Erwin Abbeloos

Gebruikersnaam Erwin Abbeloos

Teksten

Joost Vandecasteele verlaat Brussel.

Brussel, dat is het lelijke huis dat Verminnen ooit bewierookte. Brussel dat is vuiligheid, viezigheid, ranzigheid en hoerigheid. Brussel, dat is bestuurloos, genadeloos, abbeloos, soms al eens hopeloos en ook al eens grandioos. Brussel, dat is een attractiepark bezaaid met toeristenvallen, trekpleisters, foodketens en biertenten. Brussel lijkt in niets meer op zichzelf en de mensen die aan het roer van het schip staan, hebben haar in haar ziel vermoord. Brussel is een pretpark voor marginalen geworden. De stad is veranderd maar dat ben ik ook. Ik kijk naar de chaos van Brussel met rode mistroostige ogen, met afgrijzen denkend dat het vroeger allemaal beter was – maar zo verzuurd ben ik niet, het was a slip of the tongue. Brussel heeft allang alle charme verloren. Foute burgemeesters, politiek zonder visie, graaicultuur, millenials, schaamteloze toeristen en nonsens bestuur. Dat is Brussel geworden. Ik ken Brussel in elke minuut, ’s nachts en overdag. Ik woon al zolang in de eeuwige kronkels van haar stinkende en rottende ingewanden. ’s Morgens toont ze haar trieste blik bij het ontvangen van de duizenden pendelaars die haar met vuile sokken en aftandse schoenen betreden en vertrappelen. Zielige Vlamingen en Walen die met zwaarmoedige hangende hoofden haar stenen tapijt overlopen naar kelders, bunkers of glazen torens en waar ik liever nooit kom. Loving you is a dirty job but someone’s got to do it. Ik blijf nog een tijdje maar helaas, Brussel, hoe lief ik je ook heb, ik zal ook jouw herinnering binnenkort laten inslapen zoals ik dat met mijn kat Felix de 2de heb gedaan. Ik zal jou laten kwijlen en betijen. Maar altijd aan je denken, in het groot, en dingen doen in het stoemelings (Fragment uit mijn roman: “Doorheen gebroken vensters”).

Erwin Abbeloos
11 0

De komma (herwerkt)

Dit is een herwerkte versie van de lezerstip "De komma" enige tijd terug. De criticus wou meer van "Abbeloos", wel hier is alvast een voorsmaakje. ‘Tien minuten per dag, meer moet het niet zijn.’ Met de palm van haar linkerhand veegde ze het streepje melk op haar bovenlip weg. Dat heb je met hippe koffies van tegenwoordig, dacht ik. Meer schuim dan koffie. De witte koffiemok waarop haar voornaam met krijt in schoolschrift stond geschreven, bengelde gevaarlijk over de tafel. De letter ‘T’ was weggeveegd waardoor ze nu Marine heette. Wanneer ze sprak, spraken haar armen en handen mee en golfde haar lichaam heen en weer. Praten met Martine was als zeeziek zijn, alsof ze zich steeds verdronk in het uitleg geven over iets wat de andere niet leek te begrijpen, en zo het belang van haar eigen spreken extra wou benadrukken. ‘Het staat geschreven in handleidingen, in magazines voor dummies, al dan niet online, of erger, op zelfhulp websites voor eeuwig beginnende schrijvers.’             Ze had geen ongelijk. Ik kreeg elke dag wel een melding in mijn mailbox voor wie droomt van een literaire carrière. ‘Grijp die kans nu!’, ‘Jouw laatste 12 uren als beginnende schrijver gaan nu in!’ en ‘Echt, wil je me nooit meer terugzien? We betekenden zoveel voor elkaar,’ stalkte een ongekende literaire coach me ooit.             Tien minuten discipline per dag, hoorde ik haar woorden nazinderen. Al was het maar een woord, een slordig idee, een zin, een paragraaf, misschien zelfs een hoofdstuk. Tien minuten per dag om te hakken, te knippen, te plakken, te verscheuren of gewoon te zuchten. ‘Ik mag toch iets van jou verwachten, neen? Ik geloof in jou, ik investeer in jou.’ Ik schonk me nog wat witte wijn in, een Chardonnay die me vannacht zuur zal opbreken.              Mijn aandacht verplaatste zich naar een jonge twintiger met een overdosis hyaluronzuur in de lippen en die sashaying à la Ru Paul in divastijl voorbij wandelde. De lange zwarte cape die levenloos over zijn rank lichaam hing oogde goedkoop. Je zag de witte draadjes als lijkwormen uit de naden kruipen. Maar misschien is het een nieuwe mode. ‘Kijk, daar kunnen we gaan zitten,’ riep hij met een hoge mannenstem tegen zijn volger en wees naar een leeg tafeltje aan het venster. Verwijfd, dacht ik bij mezelf maar ik mag die gedachten niet meer hebben. Goedkope hakjes tikten in sneltempo op de houten vloer. Ik merkte de lange witgelakte nagels op, het had iets van een opgepimpte heks. Hij liet een kwetsbare indruk achter maar het leek allemaal gespeeld, de linkerhand rond zijn witte hals accentueerde het drama maar het kwam toch wat jeannetterig over – weer zo’n slechte gedachte. Rond zijn smalle heupen bengelde een minuscuul rood handtasje waar amper een gsm in kon. Hij wandelde alsof hij in het verlengde van de catwalk liep, hoofd en schouders recht, de blik op ongeïnteresseerd en oneindig, de heupen swingden doorheen het hele restaurant. Focus, girl, focus. Hij wilde drama opwekken maar wat zong Liesbeth List ook alweer? “Als je een stuiver bent, speel dan niet voor een piek.” Nou ja, zeg nu zelf, dat soort volk.              ‘Ik ken die gast,’ fluisterde Martine mijn richting uit. ‘Altijd cinema, hij, enfin zij of hen, zegt een rolmodel te willen zijn voor de lgbt-community.’ Een gemeenschap die allang geen gemeenschap meer was, dacht ik. De slinger was er allang doorgeslagen. Er was geen greintje humor meer te vinden in die nieuwe rolmodellen. De regenboogvlag werd in een neoliberaal jasje gestoken – je kon nu ook al sokken met de regenboogvlag kopen bij C&A maar evenzeer ondergoed, pseudo bio t-shirts, sleutelhangers en potloden. Allemaal voor gay rights. De regenboogvlag was het uithangbord van onverdraagzaamheid geworden. Ik bepaal wat jij moet denken of zeggen. Niemand wist nog wat de oorsprong van de regenboogvlag was. De regenboogvlag was een verlengstuk naar het neoliberalisme. Je bent wie ik zeg dat je moet zijn. In 1985 heb ik daar zelfs nog een leuke column over geschreven.             Ik zuchtte. Het waren rare tijden. Ik herinner me een mailtje van Senne Misplon toen ik hem vroeg om te begrijpen wat zijn deelname aan het homofobe en seksistische Slimste Mens ter Wereld kon bijbrengen omdat hij van zichzelf vindt een belangrijk dan wel een voorbeeldfiguur te zijn. Annemie Struyf heeft om die redenen vriendelijk bedankt maar die vindt dan weer dat in interviews nooit gesproken wordt over de leeftijd van mannen, terwijl in datzelfde blaadje Koen Wouters het heeft hoe hij zich als vijftigplusser voelt. Soit. Voor De Slimste Mens werd er blijkbaar uren vooraf gebrainstormd over wat wel wat niet en hoe je iets mag zeggen en vooral welke woorden je kan, je niet kan, mag en vooral niet mag gebruiken. Soit, een hele gebruiksaanwijzing haalde die jongen boven. “Ik heb ze moeten ‘educaten’, antwoordde hij me en ik dacht: voilà, we zijn het kwijt. Ik had geen goesting meer in welke gemeenschap dan ook.  Martine rolde met haar ogen en zette haar koffiemok neer. Ik zag alleen maar een vulgaire travestiet die uit de donkere hoeken van gore sekscinema’s van de jaren ’70 leek te zijn gekropen. Als je de échte transgenders uit het Bois de Boulogne en Montmartre gekend hebt, was dit maar een triest vertoon. De catwalk van de Primark.              De geur van zijn parfum verspreidde zich over het restaurant, ik zag mensen hun servetten voor hun neus houden, kuchen en zwaaien met de handen alsof ze een pikante peper ingeslikt hadden. Het was het soort parfum dat oude mannetjes droegen, babytalk in extra dosis. Achteraan de diva liep een donkere lookalike te tokkelen op haar gsm alsof de wereldvrede ervan afhing. De ober bracht het marginale duo naar het tafeltje aan het raam, de twee vlijden zich neer en kregen de menukaart. De jongeman hield zijn gsm naar boven en nam in nog geen vijf seconden enkele selfies. Het zoveelste duckface pollueerde zonet het internet. Ik hoorde de flashes van het apparaat tot aan onze tafel. De tuitlippen, de prinsesjes ogen, het scheef hangende hoofd, die witte nagels die leken vast te zitten in de haren– of was het pruik, het hoorde er allemaal bij. Na de sessie legde hij het apparaat op tafel, rechtte de rug en de schouders, zwaaide wat met de handjes om zweetdruppels te voorkomen en liet uiteindelijk met een diepe en luide zucht zijn goedkope cape over de leuning van zijn stoel glijden. De man zat nu halfbloot en leek zich niet bewust van enige elegantie of etiquette. Het was allemaal aanstellerij. Goedkope porno in een chique eettent. Ik draaide me terug naar Martine die met haar vingers op tafel tokkelde om het ongenoegen ‘over zo’n mensen’ te benadrukken. ‘Wie voor een dubbeltje geboren is, zal nooit een kwartje worden.’ Sashay away! Waar waren we gebleven, dacht ik en concentreerde me opnieuw op ons gesprek.

Erwin Abbeloos
9 1

Het status van sekssymbool.

Op uw oproep “Wordt u ook boos om dit levenslange stereotypering” kan ik volmondig ja antwoorden, maar onze meningen hierover gaan totaal verschillende richtingen uit. Stereotypering anno 2023 heet cancelcultuur. Cultuurblind zijn. Als het woord “sekssymbool” het vaakst terugkwam in de postuum van Raquel Welch, dan was de actrice – naast actrice zijn – ook een sekssymbool en daar is niets mis mee.  Eva Berghmans in De Standaard schrijft dat zij zich hierbij ongemakkelijk voelt maar ik voel me misselijk en draaierig omdat ik het betreur dat de auteur van de column de actrice en dan vooral de tijdsgeest niet wil of kan vatten, en dit terwijl ook de boeken van Roald Dahl (in de Engelse versie) schaamteloos herschreven worden.  In de jaren ’60 van vorige eeuw was sekssymbool niet alleen status maar ook kracht. Raquel Welch was niet de enige vrouw die zich profileerde als sekssymbool. Ook Brigitte Bardot, Bo Derek, Yvonne Craig, Ursula Andress, Nichelle Nichols, Jane Fonda, Elizabeth Taylor to name a few. In de jaren ’70 van vorige eeuw denk ik ook aan Farah Fawcett-Majors of Jacqueline Smith. Sylvia Kristel, Catherine Deneuve en Debbie Harry. Joan Collins in de jaren ’80. En wat niet te denken van Amanda Lear! Ook Agnetha en Frida van ABBA kregen het etiket sexy opgeplakt en toch schrijven we ook over hun uniek stemgeluid. Herinner u de opmerking over “Agnetha’s bottom” en haar reactie hierop. Allemaal sterke vrouwen die totaal niet zijn wat wokers van hen maken. We kunnen blijven zeuren over het Hollywood patriarchaat van die jaren, alleen komt dat gezeur uit het jaar 2023 en verliest het daardoor de nuances die deze jaren kenmerkte.  Bovengenoemde vrouwen zijn door de hele LGBT+ gemeenschap omarmd, en daarvoor hoef je niet naar Ru Pauls Drag Race te kijken om dat te begrijpen maar gewoon met enige nieuwsgierigheid de LGBT+ geschiedenis te lezen. Deze vrouwen, actrices, zangeressen en performers werden verheven tot status sekssymbool vanwege de kracht die hun status droeg. Sekssymbool zijn in de jaren ’60 is krachtig en had macht over de (hetero)man. Het is hun performance en hun geschiedenis die bijgedragen hebben in diezelfde jaren tot de LGBT+ emancipatie. Deze vrouwen in hun rol van sekssymbool, hebben generaties sterk gemaakt, onderschat de kracht van het sekssymbool niet. Want in tegenstelling tot wokers die o.a. van vrouwen slachtoffers maken, zijn deze vrouwen altijd bewust geweest van hun macht, hun talent en hun vrouw zijn. Zij deden het zonder sociale media. Dat maakt van hen niet minder sterke vrouwen, ik zou zelfs durven schrijven: integendeel. Welch en co hadden het ook nooit over corrigerend ondergoed of corrigerende antirimpel crème. Moeten we dan bij iedere film met Raquel Welch, bij iedere aflevering van Dynastie of bij ieder ABBA-liedje een sticker met gebruiksaanwijzing kleven? Raquel Welch kan het niet meer zeggen en hoewel ook zij geëvolueerd was zoals eenieder in het leven evolueert, is er écht niets mis mee om een sekssymbool te zijn dat een tijdperk kenmerkt. Dit afschilderen als iets waarbij men zich ongemakkelijk voelt en zelf enkel en alleen negatief focussen op dit (positieve) aspect, is een heel tijdperk cancelen en getuigt van niet veel respect voor de persoon in kwestie want ook Raquel Welch was een sterke vrouw. Zelfs in haar bikini. Net zoals Agnetha Fältskog dat is wanneer zij hunkert naar een man na middernacht. Erwin Abbeloos, Brussel.  

Erwin Abbeloos
12 2

Daniel Defert is overleden.

