De kleine wereld van Eric G.

29 jan 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Mijn lijf ligt verlamd op een koud bed. Als dood staar ik voor me uit. Geen toekomst, geen perspectieven. Alleen hier en nu. Het bed stinkt naar de mufheid van ongewassen lakens. Ik lig hier zonder jou met jou. Ik heb heimwee naar de toekomst. Heimwee naar beschadiging dat vandaag de contouren van mijn ziel zo kenmerkt. Heimwee naar dat allesoverheersend moment van verslagenheid en van aanvaarden dat jij er niet meer bent. Ik heb pijn aan de herinnering van de toekomst, het is in die toekomst dat ik jou met pijn zal herinneren en mijn beschadigde ziel heeft pijn nodig. Ik heb pijn nodig om te voelen. Ik heb pijn nodig om jou te voelen. De incompleetheid van mijn ziel braakt de leegte vol met slechte mannen, chems, alcohol, vrouwen zonder parfum en zoek geraakte woorden in een Moleskine schriftje. Ik zal denken aan jou, aan ons. Aan zovele anderen. Maar waarom? Ik zal denken aan de verdovende momenten van de chems. Aan wat gefantaseerd was en wat echt is. Aan de muziek. Aan de geuren van uitgeblazen kaarsen zoals op het einde van geslaagde feestjes. Aan het ochtendgloren op het einde van elk geslaagd feestje. Aan de stilte en het lawaai. En dan opnieuw aan ons en zien hoe je niet meer bestaat, zien hoe je in de onmogelijkheid van je eigen leven leeft, zien hoe jouw mistroostigheid je veroudert, verlelijkt, vertekent en verderft, ten spijt van nog enkele jaren van verrukking, verrijking, verwondering en verbazing.

 

Mijn lichaam is geen tempel. Mijn lichaam is geen heilig huis. Stilte, bezinning en wierook beheersen mijn lichaam niet. Mijn lichaam is mijn lichaam. Mijn lichaam is gewild en verstoten, bereden en gegeseld, versierd en bespuwd, voldaan, betraand, verjaard, bedaard, getroost ook. Mijn lichaam is een afgeleefd huis in verval en vandaag in herstel.

 

Ik voel me als een leeg en verlaten huis met gebroken vensters.

Eindelijk.

 

De vochtigheid sijpelt in iedere ader. Mijn lijf doet zeer. Mijn lijf verkrampt van zoveel vochtigheid. Het huilt in mij zoals het regent in dat huis. Berusting is op komst.

 

Ik zie je profiel op een dating site met een foto waarop je charmant maar fake en haast kinderlijk glimlacht. Je liegt met zes jaar over je leeftijd en je hebt net je baard geverfd. Maskers dragen is altijd je sterkte geweest. Net als je onmogelijkheid tot emotie over te gaan. Vluchten. Verbergen. Genegenheid zoeken, verkeerde signalen geven. Je foto verbergt zoveel pijn, je foto is dezelfde foto van zovele andere foto’s die ik ook van jou heb gekregen – aan een dagelijks ritme overigens : ‘Zie me graag!’, ‘Hou van mij!’, ‘Help mij!’. Hetzelfde verdwalen, dezelfde onmogelijkheid om thuis te komen. Je profiel op de site is het masker dat je alle dagen draagt. Het mooi willen overkomen. Het liegen en bedriegen van jezelf. Opnieuw zal één iemand blijven, opnieuw zal weer niemand blijven. ‘Ga weg!’, ‘Ik verlang je niet!’, ‘Ik heb je nooit verlangd!’, ‘Je begrijpt me niet!’. Opnieuw zal één iemand gekwetst zijn. Maar dan heeft hij het toch zelf gezocht, toch? Zo zou je dat toch verwoorden, toch? Zo totaal geen verantwoordelijkheid dragen, dat is je ding, toch? Et tu as bientôt 46 ans.

