosofisch collectief dan toch één aanbeveling mogen doen aan dat soort individuen, dan zouden wij willen vragen om in hun laatste wilsbeschikking de volgende tekst te laten opnemen inzake de specificaties van kist en graf : “Alstublieft de bodybag te voorzien van grote perforaties en kieren te laten in zowel kist als zerk” Alleen dit. Veel is dat niet. Het geeft wel aan insecten de mogelijkheid eitjes te leggen in een lichaam. Maden zullen zich ontwikkelen en allerlei kleine wezentjes zullen zich ontpoppen tot prachtige creatuurtjes die de biodiversiteit op en rond de begraafplaats ten goede zullen komen. Stel dit als laatste goed daad, gij pooiers van Uw brein die een ganse leven lang Uw gedachten prostitueerden aan egocentrisme en daarbij de natuur immense schade toebrachten. Doe dat gewoon. Het zijn slechts zeventien woorden. Voeg er eventueel nog drie woorden en dan je postuum ook nog deelnemen aan een schrijfwedstrijd op Azertyfactor. Intussen wil ik er de meesters van de Nederlandse taal attent maken op die idiote voorkeurspelling van ‘laatste wilsbeschikking’. De enige correcte interpretatie die ik aan deze spelling kan geven, is dat mensen blijkbaar geregeld wilsbeschikking schrijven en dat één daarvan op een droevig moment de laatste blijkt te zijn. Verander dat eens, bende sukkels, in : ‘laatstewilsbeschikking’ Intussen ben ik danig afgeweken van de rode draad door mijn collage van zinnen en ideeën die ik sprokkelde tijdens de voorgaande filosofische avond in het frietkot van Alfred. Gebleven was ik bij dat predicaat ‘Koninklijke’. Daar valt toch ook veel over te zeggen en mijn overgrootvader heeft gelijk dat het zeer bedenkelijk dient geacht te worden dat nationale sportclubs dit moesten toevoegen aan de naam van hun vereniging op de dag van hun 25-jarige bestaan. Zijn koningshuizen geen instituten die zich graag voordoen als voorvechters van een geloof, terwijl het nogal wiedes is dat die instellingen zich in se schulden maken aan die reeds aangehaalde hoofdzondes. Erger nog. Door zich te associëren met een geloof, proberen zij zichzelf extra macht en aanzien te verschaffen. Gekroonde pooiers van het brein zijn het en hoe triest is de vaststelling dat dit een trend die nog versterkt werd de Romeinse keizer Constantijn de Grote op zijn sterfbed nog snel zijn gedachten prostitueerde aan het christendom, in de blinde hoop na zijn dood toch nog dat eeuwige leven te kunnen vinden. Loser!, werd er geroepen in Frituur de Bosbrand na deze quote van Ignace. Daarmee werd natuurlijk die Constantijn bedoeld en niet Ignace, want als er iets is waarvoor ons filosofisch frietkotcollectief bekend staat, dan is het dat, gelijk hetgeen gezegd wordt door één van de aanwezigen, er nooit neerbuigend gedaan wordt tegen een insider. Enkel tegen buitenstaanders wier overtuiging danig aanstootgevend is, gedragen de verenigde frietkotzielen zich op die manier. Dat gebeurt wanneer een sneer volledig op zijn plaats is. Eenmaal men tot dat besef gekomen is, hoe verwerpelijk het is, dat geestelijke pooierschap dat leden en aanhangers van een koningshuis acceptabel vinden, dan kan men zich de vraag stellen waarom er zo veel consternatie ontstond toen Julien Lahaut en Jean-Pierre van Rossem ‘Vive la République’ riep in het Belgische Parlement. Het was Bernard die de heren Lahaut en Van Rossem ten berde bracht. Hij maakt notities van dergelijk gebeurtenissen in een schriftje. Het zijn gedenkwaardige uitspraken die dreigen verloren te gaan. Hij koestert in het bijzonder de ondergewaardeerde. Ik moet nu, achteraf, toegeven dat men terecht het volgende concludeerde die avond in Alfreds frituur. Constantijn de Grote leefde in de derde eeuw. Nu zijn we 18 eeuwen verder en van veel vooruitgang inzake de perceptie van Hertogdommen, Konink- en Keizerrijken, staat de mensheid nog geen maar weinig verder. Nergens worden nog stappen gezet in de richting van een zuiver, pooierloos denken. Als dessert, als geestrijke apotheose werden die avond wijnen gedronken uit verschillende republieken. Niet dat landsgrenzen veel betekenis mogen krijgen, maar goed. De oorsprong van vele zaken moet ergens vermeld worden, net zoals alle details omtrent de geboorteplaats van de moeilijk te weerleggen overtuigingen, bevroed door Het Eenvoudig Frietkotcollectief.     deel 1 van het filosofisch pamflet 'Elk brein is een pooier' uit de reeks 'Alfred frietkabouter'

Bernd Vanderbilt
0 0

Een veggieburger met wat smurfsaus alstublieft

  Zie je van Brugghe, zɛt je vanachter. Mɛ’ zo’n zot van voaren goat da’ toch nie’ goan. Begin nooit een filosofisch pamflet met een platvloerse meezinger. Dat getuigt enkel van een neiging zich mee te laten sleuren in flauwe mainstreamgedachten waarvan een kritisch geest normaal gaat walgen. Feit is wel dat mijn overgrootvader 22 jaar lang de voorzitter was van de Koninklijke Voetbalvereniging Club Brugge. Daarnaast wens ik ook nog te benadrukken dat het woord ‘medeleven’ op voorgaande pagina in neutrale betekenis dient begrepen te worden. Het betreft niet enkel vormen van condoleance bij droevige gebeurtenissen. Het betekent hier louter mede-leven. Niet dat ik bewust verwarring wil stichten door schijnenverbanden te leggen tussen filosofie, voetbal en het mede-leven door supporters van dergelijke sportploegen. Mijn brein wenst ook geen pooier te worden van bedrieglijke argumenten. Daarnaast mag het vermelden van mijn overgrootvader als voorzitter van een voetbalploeg, niet gezien worden als een argumentum ad hominem, één van die valse middelen tot overtuiging door Aristoteles geformuleerd in zijn werk Ars Rhetorica. Volhouden, mijn beste twee lezers! ‘Beste’ is hier trouwens gewoon een aanspreking en dat zal zo blijven. Ik wens niet dat dit verkeerdelijk begrepen wordt als ‘de beste twee van meerdere’. Over mijn overgrootvader dus, en waarom hij hier ter sprake komt. Dat is omdat de Voetbalvereniging Club Brugge lang een bastion van vrijzinnig denken was. Mijn overgrootvader was lid van de Vrijmetselarij en die geest leefde ook in deze club. Niet dat velen zich daar nog iets van herinneren. Vast staat wel dat de oprichting van de tweede Brugse voetbalclub, Cercle genaamd, er gekomen is als tegenreactie van vooraanstaande Brugse katholieken. Zij werden dan ook door eender wie bij Club met reden kakkers genoemd, niet verwijzend naar uitwerpselen, maar gewoon naar de beginklank van het woord katholiek. Het is betreurenswaardig dat voetbalploegen de dag van vandaag enkel nog het subject zijn van commercie en dat de aanhangers van deze clubs nog enkel moraalloze meelopers zijn, zich verlagen tot hooliganisme en ander immoreel gedrag. In Frituur de Bosbrand aan de Leopold I-laan leeft echter nog enige heemkunde en heeft men eveneens geen hoge dunk van immoraliteit. Daarom staat er boven de grote vuilnisemmer buiten een bordje ‘fanattributen hier deponeren’. Ze komen dan ook niet die voetbalfans. Blijkbaar kunnen ze die drie woorden toch begrijpen. Er is in gans het frietkot tevens geen enkele verwijzing naar één van beide clubs. Dat zou door Alfred niet tolereren. De vergeten leuze van Club Brugge, mens sana in corpore sano, zou misschien nog in een stoel of tafeltje gekrast mogen worden, maar daarbij nog een versiering met zwarte en blauwe balpen, dat dan weer niet. Die in corpore sano als grap dan, want hier wordt niet echt gelet op calorieën, noch op verzadigde vetten. Hier in Frituur de Bosbrand leeft dan ook nooit mede-leven met voetbalverlies, ontevreden supporters, noch met uforie nadat een opgeblazen bol uit lappenleder tussen twee palen geraakt is. Toch rijden hier wel eens kakkers voorbij, als de Cirkel er weer niets van bakte. Dan rijden ze in colonne van Boudewijnstadion naar het Dolfinarium, hier vlakbij. Ze proberen daar dan dolfijnen te knuffelen, op zoek naar medelijden. Groot verdriet is deze dieren immers niet onbekend tijdens hun gevangenschap. Idioten zijn het geworden al die voetbalsupporters! Vrijzinnigheid, geloof. Als je hen naar een betekenis vraagt, loop je zelfs de kans dat ze loslopende zinnen gaan zoeken of denken dat er voor de mooie glans wel eens gel aangebracht wordt op het loof van wortelen. Intussen bestelde iemand een veggieburger. 'Met wat smurfsaus graag'. Alfred kan zoiets best verdragen. Een kaboutergrap mag altijd in zijn frietkot.     Derde en laatste pagina van de inleiding bij het filosofisch pamflet  'Elke brein is een pooier' uit de reeks 'Alfred Frietkabouter'

Bernd Vanderbilt
2 1

Een kleintje graag en ook wat andalosersaus

  Eigenlijk mag ik dat gewoon zeggen. Deze Bart was de illustrator van de twee verhalen die ik schreef in november 2017. Bedeesd als hij is, bleef hij al die tijd op de achtergrond. Ik had om privacyredenen enkel zijn roepnaam ‘Bartje' vermeld op mijn profiel waar meer te lezen is over de inhoud van mijn verzameld werk Neglegenda. Bartje deelt trouwens dezelfde passie voor het frituurwezen als de vier van Vloethem, met uitzondering van Jeroen. De vier van Vloethem heb ik zelf geïllustreerd met antieke prenten over lokale Brugse bieren. Het betrof voornamelijk flesetiketten en biervlootjes. Op 6 november 2020 schreef ik ook het verhaal ‘Netelreus en Mierendrol’. Dat werd door maar liefst elf individuen gelezen, hetgeen mij eerlijk gezegd een beetje angst aanjoeg. Aandacht is iets wat ik missen kan gelijk de pracht van slijmen in mazoutkleuren. Ik rakel deze historie op omdat mijn band met Jonathan en Nathalie in dit verhaal toegelicht werd. Zij vingen toen met een vergiet slinks een drol van mij op in het AZ Sint-Jan te Brugge. Jonathan leed aan een ziekte die wel eens omschreven wordt als generatieve ongeneeslijke diarree, ook wel eens afgekort als GOD. Dit kan men tot op heden enkel genezen door een jaarlijkse droltransplantatie. Gezonde feces van een andere homo sapiens wordt dan ingebracht in de dikke darm van de patiënt en omdat Nathalie niet moest op het moment van de transplantatie zochten zij dringen naar een alternatief en stalen die dag een drol van mij. Mijn ontlasting werd heimelijk opgevangen in dat vergiet, door Nathalie in mijn toilet geplaatst. Erg was dat niet. Achteraf, toen ze mij herkenden in de tuin rond het AZ, waren ze bij mij komen zitten, legden mij wat er gebeurd was en verontschuldigden zich voor dat ongepaste gedrag. Ik weet niet waarom, maar ik heb hen toen ook verteld over mijn schrijfhobby en sindsdien kennen zij ook Azertyfactor. Als onder één van woordencollages vermeld is dat het aantal lezers twee bedraagt, dan is dat een geruststelling voor mij: Jonathan en Nathalie lazen het. Tant mieux ou tant pis? Daartussen is eigenlijk weinig verschil voor mij. Ooit heb ik op een loslippige dag in Frituur de Bosbrand ook aan Ignace verteld over deze hobby van mij, waarbij ik in de eerste plaats woorden mooi probeer te schikken. Daarom gebruik ik ook het liefst die term woordcollages. Ook al ervaren de weinige vrienden die Ignace heeft, zijn uitingen vaak als over the top en verwarrend, toch vind ik Ignace een zeer rechtlijnig denker. Volgens Ignace dient men schrijfsels waarin persoonlijke emoties en gedachten verwerkt zijn, op te delen in twee categorieën. Er zijn dagboeken en er zijn dagboeken die de schrijver bewust laat lezen door voyeuristen. Zijn waardeoordeel liet hij niet achterwege en hij verduidelijkte het verschil tussen beide classificaties. In het tweede geval is er volgens hem duidelijk sprake zijn van betreurenswaardige nevenverschijnselen. Bij een gewoon dagboek niet. Vanwege de schrijver betreft dat het opwekken van medeleven en/of medelijden, ijdelheid en exhibitionisme. Vanwege de lezer dat voyeurisme an sich en daarenboven een al even misplaatst medeleven en/of medelijden, omdat de schrijver en de lezer elkaar nauwelijks kennen en de schrijver zijn emoties dan ook onnodig openbaar maakt. Zowel schrijver als lezer weten immers dat er geen mogelijkheid bestaat voor de lezer om dat medeleven en/of dat medelijden ook effectief te uiten tegenover de schrijver. Tevens en nog erger: er zijn ongetwijfeld ook vormen van dergelijk voyeurisme die leiden tot leedvermaak.   Ik kon daar weinig tegen inbrengen nadat hij deze uitleg gedaan had. Ik herinner me ook de banale uitspraak van een leraar uit de middelbare school: "Kunst is de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie." Bijzonder erg daarbij is natuurlijk de taalfout die dan ook nog eens herhaald werd door die onderwijzer, maar ook de inhoud is evenzeer bedenkelijk. Waartoe zou deze expressie dan moeten leiden? Ik moet toegeven dat het antwoord daarop in de lijn ligt van hetgeen Ignace me zei in Frituur de Bosbrand en Ignace zelf zou allicht opperen dat kunst dan vaak eveneens te herleiden is tot een vorm van dagboek van exhibitionisten voor voyeuristen waarbij de pagina’s niet per se met letters gevuld zijn, maar met ook andere vormen van communicatie, met allerlei andere tekenen. Ieder heeft zijn mening daarover en ik acht de kans groot dat U die mening van Ignace niet deelt. Zelf durf ik dat wel te doen en het belang, alsook de oprechtheid van mijn schrijven daarbij sterk te relativeren. Intussen bent U er voor een tweede keer aan voor de moeite. De inleiding bij mijn nog te schrijven verhaal met de titel ‘Elk brein is een pooier’ is vrij lang. Dat is ongezien in mijn verzameld werk, maar goed, als Frituur de Bosbrand een walhalla is voor filosofische gesprekken bij een Kleintje met Andalosersaus, dan mogen de nodige voorbeschouwingen niet weggelaten worden.     deel 2 van de inleiding bij het filosofisch pamflet 'Elk brein is een pooier' uit de reeks 'Alfred Frietkaobouter'

Bernd Vanderbilt
0 0

Brooddronken deel 2, hoofdstuk 1

1 Kerstmis is zo’n speciale dag, dat in de Eerste Wereldoorlog jongens, die geen reden hadden om elkaar naar het leven te staan maar elkaar toch lustig afslachtten, samen voetbalden in de loopgraven. In de Tweede Wereldoorlog, zo leert Wannes Van De Velde ons, werden er geen bommen uit de lucht gestrooid en waren de kanonnen met een kerstboom getooid. Dus mag de facteur ook eens een dagje vrij hebben. Eéntje maar, natuurlijk. De dag er op was het terug onder het juk. Normaal zou iedereen blij zijn met een dagje verlof, zelfs al was het er maar ééntje, zeker in de eindejaarperiode waar het leeuwendeel van de mensen sowieso toch al thuis zijn. Een facteur niet. Een facteur weet immers dat hij van alle ambtenaren er het meest bekaaid af komt. Als een trein niet rijdt, rijdt hij niet. Als het stadhuis dicht is, is het dicht. Maar als de postbode niet werkt, stapelt het werk zich op. Alsof er ergens in de posterijen slecht gesyndiceerde duivels blijven verder sorteren, omdat ze met Kerst geen vrijaf kregen, of omdat ze geen vrijaf willen met Kerst of om de facteurs te beduvelen, clue’s in the name. Geen mens die het weet. Maar toch is een dagje verlof altijd welgekomen, ook en zeker voor de postbode, dus gebeurt er die dag niet veel ten huize Sabbe. Billy is terug naar Gent gereden met de Lada en Célestine. De eerste moet hij nog terugbrengen, van de tweede is het niet zeker of ze ooit nog de Groeningekaai zal (willen) zien. Ook Jules zit terug mooi opgehokt in de Korenbloem, nadat hij een half verrassingsbrood in allerhande Tupperwarepotjes meegekregen heeft. Die stukjes met gehakt zou Reginald wel zelf oppeuzelen. Maar er gebeurt dus niet veel op Kerstmis in het leven van een postbode, dus gaan we verder op Tweede Kerstmis, 26 december. Dan is het wel aan de slag voor alle postbodes. Ze zouden misschien eens gewoon worden van twee dagen na elkaar thuis te zijn. Het is woensdag. Dat betekent traditiegetrouw dat de Knack mee is. Gelukkig voor de postbodes is het tussen Kerstmis en Nieuwjaar best wel oké wat de abonnementen betreft. Al iets meer in uniform, getooid in allerhande bijeen geschooide kledingstukken, komt Jimmy binnen in de postmannenzaal. Na zich door de wolken rook te hebben gewerkt en zijn werkpost te hebben teruggevonden, neemt hij een rode bak mee en licht hij zijn vakkasten. De man rechts van hem is nieuw. Hij was er niet op Kerstavond. Hij stelt zich voor als Marc Jolicoeur en steekt zijn hand uit. ‘Steekt uw pishandje maar weg,’ snauwt Reginald van achter de vakkasten. Hij houdt de boel nauwlettend in de gaten. ‘Of wel ja,’ gaat hij verder, ‘misschien past ge nog goed samen.’ Het daagt Jimmy al gauw dat Marc homoseksueel is, al kan hem dat niet veel schelen. ‘Steekt maar een assiette in uw broek,’ zegt Reginald, ‘of ge gaat straks niet goed op uw velo zitten.’ Marc lacht de opmerkingen weg, maar Jimmy bezit genoeg empathie – dat heeft hij van zijn moeder – om te beseffen dat dit glad ijs is, waarop een wespennest ligt waar hij zijn neus beter niet in steekt. Toch schudt Jimmy hem de hand. ‘Jimmy Sabbe. Zoon van,’ zegt hij. Hij heeft de vakkasten van de sortering geleegd en deze per soort gezet. De diepe rode postbakken dienen voor de grote stukken en de ondiepe rode bakken voor alles wat briefformaat is. Nu is het wachten op Bruno. Ondertussen eet Jimmy nog een stuk van het verrassingsbrood dat hij heeft kunnen verdonkeremanen. Het brood is in de derde dag van het bestaan ervan doordrenkt met de mayonaise waarmee deze belegd was. Jimmy trekt een zuur gezicht want het stuk verrassingsbrood ziet er beter uit dan het smaakt. ‘Eet anders een broodje als ge op ronde zijt,’ hoort Jimmy zeggen. Hij draait zich om en achter hem staat Bruno met een rode brievenbak vol met restproduct, dat zijn kleintjes en grote na elkaar, tegen zijn heup. ‘Hebt ge uw sorteerplan bekeken?’ vraagt Bruno. ‘Op een vrije dag? Krijg ik daar overuren voor?’ antwoordt Jimmy. ‘Ge zult me nog dankbaar zijn,’ zegt Bruno, ‘als ge op tijd buiten en weer binnen geraakt. Want dat zijn ook dagen zonder overuren. Ik heb nog gehoord van een kerel die daarvoor een model 9 kreeg, omdat hij, en ik citeer, “niettegenstaande de hulp die hij krijgt er niet in slaagt het kantoor tijdig te vervoegen”.’ ‘Dat meent ge niet,’ zegt Jimmy, ‘een model 9 omdat ge te traag zijt?’ ‘Toch wel. Dus bekijk dat sorteerplan maar eens. Hebt ge een blad papier?’ Jimmy haalt een blad papier uit de lade. ‘Goed,’ zegt Bruno, ‘leg uw brieven eens aan de kant. Ge moet denken dat dit hier uw tafelblad is.’ ‘Oké.’ ‘Goed, en dan maakt ge uw volgweg gelijk dat ge hem zoudt aflopen. Dus we beginnen in de Weversstraat, onpare kant. Dus legt ge alles wat Weversstraat onpare kant is, hier, in de linkeronderhoek van uw tafel. Daarboven legt ge alle pare nummers van de Weversstraat. En dan daarboven de Izegemstraat, die drie huizen aan de overkant. En ga zo maar door.’ ‘Oké. Ik versta het.’ ‘’t Is te hopen dat ge ’t verstaat, hé,’ zegt Bruno. Jimmy knikt en smijt zijn dienst verder uit. Bruno kijkt toe. ‘En wat hebt ge gedaan met Kerstavond?’ vraagt Bruno. ‘Gegeten. Gelijk alle Kerstavonden. Heeft pa u daar nog nooit van verteld? ’t Is pertank elk jaar hetzelfde. Fondue met verrassingsbrood en ijstaart, al zijn we niet aan de ijstaart geraakt dit jaar.’ ‘Hoedat niet?’ vraagt Bruno. ‘Wel ja, onze pa vond het nodig om het lief van Billy te schofferen.’ Bruno denkt na. ‘Billy, dat is dan uw broer die hier nog een paar weken heeft gewerkt?’ ‘Ja, en die dan hals over kop naar Gent is weggelopen om te gaan studeren.’ ‘Allez. En hoe heeft die dan zijn vriendin geschoffeerd?’ Jimmy legt het pakje brieven uit zijn handen op een uitschuifbare lade. ‘Célestine is een half-Afrikaanse of zoiets. Ik moet er geen tekeningske bij maken wellicht?’ vraagt hij. ‘Ja. Ja, neen, inderdaad, ik kan mij er al iets bij voorstellen. Nog ene die ge nooit meer gaat zien. En wat gaat ge doen met Oudjaar dan?’ vraagt Bruno. ‘Wat denkt ge? De olie zit nog in de fonduepot, die kappen dat niet weg, hoor. Dus ja, fondue met verrassingsbrood en ijstaart, denk ik, al denk ik niet dat Billy en Célestine er bij gaan zijn.’ ‘Allez gij, dat meent ge niet. Ge zijt hoe oud juist? Negentien of zo? Dan moet ge toch uitgaan met uw maten? Ge zijt maar ene keer jong, zulle.’ ‘Ik heb eigenlijk niet zoveel maten,’ zegt Jimmy, ‘dat kwam bij ons niet binnen. Ze zijn alle twee van het gedacht dat ge met maten niets zijt, tenzij ge graag messen in uw rug hebt.’ ‘Serieus?’ vraagt Bruno. ‘Ja,’ zegt Jimmy en hij neemt een nieuwe handgreep brieven uit de laatste bak. ‘Dan heb ik slecht nieuws voor u,’ zegt Bruno, ‘als ge geen maten hadt voor dat ge in De Post begon, gaat ge er nu ook geen meer bij krijgen, zulle. Ge zult geen sociaal leven hebben. Als uw leeftijdsgenoten feesten, kunt gij in de nachtsortering zitten. Ge hadt beter een andere stiel gekozen dan.’ Hij lacht. Van de andere kant van de sorteerkasten komt een brommend geluid dat de postmannen herkennen als een goed ingedronken Reginald Sabbe. ‘Moeit gij u maar in uw menage,’ zegt hij, ‘maakt uzelf ne kleinen en stookt die een beetje op. Maar ’t beste dat gij al gemaakt hebt is nen mongool. Ge kunt in elk geval niet zeggen dat het de uwe niet is, ook al is uw wijf de matras van de Damastweversstraat en omstreken.’ ‘Reginald, dat pakt ge terug,’ zegt Bruno. ‘Ik pak juist niets de kloten terug,’ antwoordt Reginald, ‘mijne pa heeft mij altijd gezegd dat ik niet mag liegen. En stop met de kop van Jimmy te vullen met onnozeliteiten. Werken moet ie. De tamzak.’ ‘Reginald, ik ga naar de chef hoor!’ dreigt Bruno. ‘Awel, ik ga mee gaan, moet ik uw handje vasthouden,’ antwoordt Reginald, ‘onnozelen puppebukker.’ ‘Pa, alstublieft hé zeg. Drinkt anders nog eens een pinte.’ Jimmy schrikt wanneer hij dit zegt. Aan de andere kant van de sorteerkast klinkt het geluid dat heel dicht bij een koebel ligt, van twee sorteerblokken die worden neergeplaatst. Reginald staat op van zijn werkpost en waggelt naar die van zijn zoon. ‘Gij moet uw muil houden, hebt ge dat goed verstaan? Of ge gaat tegen mijn vuist lopen. Ik ga u slaan tot ge rookt. Of ge doet mee met mij, of ge houdt uw trape, maar ’t is niet omdat ge hier op ’t werk zit, dat ge nu ommenekeer een felle muile moet opzetten, snotneuze!’ buldert hij terwijl hij zijn vinger ergens in de brede omgeving van zijn zoon wijst. Hij duwt zijn sigaret uit op Jimmy’s hemd. Daarna waggelt hij weer terug naar zijn werkpost en opent hij een nieuw flesje bier.

Miguel
5 0