In Frankrijk is op 7 februari de socioloog Daniel Defert gestorven. De naam zegt u allicht niet veel maar als we vandaag onze rechten en onze volmondige inspraak als patiënt bij de dokter en in het ziekenhuis kunnen laten gelden, als gevangenen vandaag ook hun stem kunnen laten horen, hebben we dat ook aan hem te danken. Defert was ook de oprichter van het Franse Aides, de grootste aidsorganisatie in het land. Defert was de compagnon van de Franse filosoof Michel Foucault die op 25 juni 1984 is gestorven aan de gevolgen van aids. Met Foucault richtte hij in 1971 een onderzoekscommissie op over de situatie in de Franse gevangenissen. Duizenden gevangen werden ondervraagd over de erbarmelijke wantoestanden in de gevangenissen. Voor het eerst in de geschiedenis konden gevangenen getuigen over de praktijken die tijdens hun detentie gebruikelijk waren. Defert en Foucault creëerden de mogelijkheid om de eigen regie te voeren onder een machtsstructuur zoals de gevangenis en tekenden hiermee de eerste lijnen om ook de macht in de medische wereld in vraag te stellen.  Na de dood van Foucault, was voor Defert het verzwijgen van de waarheid rond de dood van zijn partner met wie hij gedurende 20 jaar zijn intimiteit, zijn ideeën en zijn politiek engagement deelde, ondraaglijk. Vanuit deze woede en vanuit zijn rouwbeleving, richtte Defert Aides op. “Een manier om met hem (Foucault) te blijven was om te blijven doen wat we altijd al deden: samen handelen.” Rond aids heerste in de jaren ’80 van vorige eeuw een zwaar taboe en dat wou hij doorbreken. Hij creëerde de ruimte en de steun die mensen, betrokken bij of getroffen door het aidsvirus, konden bezetten zodat hun woorden, hun belevenis, hun grieven en pijnen in de maatschappij gehoord werden. Defert brak taboes, haalde muren neer, brak met stiltes en bestreed stigma rond mensen met aids. De macht van medische structuren verhinderde aangepaste en oplossingsgerichte strategieën. Zo ontstond een communautaire benadering waarin alle lagen van de bevolking zich konden profileren als expert van de eigen gezondheid. Patiënten creëerden hun eigen preventiestrategieën daar waar politiek en dokters het terrein verloren hadden. In zijn discours op de aidsconferentie van 1989 in Montréal spreekt hij over ‘le patient réformateur’, een reformateur die tot op vandaag nog steeds vruchten afwerpt, die we moeten bewaken, die we moeten omhelzen in een universele benadering van gezondheid en welzijn, met respect voor iedere gemeenschap. In 1994 was ik 26 jaar, ik leefde in de politieke erfenis van het Franse en vooral Parijse 1968. Ons activisme bracht machtsstructuren van hun sokkel. Ontrafelen, deconstrueren, uithollen, dat moesten we doen. Die machtsstructuren, dat waren (en zijn nog steeds) de politiek, de religie, het onderwijs, de medische wereld, de labo’s, de psychiatrie, het staatsapparaat, de politie, de wet, de media en vandaag evenzeer jouw Facebook, Twitter, Instagram en Tik Tok. In ons activisme gingen we sociologie, recht, psychologie, economie, biomedische en farmaceutische wetenschappen studeren, niet om beleerd en geleerd te zijn, maar om onze lichamen, onze seksualiteit en onze identiteit te kennen, om het dokterstaaltje te begrijpen, om recht te staan en om ons te laten horen. We wisten hoe en welke woorden te gebruiken. We gingen netwerken avant l’heure. We hanteerden de media. Wij waren geen salonactivisten, wij zaten in een raad van bestuur, wij kwamen op straat, wij organiseerden ons in vzw’s, in politiek en in syndicaten. We maakten bondgenoten, we verenigden onze krachten. We maakten lawaai, veel lawaai. We waren ‘le patient réformateur’. En ja, de wereld veranderde.  Deze benadering legde falende politieke en medische machtsstructuren bloot. Homo’s, druggebruikers, transgenders, sekswerkers, migranten maar ook andere minderheden die nooit gehoord werden door de politiek, eisten via Aides – en later ook Act Up Paris – het recht op gezondheid, het recht op medicatie, het recht op seksualiteit, het recht op waardig sterven, het recht op arbeid, het recht op huisvesting op. We streden voor onze liefdes, voor onze levens, voor onze lusten omdat niemand ooit een tweederangsburger mag zijn. We verklaarden de oorlog aan de labo’s omdat we onze medicatie nodig hadden.  15 jaar lang heb ik gewerkt bij Aides. Deze unieke belevenis, onder impuls van Daniel Defert, heeft me geleerd wat activisme is, wie die ‘patient réformateur’ is en heeft me vooral een universele kijk op de wereld bijgebracht. Het is onze plicht om een ‘patient réformateur’ te zijn maar polarisatie en identiteitspolitiek verhinderen ons om in verbinding te staan met de andere. Activisme lijkt vandaag herleid tot her en der een column schrijven of een mening publiceren.  De strijd die Defert tegen aids initieerde blijft een unicum maar we kunnen zijn strategieën hanteren om te strijden tegen racisme en voor het klimaat. We moeten bondgenoten zijn, we moeten stoppen met onderling elkaar af te rekenen op huidskleur, op seksuele identiteit of op genderidentiteit. Een strijd waar mensen en gemeenschappen met de vinger gewezen worden omwille van wie ze zijn, is een strijd van de hele gemeenschap. Een universele gemeenschap. Een gemeenschap die zich verzet tegen een gelijkwaardige gemeenschap is er maar voor het eigen gelijk.  Erwin Abbeloos, socioloog en seksuoloog.

Erwin Abbeloos
0 2

Boenke boenke

Het kostte me alle moeite om doorheen het lawaai het gesprek te volgen. Ze sprak luider dan normaal maar haar woorden ebden als losse flodders weg in de muziek. Ik zag dat ze haar best deed, ze articuleerde alsof het spieroefeningen voor de mond waren en ze zich klaarmaakte om een opera te zingen. Niets drong tot me door behalve het lalalala-deuntje van Kylie Minogue en een krijsend figuur dat met allures van een eurocent meezong. Met haar vork prutste ze op haar bord in een hoopje rijst dat tussen de kleurrijke wokgroenten en enkele feloranje scampi’s gekneld lag. Haar bord was een slordig kunstwerk geworden en ik vroeg me af of de paarse bloem die je altijd bij je maaltijd krijgt eetbaar was. Zoiets durf je niet te vragen. De bewegingen van haar hoofd en het rollen van haar ogen benadrukten wat ze wou zeggen, hoewel ik niets had begrepen. ‘Snap je,’ was het enige wat ik hoorde, waarop ik instemmend knikte. Ze gooide haar vork op het bord, veegde in één beweging het vet van haar volle lippen, nam een slok water en legde voldaan de handen rond haar buik. Ik probeerde me dieper te concentreren, ik probeerde de taal die ze sprak op haar lippen te lezen, haar woorden in betekenissen te ontleden en mijn blik te focussen op haar mond maar ik kon het niet helpen. Ik wist niet wat ze zonet allemaal met zoveel overgave en energie verteld had. Misschien werd ik doof, misschien vielen de connecties in mijn hersenen één voor één uit. Misschien was ik al die tijd onbewust afgeleid door mijn eigen gedachten. Dat gebeurt vaak wanneer mensen het te lang trekken, wanneer de monoloog vervelend wordt, wanneer ze eindeloos over zichzelf blijven doorpraten, zichzelf bewieroken of, kan het nog erger, wanneer ze zich als slachtoffer van al het kwaad in de wereld plaatsen. Dan denk ik aan mijn volgende hoofdstukken, mijn personages, mijn invalshoeken en mijn spanningsboog, waar ik nog kan schrappen, wat ik nog kan herschrijven en welke dynamiek ik aan mijn verhaal kan geven. Mijn mentale afwezigheid van vanavond lag ook aan de irritante ‘boenke boenke’-muziek die eerder op de voorgrond dan op de achtergrond speelde. Wat is het plezier om aan een tafel te zitten, een conversatie proberen te volgen die uiteindelijk uitdraait op een onverstaanbare dialoog en waar je voortdurend een instemmend ja dan neen knikte in de hoop dat al dat geknik in het vertelde verhaal klopte. Het restaurant zat vol, stampvol, wat het converseren evenmin bevorderde. Ik die graag luisterde naar wat gezegd werd aan andere tafels. Vanavond niet dus. Ik probeerde haar golflengte te bereiken met een ‘Smaakt, het?’ maar haar woordenwaterval viel niet stil. ‘Neen maar, snap je?’ ging ze verder en greep opnieuw naar haar vork. Ik knikte ja en gaf mijn bescheiden hoofdbeweging ondersteuning met een diepe ‘hmm hmm’. Boenke-boenke-boenke.

Erwin Abbeloos
23 0

In de supermarkt.

In een vorig leven, werkte ik voor de GB-groep. Het was mijn eerste job, ik had er verantwoordelijkheden, ik was tweetalig, ik zag er best knap uit in dat uniformpje, presentabel zeg maar, in de lijn van wat verwacht werd van een GB-medewerker. Stiptheid was belangrijk, zeer zeker klantvriendelijkheid en ik heb nog steeds in gedachten de tien geboden naar de klant toe. Het was nog geen tijdperk van ‘de supermarkt beleven’ als in een ‘aah-Erlebnis’, als in een retail-orgasme. Klantvriendelijkheid werd verwacht maar je deed het ook omdat in contact zijn met elkaar des mensens is. Niet alleen tijden maar ook de wereld en de wereld van GB – Carrefour is veranderd en lijkt vandaag op niets meer op wat we vroeger zonder morren deden. De supermarkt heeft zijn mojo verloren en het personeel loopt er wat somber bij. Ik stelde me onlangs de vraag: waarom ga ik naar de kassa waar steevast een oudere kassierster zit? Waarom ga ik naar de kassa waar een vrouw van kleur zit? En waarom ga ik niet meer naar de kassa waar een blonde gespierde jongen of een Kardashian-lookalike werken? Ik ken de antwoorden. De oudere kassiersters hebben het nog. Het wat? Hét? Dat contact met de klant, oogcontact ook, die feeling, een woordje over een product dat je koopt – “lekker, die verse kip curry!”, de vraag of je zegels wil voor de potten en pannenactie, zorg dragen voor de te scannen producten, wachten met scannen als de boodschappen niet snel genoeg opgeborgen gaan, het prettig weekend wensen – mét oogcontact dat een glimlach achter het lichtblauwe masker in coronatijden verbergt. De vrouw van kleur is een oase van rust. Omdat ze tweetalig is, rust uitstraalt en altijd een vriendelijk woord heeft. Een gemeend vriendelijk woord. De blonde gespierde jongen spreekt alleen maar Frans (als hij al spreekt) en de Kardashian-lookalike is meer op de gsm/Whatsapp bezig dan me echt op te merken. Echt waar serieus, tokkelen op de gsm én scannen. Is dat een doorslaggevend op sollicitatiegesprekken? Beide profielen scannen aan een allure dat om snelheidsbeperking vraagt. Alles wordt gescand en gescand en gescand – en alles beland in sneltempo via de rolband tegen elkaar opgepropt aan de andere kant. Een kettingbotsing van eieren, spinazie, Sheeba en cava flessen. Allemaal in, op, over en soms door elkaar.  Het zijn tijden! Het gebeurt ook bij Delhaize, iets minder bij Colruyt, en bij Lidl en Aldi is het nog erger maar daar kom ik niet meer. Carrefour zit ergens in het midden. Ik zal er mijn koopgedrag niet naar aanpassen – hoewel ik wel gemerkt heb dat ik al wat meer naar Delhaize ben gegaan. Dan voel ik me de ontrouwe echtgenoot en hoop ik dat mijn lief me niet betrapt op dat ene slippertje.  We zijn het verloren. Enfin, een generatie heeft het niet meer. Wie een beetje sociologie van het werken studeert, begrijpt de veranderingen. Technologie bestaat ook in de supermarkt en zeker ook aan de kassa. Maar ik kan het niet nalaten te denken dat Carrefour en Delhaize nog weinig investeren in het menselijke dat klanten nog zijn, ondanks apps en boodschappen van op afstand te kunnen doen. Een goede vriend die consultant is bij grote namen, beaamt het. “Het is tijd- en winstverlies om te focussen op de klanten.” Nog nooit heeft hij zoveel medewerkers moeten overtuigen om zin in hun werk te geven, iets wat de supermarkt in huisopleidingen hoort te doen, maar niet meer doet. In situ, op de werkvloer en tijdens de werk- en openingsuren, niet in aftandse opleidingslokalen waar talentvolle orators het vuile werk mogen opknappen. Boodschappen doen is een ergernis. Het is een vervelende wekelijkse sleur die ik zo snel mogelijk afwerk. Als ik dat enkel en uniek moment van vriendelijkheid krijg, maakt het mijn ochtend goed. Ik schat nog een 30-tal jaren zelf mijn boodschappen te doen, dan is het aan mensen die vandaag nog niet geboren zijn om mijn boodschappen te doen. Ik heb een compromis met mezelf gemaakt. Ik zal naar de winkel blijven gaan tot de oude kassiersters op pensioen zijn en tot de vrouw van kleur een andere carrière najaagt. Stuur de blonde gespierde jongen naar de Nederlandse les en vraag aan Kardashian de gsm in de omkleedkamer te houden. Het is irriterend, contraproductief, afstandelijk, snobistisch en zéér onbeleefd.

Erwin Abbeloos
0 0

Verloren

Dezer dagen hangen in Brussel Centrum halfgrote affiches, op alle hoeken en de meeste palen, soms met foto’s, soms alleen met tekst, in kleur of zwart wit zoals een goedkope print en waarop mensen hun wanhoop uiten omdat ze iets of iemand verloren hebben.             Of is het verloren zijn?              Snoopy, Punch, Lady en Mirza. Allemaal in de Schildknaapstraat. Verderop, bijna aan het Muntplein, Tijger, Spoetnik, Garfield en Catherine. Een hond, een kat, een viervoeter, een vrouw? Er worden beloningen uitgeschreven maar nergens vermelden de wanhopigen wat die beloning nu juist inhoudt. Het kan 50 euro zijn, dat is een beetje zoals de lotto winnen in een doorsnee gezin dat regelmatig een euro of twee inzet. Voor dezelfde moeite krijg je een doos pralines ‘Made in China’ of een fles goedkope wijn. Erger zijn de schouderklopjes, de ingeoefende tranen en de dank-je-wel-merci-beaucoup beloningen. Daar kan ik écht niet van leven.             Toch blijf ik het vreemd vinden dat mensen Brussel bekladden met zoveel vragen. Aan het Sint-Katelijneplein had ik er ook een tiental opgemerkt toen we afgelopen vrijdag in Restaurant de la Bourse, bij Adil en Sofiane, mosselen zijn gaan eten die er niet waren. Een huisdier, ik kan het nog begrijpen, maar een halsketting? Een portefeuille? Een boek? Een Delhaize boodschappentas? Of zoals vandaag nog: een zetel, een computer, een staanlamp en een paraplu – hartje zomer nota bene!             Het meest vreemde vind ik de hartrubriek in mijn stad van verloren voorwerpen. Een hart, zoals in: ik heb mijn hart aan haar verloren. Maar ook de tijd zoals in: ik verlies mijn tijd. Zichzelf: ik heb mezelf in deze relatie verloren. Het weekend zoals in: ik heb dit weekend niets gedaan, het is een verloren weekend geweest. Een ontmoeting zoals in: wat een tijdverspilling deze date. Een ziel zoals in: ik heb mijn ziel aan de duivel verloren. Een oog zoals in: ik ben hem uit het oog verloren. Een job zoals in: ik ben ontslagen, ik heb mijn werk verloren. Een moeder zoals in: ik heb mijn moeder tien jaar geleden verloren. Punten zoals in: ik heb flink wat punten verloren door mijn onoplettendheid in de klas. Geld zoals in: ik ben in deze weddenschap heel wat geld verloren. Maagdelijkheid zoals in: gisteren heb ik voor de eerste keer seks gehad en het was met die knappe buurjongen maar ik ben zijn naam vergeten. Bij hem heb ik mijn maagdelijkheid verloren. Het hang er allemaal en nog veel meer.             Waar hebben sommige mensen toch het hoofd? Zelfs het hoofd wordt verloren, zoals in: ik wist het niet meer, ik was compleet het hoofd verloren. Lopen die mensen dan verder in het leven zonder een hoofd op hun lichaam? Ik zie ze toch niet, tenzij ze natuurlijk binnenblijven en aan auto-bodyshaming doen.             Als we altijd alles voortdurend verliezen, wat hebben we dan nog over? Waarom dragen we niet meer zorg voor onszelf, waarom letten we niet beter op wat van ons is? Betekent het dat we alles altijd en overal bij anderen verliezen en domweg vergeten weer mee te nemen? Neem nu het meisje dat haar maagdelijkheid is verloren. Gaat ze de volgende dag terug om haar maagdelijkheid weer op te halen? Je ziet dat maagdelijkheid een illusie is, toch?             Gelukkig kan je in de meeste gevallen dat wat verloren is, weer terugvinden. Meestal in een andere vorm, zoals een andere job. Het blijft een job maar het is eens iets anders. Ook een hart kan je terugvinden door iemand anders te ontmoeten. Geld maakt schommelbewegingen en een overleden moeder komt nooit meer terug. Verloren jaren is pure nostalgie, heimwee naar je échte leven. De verloren jeugd behelst een volledige generatie die er wat fluïde en vervelend bijloopt. Saaie mensen, ik zeg het je!             De vergetelheid siert de mens. Vergetelheid vervolledigt de mens. Wat verloren is, is verloren. Wat weg is komt nimmer weer. Berusting heelt. Het is allemaal hernieuwen en herbronnen. Het is eens iets anders uitproberen. Het is leren leven met verlies, ook al is het maar maagdelijkheid.              Veel meer valt er niet over te filosoferen. Ik weet niet hoelang de affiches zullen blijven hangen, ze blijven maar komen en komen. Wat zeker is, is dat je het werkwoord kan vervoegen én met hebben én met zijn. Laten we ook taal koesteren.

Erwin Abbeloos
9 0

Liefde is overal

Liefde is overal Elke maand kruipt ZIZO-redacteur Erwin Abbeloos voor ons in zijn pen. Hij schrijft over het leven, de LGBTI+-strijd, de actualiteit, ouder worden en af en toe ook over ABBA. Voor de column van deze maand kijkt Erwin vooruit naar valentijn en blikt hij terug op de plek die liefde in zijn leven ingenomen heeft.           Schrijven over liefde terwijl alles over liefde al geschreven is. In proza, in poëzie, in scripts. Zingen over liefde terwijl alles al gezongen is. Van pop tot klassiek. Liefde bedrijven terwijl alle liefde al bedreven is. Ach, de liefde. Dé liefde. Ik heb ze bedreven, beschreven, beleefd, bezongen, bewierookt en betraand. Ik heb ze zien aankomen, ik heb ze zien weggaan. Ik heb ze gevoeld, ze heeft me weten te verpletteren. Nu eens was ze opgebrand, dan was ze nergens te zien. Ik heb ze van op afstand beleefd, ik heb ze met één te veel gepleegd en ik heb een keuze moeten maken. Ik ben niet gemaakt voor een driehoeksverhouding. Soms meende ik de liefde te herkennen, soms had ik me vergist en was ze totaal iets anders. Ze heeft me ook bedrogen, beschimpt, verraden en vernederd. Ze heeft me gelukkig ook gekalmeerd, geheeld, gezuiverd, gelouterd. Ik weet dat ze een gemis kan zijn, ze kan ook te opdringerig zijn. Bij de ene doet ze verdomd haar best, bij de andere komt ze niet. Of dat denk je want ze komt altijd en overal. Dat zingt Björk ook in ‘All is full of love’, een liedje uit 1997. Daar staat hoe tot liefde en berusting te komen. Soms zoek je haar, weet je niet waar ze te vinden is, andere keren komt ze onverwacht je leven overhoopgooien. Ze komt in alle vormen, in alle woorden, ze zit in alle settings – van een Grindrafspraakje tot een seksparty. In housewarming parties en beschonken avonden. Ze komt in roze, in wit, in rood en allemaal zachte kleuren. Ook in ruig leer en glimmend latex zit liefde. Ze zit in al wat leeft en beeft, in al wat ademt en beweegt, in al wat hijgt, schuurt en heest.  Dan wordt ze diepe vriendschap. Zomaar. Ineens. Met de jaren. Jij en alleen jij kent ons. Een vluchtige kus wordt intenser dan de vermoeide pornostandjes die met alles en iedereen uitgeprobeerd zijn. Een huis, een omheining, een kat. En jij. In het nu. Praten met je vingertoppen. Liefde spreekt een taal zonder woorden.  Liefde is ook uit elkaar gaan. In ‘Knowing me knowing you’ van ABBA zingt Frida dat uit elkaar gaan het beste is wat ze kan doen. Ze zingt niet dat dat het beste is wat kan gebeuren; ze zingt niet ‘Breaking up is the best thing to do’. Ze zingt ‘It’s the best I can do.’ Zij is het die weggaat. In de jaren ’70 van vorige eeuw dan nog wel, toen het feminisme in een tweede golf streefde naar een gelijkwaardige positie in de maatschappij en seksuele bevrijding. Het laat ook de perfectie van een ABBA-song horen. Alles moet matchen, tot in de details. Lezen, herlezen, schrijven en herschrijven. Weggooien, een stukje overhouden. Dat is schrijven en zo gaat het ook in de liefde. Je houdt er enkel het beste van over. Een breuk is altijd een beetje lijmen en met beetjes groeien.  Wat de liefde ook doet, ze overkomt iedereen. En iedereen verdient ze. Liefde komt wanneer je het leven al aangeraakt hebt, ertegen aan geschuurd hebt, wanneer het niet meer deert, wanneer de scherven nog op de grond liggen. Gebroken glas is ook mooi glas. Wat het met je lijf, je ziel en je huid doet, lees je in ‘Fragments d’un discours amoureux’, van Roland Barthes.  Liefde heeft me in berusting gebracht. Het is een in oneindigheid uitgestrekt landschap met heuvels, dalen en vlakten. Wat de liefde ook doet, ze overkomt iedereen. En iedereen verdient ze. Weet dat, terwijl in de liefde alles al geschreven staat, liefde altijd op een onbeschreven bevlekt blad staat. Il y a de quoi commencer un scénario! 