 

De liefde van een moeder en de aandacht van een vader nooit ontvangen. Het missen van een veilige thuishaven. Het niet ervaren van seropositief zijn. Het risicovol gedrag. Het lichamen beschadigen. Geen werk. Geen stabiliteit. Geen emotie. Alleen in de armen van losse scharrels die enkele weken blijven. Ik had een groot huis voor ons willen bouwen. Ik had een groot huis voor ons willen bouwen. Of neen, we hadden samen een groot huis kunnen bouwen omdat we allebei een groot huis willen.

 

Ik mis je. I really do. Waarom... Ik ben een winnaar, je bent een loser. Hoe duidelijker kan het nog zijn. Het staat op onze lijven gebrandmerkt, jouw ziek lijf dat je graag weggeeft, mijn herstellend lijf dat begeerd wordt. Mijn lijf is geen tempel, neen. En jij bent geen god. Jij bent als een giftig gas dat het leven van anderen binnensluipt en onzichtbaar vermoordt.

 

Ik zie je met een ander. Gisteren nog en morgen misschien dezelfde en de dag daarna allicht een andere. En iedere dag sta je op die dating site. Met je fake zelf. En je bent zo broos. Zo verloren. Zo gebroken. En uiteindelijk zo alleen. Mistroostigheid huist in je lichaam. Ik heb geen medelijden met jou Ik heb me verbrand aan je innerlijke, je hebt me verstoten en nu pak ik de koffers. Nu breek ik met jou mijn vensters, sloop ik de muren die je rondom mij hebt gebouwd en ga ik ademen in evenwicht.

 

Ik zie doorheen het scherm de breekbaarheid in je lichtblauwe ogen, ik zie zoveel pijn. Hier, aan de onbereikbaarheid van je virtuele blauwe ogen huizen mijn angsten. Nu je weer helemaal virtueel openbaar bent, is er de angst dat een ander jou zal helen, door er te zijn, met woorden, met fantasieën, met seks, met knuffels en met ontbijt. De angst dat een ander jou zal troosten. Terwijl de (her)stellingen aan jouw huis worden opgesteld, brokkelt mijn huis steen per steen af.

 

Eindelijk.

 

Ik wou je zo graag herstellen.. omdat ik dacht dat ik met jou mezelf ook kon herstellen. Ik wou zoveel met jou. Je bent, net als ik, gebroken. Twee gevaarlijke gelijken kunnen elkaar nooit tegenkomen of ze moeten elkaar en enkel en alleen elkaar tegenkomen maar zover ben jij niet. Jij blijft opgesloten, ik ben vrij.

 

Jij wil dat huis niet uit. Jij kijkt met je gebroken blauwe ogen door gesloten ramen, jij hebt de kracht niet om met vertrouwen of zelfs met liefde voor mij je ramen te breken. Jij sluit me uit, alle deuren op slot. Je blijft binnen. Je blijft in de valse geborgenheid van een gefantaseerde wereld, waar niets moet, waar alles en iedereen kan. Waar je lijf, afgetakeld en bereden, probeert op pillen en poeders te overleven. Waar je liegt over je lijf, waar je je lijf camoufleert. Ik wil daar niet leven. Ik wil niet leven in vertoning. Ik wil niet leven waar het gefantaseerde uitdraait op een ontwaken vol walging, spijt en een zielig vertoon van “help mij”. Waar een warm woord voor mij misplaatst zou zijn. Waar ik tenslotte niet meer zal blijven aanbellen en je tenslotte achterlaat in je, mag het even vulgair, eigen stront.

 

Ik heb geprobeerd. Ik heb gegeven. Mijn lijf is geen heilige tempel, mijn ziel is dat ook niet. Mijn leven evenmin. Maar het voelt verdomd goed aan buiten de gebroken vensters te vertoeven.

 

Ik ga doorheen mijn gebroken vensters. Naar een ander, naar een andere wereld. Kijk goed naar buiten, blijf goed naar buiten kijken. Kijk hoe ik daar met de anderen speel. Kom je ooit ook nog buiten spelen? En zou je dan toch nog met mij komen spelen?

 

Ik hou van jou.

 

Ik zucht. Welk monster huist er in jou? En welk monster huist er in mij? Welk ander monster dan ik zal je ooit opeten?

 

http://erwinabbeloos.over-blog.com/

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

29 jan 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket