Ik schrijf nog elke week mijn stuk. Noem het trots, of nostalgie, ik weet het niet. Ik vind dat het zo hoort. Eerst lees ik uit het Boek. En dan lees ik mijn stuk, dat ik elke week opnieuw met veel zorg schrijf.
Maar het is niet meer hetzelfde als vroeger. Vroeger waren ze met veel en werd er nog geluisterd, want wij hadden toen nog iets te zeggen. Maar op een dag zag ik de gaten. Eerst één, daarna steeds meer. Als gaten in de kaas van het geloof.
Sinds een tijdje zijn ze nog met twee. En vandaag gebeurde het. Nog voor ik klaar was met mijn stuk, hoorde ik hun luid gesnurk. Het ging rustig door terwijl ik buiten liep. Nu geef ik het op.