Erwin Abbeloos
22 1

Duurzaam engagement

Duurzaam engagement. De Vlaamse Vereniging van Studenten heeft een rapport gepubliceerd over het mentaal welzijn bij onze studenten. Uit een grootschalig onderzoek blijkt dat 20% van de ondervraagde studenten psychische problemen heeft die hun welzijn thuis, op school en bij uitbreiding in de samenleving zeer fel beïnvloeden. 17% van de ondervraagde studenten heeft zelfmoordgedachten gehad. Naast het rapport vind je ook het beleidsadvies voor mentaal welzijn met een bundeling van adviezen op vlak van verschillende preventieve maatregelen en wat je als overheid of onderwijsinstelling kan doen om het welzijn van studenten te optimaliseren. Je kan als student of als gewone burger deze regeltjes lezen en opvolgen maar het stramien waarin de adviezen gegoten zijn, mist in mijn ogen een belangrijk element dat even preventief werkt: zelfredzaamheid. Hoe kan ik, als jongere, als student, als burger, mijn zelfbeeld maar ook de zingeving in mijn leven sterker maken? Hoe kan ik de wereld helpen beter te maken? Waar de adviezen vertrekken vanuit geobserveerde negatieve situaties, vertrek ik liever vanuit een positieve, versterkende en krachtige visie op de mens. De geëngageerde mens. De universele mens. De mens die zich duurzaam engageert. Het duurzame engagement. Onrecht bestrijden, het is des tijds. Denk maar aan onze eigen strijd als homofiel, als homoseksueel, als holebi. Vandaag als LGBTI+. Het is niet omdat we deze woorden niet meer gebruiken dat we onze eigen geschiedenis moeten vergeten. Van werkgroepen tot volwaardige vzw’s naar hashtags vandaag. Ik zie nog steeds verontwaardiging maar ik mis daadkracht. Ik zie initiatieven, ik zie acties, bewegingen, hashtags en theaterstukken die na de media-aandacht hun effect verliezen. Ik zie, hoor, voel en ruik woede wanneer de zoveelste betoging onder mijn raam in hartje Brussel voorbijtrekt. Maar ik zie geen duurzaam engagement meer. Ik mis het échte activisme. Het activisme dat lelijk is, dat stoort, dat botst, dat iedereen met zich meeheeft. Het activisme waar je nooit meer slaapt, waar je de macht in de ogen durft te kijken, waar status, huidskleur, taal of gender niet van belang is. Waar structuur is, waar het gaat over iets en waar het niet draait rond één persoon. Waar de persoonscultus niet bestaat. Waar een idee centraal staat, niet de initiatiefnemer. Waar de activist een sociale reformateur is. De échte activist is iemand die zichzelf in de strijd gooit met een solidaire en universele visie op de maatschappij. Iemand die iets doet voor de wereld, niet enkel voor de eigen gemeenschap. Iemand die gevoelig is voor onrechtvaardigheid en waarbij de strijd het eigenbelang overstijgt. Het klimaat is een voorbeeld, net als de strijd tegen racisme een zaak van iedereen is. Een solide engagement geeft je zingeving en versterkt de nood ook om zich nuttig te voelen. Wanneer je je vrijwillig inzet om te strijden tegen iets wat niet alleen jij maar ook de maatschappij als onrechtvaardig ervaart, bijvoorbeeld omdat de politieke antwoorden niet volgen, versterk je je engagement en ga je over tot actie. Wanneer jouw negatieve ervaring wordt belichaamd in een gezamenlijk engagement met gelijkgezinde burgers, creëer je een activisme dat gehoord wordt en duurzaam is. Anders dan safe spaces die in mijn ogen meer stilstand, apartheid, exclusie en isolatie creëren, versterkt het delen van de eigen emoties en ervaringen binnenin een krachtige structuur het engagement. Dan begint het échte werk. Zichzelf blijven informeren, zich verdiepen in studies en misschien zelfs nieuwe woordenschat aanleren. Opleiden en zichzelf opleiden. Kennis is macht. Netwerken en nooit opgeven. Weinig slapen ook. Je geeft niet alleen tijd maar ook ervaring en expertise dat zich misschien al in studies of een professionele activiteit uit. Een sterke structuur is een gezonde structuur waar iedereen elkaar respecteert en waar de cultus rond één persoon niet bestaat. Activisme is geen enkel glamour artikel waard. Activisme is rauw, scherp, alert, hard en soms controversieel, en streeft naar iets wat moet veranderen in een maatschappij. En in een maatschappij wonen we allemaal, dus weg met interviews over zichzelf. Wanneer je je engageert, is vechten voor aparte rechten nooit een oplossing. Politieke waarden binnenin je structuur maken van jouw engagement een sterke sociale beweging. Deze dynamiek kan aangewakkerd worden door een colère bij het aanhoren van bepaalde machtsdiscours in de politiek, de media, de religie of zelfs op sociale media. Iemand die zich duurzaam engageert, is iemand die in alle opzichten ervaring en expertise deelt met het enige doel een maatschappij wakker te schudden en de macht viseert. Iemand die niet polariseert, iemand die niet met holle slogans strooit. Iemand die getuigt, iemand die kennis overdraagt, iemand die de waarheid niet kent maar die in een universeel collectief onrechtvaardigheid bestrijdt en streeft naar gelijkwaardigheid. Zich duurzaam engageren binnenin een sterke structuur geeft voldoening en zingeving. Het is een engagement dat invloed heeft op je eigen leven en het leven van mensen die je niet kent. Je geeft tijd weg die je anders aan je vrienden of je familie zou geven; je geraakt vermoeid en dat kan invloed hebben op je professioneel leven; misschien raakt je gezondheid in de war en het is dan alleen maar de vraag hoever wil of kan je verder gaan in je duurzaam engagement. Je kan strijden voor het klimaat, je kan tegen dierenleed strijden, je kan strijden tegen racisme, je kan ook nuttig zijn bij çavaria. Weet dat zich duurzaam engageren een hele opdracht is. Het blijft een ervaring vol emoties, ontgoochelingen, nieuwe vriendschappen, nieuwe horizonten, soms ook relaties. Het is ook uit je eigen comfortzone gaan. Duurzaam engagement is krachtig maar ook tijdelijk. Je kan snel opgebrand zijn om verschillende redenen wanneer dingen niet vooruitgaan of wanneer de fakkel niet overgenomen wordt door de volgende generatie. Op alles komt slijt, ook op ruw activisme. Tijden evolueren snel en vandaag is duurzaam engagement sterk aanwezig in de digitale wereld. Als je sociale media goed weet te hanteren, is het een mooie aanvulling op je activisme maar kan nooit de plaats innemen. Je moet als collectief niet één keer, niet twee keer maar veel keer op straat komen. Je zal als organisatie aan de politieke tafels moeten zitten, je zal kennis moeten overdragen, je zal het verschil moeten maken om uiteindelijk als organisatie die sociale reformateur te zijn. Je zal uit de comfortzone van hashtags en likes moeten komen. De strijd die mijn generatie tegen aids heeft gestreden is een ongeziene strijd. Ik was net geen student meer toen ik een stem gaf aan mannen, vrouwen en trans personen, toen ik ’s nachts condooms en propere spuiten ging uitdelen, toen ik luisterde naar mensen die ontdekten seropositief te zijn, toen ik meeschreef aan de vooropzet van een LGBTI+ gezondheidscentrum en argumentaties op politieke tafels gooide over de meerwaarde van het PACS (het Franse samenlevingscontract). Maar ook toen de schaduw van Le Pen heel dichtbij zat. Maar ik zag ook de dankbaarheid bij Mamady die ik binnenin een burgercollectief aan een vaste verblijfsvergunning heb geholpen. Ik zou moeten overwegen om hier een boek over te schrijven. Kennis en overdracht van kennis is macht, toch? Duurzaam engagement stopt nooit. Aan de lezer, een zeer geëngageerd 2022!  

Erwin Abbeloos
10 0

Rolmodel

Elke maand kruipt ZIZO-redacteur Erwin Abbeloos voor ons in zijn pen. Hij schrijft over het leven, de LGBTI+-strijd, de actualiteit, ouder worden en af en toe ook over ABBA. Geïnspireerd door de finale van K2 zoekt K3 heeft hij het in zijn nieuwste column over rolmodellen: van K3 tot Erika Vlieghe.   Dat de Nederlandse Julia Boschman de derde K3 wordt, verbaast me niet. Ik zou zeker niet schrijven dat dit een gemiste kans is, de audities van jongens, mensen die zich non-binair voelen en mensen van kleur ten spijt. Studio 100 is een commercieel bedrijf en daarom twijfel ik niet aan het verkooppraatje van Gert Verhulst dat in alle media staat. Zorgwekkender vind ik het wanneer jonge mensen K3 – en co – als rolmodel beschouwen. Want zeg nu zelf, K3 is vervangbaar en inwisselbaar maar waar is de meerwaarde? Wat is de échte identiteit van de meidengroep? Wat is de échte identiteit wanneer Marthe, Hanne en Julia niét K3 zijn? En wat is (‘mijn’) identiteit? Ik heb nooit een rolmodel gehad. Hooguit was ik fan van of was ik zot op maar nooit heb ik iemand beroemd zodanig als voorbeeld in mijn leven toegelaten dat ik mezelf op die persoon zou gemodelleerd hebben. En me zo naar het hebben en zijn, het doen en laten van dat model te conformeren. Alsof ik niet zou bestaan. Ik dus. Kunst daarentegen kan me inspireren, uitdagen of beroeren. Iemand heeft iets te zeggen. Of niet, want soms is kunst puur entertainment en moet je er geen enkele politiek boodschap, correct of niet-correct achter zoeken. Er mag al eens op de dijen geklets worden en met de witte servetten gezwierd worden. Voor mij staat een rolmodel niet op brooddozen. De Franse filosoof Michel Foucault vertelt dikwijls in zijn interviews dat homo's – en bij uitbreiding alle LGBTQ+-mensen - beter moeten waken om zichzelf heruit te vinden en zich niet al te snel conformeren naar de mainstream, de gedachtenpolitie of een algemene waarheid. Daarom is een rolmodel zien in een pure platte commerciële setting en zeuren dat Studio 100 met K3 niet divers is, van een ander allooi. Diversiteit gaat evenzeer verloren in reclame en de diversiteit die op brooddozen staat, brengt geen politieke aardverschuivingen met zich mee. Het   gaat   helemaal   mis   met   onze   diversiteit.   Door   het   leven   te   beleven   enkel   via  de smartphone leven we ééndimensionaal en is er geen ruimte meer voor nuance. We leven te veel in perceptie, we zien te weinig waar we in leven, soms zien we helemaal niet waar we in leven. In de realiteit. In reclamespotjes zie ik mensen van kleur, LGBT+- mensen en de hele bende huppelen en knuffelen. Ik zie hoe gelukkig ze zalig onder elkaar lachen bij het aanprijzen van slechte voeding, alsof in dat eten iets toegevoegd is dat je euforisch zou maken. Onze lichamen worden voortdurend vergiftigd door de voedingsindustrie en toch dansen we mee in het ballet van het neoliberalisme want ons mantra “Ik herken mezelf niet” is belangrijker dan onze universele identiteit die we allemaal hebben. We strijden tegen het klimaat maar we kopen nog steeds wegwerpkleding en we willen dat onze pakjes morgen al aan onze deur staan. We willen onze oude kleren niet meer maar verkopen het liever dan dat we het aan een goed doel schenken. We zijn tegen het uitbuiten van werkkrachten, we zijn verontwaardigd over hoe mensen zonder papieren behandeld worden, en toch bestellen we onzevoeding online en gaan we liever mensen zonder papier filmen dan hen daadwerkelijk aan papieren te helpen. Op straat zijn we kwaad maar op televisie en bij uitbreiding op social media, is zichzelf gerepresenteerd zien belangrijker dan de planeet te redden en lachen we ons een kriek in al die vrolijke schijnsettings. Gretha Thunberg noch Anuna DeWever staan op brooddozen. Waar willen we onszelf gerepresenteerd zien?  Identiteit kan je niet vinden in platte commerciële televisie of in een popgroepje dat om de zoveel aantal jaren van personeel verandert. Identiteit is een sociale constructie die fluïde is met de jaren. Ik haal het voorbeeld van Michael Elliot Glatze aan, geboren in 1975 en stichter van Young Gay America. Na zijn studies aan het Darthmouth Collega in de jaren ’90 van vorige eeuw, zet hij zijnqueer-studies in de praktijk en wordt hij een hardleerse activist en journalist. Eerst in San Francisco waar hij regelmatig bijdragen levert voor het magazine XY. Hij is ook de auteur van een gids “XY Survival Guide – Everything you need to know about being young and gay”.   Met Young Gay America viert en promoot hij samen met zijn partner een “levensstijl”. Hij werd geapprecieerd voor zijn visie en voor zijn kritische columns. Maar na een breuk met zijn laatste mannelijke partner met wie   hij   tien   jaar   geleefd   heeft,   probeert   hij   verschillende   religies   zoals   het   boeddhisme,   het mormonisme, de evangeliste leer en verwerpt hij de homoseksuele liefde. Vanaf 2011 publiceert hij verschillende open brieven waarin hij zelf zijn ‘perverse dwalingen’ veroordeelt.  Dit verhaal kan je met verschillende ogen lezen. Ik onthoud het verhaal rond wat heet “de ware identiteit van de persoon.” In zijn hoogdagen van zijn gay-activisme schrijft hij dat hij zichzelf nooit graag heeft gezien. Hij zegt later zelfs dat zijn gay-identiteit een vermomming was die tien jaren geduurd heeft. Het was haast als een modeverschijnsel. De valse ik tegenover de echte ik.  Ik onthoud ook de commentaar van zijn hoofdredacteur Benoît Denizet-Lewis bij XY in The New York Times Magazine van 16 juni 2011: “Al vanaf een zeer jonge leeftijd, had hij (Michael Glatze) theorieën rond identiteit en seksualiteit uitgewerkt. Hij was enorm gefascineerd door de gay, de queer identiteit die hij op een bepaald moment ook heeft aangenomen maar die voor hem niet authentiek waren. Ik heb zijn seksualiteit altijd aangevoeld als een theorie, meer dan een realiteit.”  De grootste waarheid over jezelf kan nooit een theorie zijn. Je kan jezelf niet toepassen. Je kan alleen jezelf zijn. De queertheorie is en blijft een theorie die identiteit weliswaar bespreekbaar maakt maar die identiteit ook verwoest. Queer-theorie en queer-identiteit komt ook in verschillende lagen waarin mensen elkaar gaan uitsluiten zonder elkaar te kennen. Jezelf zijn is een universeel zijn. Daar heb je geen theorieën voor nodig. Kennis, ervaring, nuance, nieuwsgierigheid en leergierigheid kunnen helpen. Ik heb geen idool en ik heb ook geen rolmodel. Als ik vandaag iemand zou moeten kiezen, dan is het wel professor Erika Vlieghe. Met veel bewondering kijk ik naar haar interviews en zij is altijd de enige die overal en altijd een mondmasker draagt. Een beter universeel en solidair rolmodel als symbool kan ik niet bedenken.

Erwin Abbeloos
0 1

ABBA

Onlangs vroeg iemand me wat ik altijd had willen worden. Wat en niet wie. Zonder twijfelen zei ik “Madonna.” Het klonk als een statement en hoewel ik niet de kronkelende MTV Like-a-virgin bruid of de fetisj SM-meesteres bedoelde, refereerde ik eerder tot wat Madonna anno 1985 in Desperately Seeking Susan en later met het innemende Live To Tell mij inspireerde. Madonna heeft me toen het huis uitgejaagd, naar New York en naar Parijs gebracht. Naar muziek, dans en schrijven. Naar seks, soms ook naar liefde. Maar ik miste iets.             ABBA heeft me altijd terug thuisgebracht. Ook vandaag nog.             Niet Madonna maar ABBA is de rode draad gebleven, niet als rolmodel, eerder als inspirerende steun voor mijn teder hartje en mijn soms trieste ziel. ABBA is altijd thuiskomen, vooral als je al zo lang ver weg bent van je home. Ik was 17 toen ik vertrok omdat je als tiener weet dat je het huis uit moet, omdat homo zijn en thuis blijven wonen niet te combineren viel, ook al liet je je kleine zus achter. ABBA is altijd dat hokje gebleven waar je graag in wil en mag blijven, al neem je allerlei bochten in de snelwegen van het leven of sla je aan kruispunten de verkeerde straat in. ABBA heelt, door hun muzikale perfectie, door de melancholie die ik sterk genegen ben en waarbij je niet weet of je tranen van verdriet zijn of van puur geluk omdat je zoveel moois hoort en het je sterk maakt. Als er een hemel zou zijn, dan zijn het de stemmen van Frida en Agnetha die je er hoort. Ik kan écht vol goede energie zitten na intens geluisterd te hebben naar ABBA.             Madonna en ABBA hebben me respectievelijk het leven ingestuurd en naar huis teruggebracht. Of ABBA vandaag nieuwe generaties inspireert, kan ik niet weten. Madonna has been en ABBA blikt met tevreden geladenheid terug. Live To Tell en I Still Have Faith In You komen samen. Na de muziek, na het dansen, na de wilde seks en de intensiteit van de liefde, komt het schrijven. Hier ligt de berusting, hier ben ik terug thuis en ben ik Frida, Agnetha, Benny en Björn eeuwig dankbaar.  

Erwin Abbeloos
18 0

15 zijn.

            Zijn denken, zijn schrijven, zijn drang naar de onbeschaamdheid van het leven werden beïnvloed door ‘De Verkeerde Minnaar’ van Mireille Cottenjé en ‘De Schaamte Voorbij’ geschreven door Anja Meulenbelt. De eerste auteur maakte een diepe indruk op hem en Meulenbelt vond hij uiteindelijk een conformistische trut, al bleef dat boek op hem kleven. De dames zouden hem doen geloven in vrijheid van liefde en seks en de twee titels zouden zeker voorgoed zijn onvermurwbaar militantisme onder zijn huid graveren en hem in een onuitputtelijk streven naar wat later totaal onmogelijk zou blijken, het goede in de wereld en in de maatschappij te betrachten. Wat goed is, zal nooit kunnen zegevieren maar hij beloofde er iedere dag het beste van te maken, voor zichzelf – niet uit eigenbelang maar sinds zijn jeugd leeft hij met het gebrokene en daarom probeerde hij zijn eigen leven en dat van anderen te herstellen -, en voor de ander. Leven in continu herstel levert misschien niet veel op maar hij zou met niemand ruilen. Deze twee boeken waren zijn eerste pornoboeken en hoewel de ‘Happy Hooker’ van Xaviera Hollander ook in de boekenkast stond, hadden Cottenjé en Meulenbelt de meeste invloed op hem. In pornoboekjes ergerde hij zich overigens aan de spelfouten in de teksten. Porno was daarmee zo banaal, zo ordinair, zo seventies. Vriendschap in porno bracht verbondenheid op een totaal ander niveau, dacht hij. De camaraderie die zich uitte in seks vond hij verbluffend en origineel. Het voelde goed aan. Alsof het zo moest zijn. Hij kende de boeken van Michel Foucault nog niet maar onbewust werden de kiemen gelegd voor zijn latere bedenkingen. Porno had zich niet alleen genesteld in zijn lijf maar ook in zijn hele bestaan en zijn gedachtegang.             Daarom geloofde hij in magie. Hij geloofde dat mensen die elkaar niet kenden op een of andere manier met elkaar in verbinding stonden, dat bepaalde mensen elkaar moesten ontmoeten, niet zozeer voor seks of voor liefde maar omdat een of ander noodlot hen naar die ontmoeting dreef om zelf vooruit te geraken in het leven. Soms moesten mensen elkaar gewoon een tijdje ontmoeten en dan weer solo verder gaan.             Hij schreef in schriftjes met lijntjes, met grote en kleine ruitjes, op losse bladen en in kantlijnen van schoolboeken. Alleen hij kende het geheim achter vertellen. De vragen waarop hij antwoorden zocht waren geen echte vragen. Ze waren een aanzet om te denken en op te merken hoezeer mensen naast elkaar konden leven, hoe mensen elkaar de mond dichtsnoerden, hoe mensen het niet zo nauw met elkaar namen, hoe mensen niet bereid waren om toegevingen te doen, laat staan compromissen te maken. Hij schreef hoe hij zag hoe tijden veranderden, hoe, zonder het te merken, de jaren achter hem kwamen te liggen. Wat wist hij over wat hij vandaag deed waar het hem later zou brengen. Mensen voelden de verzuchtingen van hun eigen levenservaringen in hun eigen nek niet meer. En uiteindelijk zouden het diezelfde mensen zijn die er ook in zouden slagen hem het zwijgen op te leggen.             Tot zijn geheim barstte.

Erwin Abbeloos
7 0

16 zijn

Een tekst is nooit af. Een tekst is zoals in het leven, zoals mijn leven, dacht hij. ‘Zijn’: de tekst is, de tekst staat er (maar hij is nog niet af). ‘Hebben’: je hebt de tekst in handen, je hebt de tekst van links naar rechts, van rechts naar links, van boven naar onder en terug geschreven – maar hij is nog niet af; bezitten is niet zo belangrijk in het leven. ‘Worden’: de tekst is zoals jij: in wording. Dat was zijn belofte daar onder ede in zijn slaapkamer: altijd worden. Zijn en hebben zijn volstrekt onbelangrijk in het leven.             Hij trok als een bezetene aan zijn sigaret, alsof het zijn laatste genot op aarde was en hij het aardse ging ruilen voor het hiernamaals. Hij voelde een lichte erectie opkomen. In gedachten rookte hij sigaretten met sportieve mannen gekleed in korte sportshorts. Seks en sigaretten gingen voor hem altijd samen. De rook stapelde zich in zijn mond op en hij blies meteen alles weer uit. ‘Nooit de rook aan je longen laten komen,’ maande zij hem aan en hij rookte verder.             Ze had de sigaretten, ze had het allemaal: een platenspeler met ingebouwde cassettespeler en radio, honderden 45 toeren platen mét alle singles van ABBA, Gerard Lenorman en twee versies van ‘Patrick mon chéri’. Ze had ouders die amper thuis waren en ze had een beroemde schoonbroer die de sigaretten leverde. Ze had een bromfiets waarop hij niet mocht rijden, hij had een tweedehands meisjesplooifiets. Ze had een grote labrador, hij had een poedel. Ze kon zwemmen, hij bleef aan de rand staan met een zwemband rond zijn heupen en twee meisjesachtige vrienden erbij. Ze had twee zussen die het huis uit waren, hij had een afwezige familie. Voor haar verjaardag kreeg ze een huis, hij deelde zijn kamer met zijn broer. Ze had onafhankelijkheid, hij had eenzaamheid.             Ze trok hard aan het laatste stukje sigaret. Ze draaide een beetje in slow motion met haar hoofd alsof ze door te veel nicotine flauw ging vallen. Ze namen afscheid. Hij bleef vertwijfeld achter en hoopte dat het ooit allemaal beter zou worden. Hij had zich nog nooit zo eenzaam gevoeld.

Erwin Abbeloos
8 1

17 zijn.

            Hij keek uit naar de liefde, hij verlangde naar seks, naar geld, naar een carrière in de muziek of in de literatuur. Hij keek er naar uit om vrienden en vriendinnen te hebben, met honderden zullen ze zijn, dacht hij. Hij keek uit naar een vriendje. Een knappe, sterke en geile man. Hij wou zelf een knappe, verzorgde man zijn en die ook nog eens goed met woorden en oneliners overweg kon. Hij wou zingen, hij wou dansen. Hij wou schrijven. Hij wou een groot huis of een modern appartement in het midden van de stad. Met veel ramen.             Maar wat is toekomst als je 17 bent. Hij moest nadenken over wat hij later wou worden. Hij was altijd meer bezig met wie te worden dan met wie of wat te zijn. Hij was moe. Uitgeput. De school wou alles, elke vezel, elke ader, elk beender en elke gedachtegang. Alles. Hij voelde zich vernietigd door de school en door zichzelf. Ik weet wie ik ben maar waarom moet ik iets zijn, dacht hij.             Hij wou zijn eerste fouten maken, met rust gelaten worden en zijn generatie op de straatstenen, onder de lakens en aan de toog van een bruin café aftekenen om later zonder spijt te kunnen zeggen: wat was het goed. Hij wou bochten maken, muren doorbreken, de schaamte voorbij. Hij wou aan de andere kant zijn, los van God.             ‘Ik lees op je informatiefiche dat je toneel of dans wil doen,’ zei de vrouw op een zuur toontje terwijl ze met een middelvinger een tikje aan haar scheve bril gaf. Haar verpletterend streng voorkomen benadrukte in haar gelaat nog meer de stijfheid van haar functie als PMS-psychologe. Ze liet een zuinig misnoegend ‘hum hum’ vallen en gooide ostentatief het briefje dat hij vorige avond zorgvuldig en met alle hoop van zijn bestaan had ingevuld. ‘Wel, jongeman, wat heb je hier op te zeggen?’ Haar armen hingen als gekruiste degens over haar bolle borsten. Hij snoof zweet- en maandstondengeur. ‘Ik weet het niet, mevrouw’ zei hij en boog zich wat achterover. De vrouw hinnikte als een lomp boerenpaard. ‘Maar jongen toch’, lachte ze zijn toekomst weg. De geur van nylon vermengd met zweet hing als een donderwolk over hun conversatie. De stank was niet meer te harden. Zij bepaalde zijn richting, zij bepaalde zijn leven, een leven nu voorgoed gekleurd door stank.             Hij verliet het klaslokaal. ‘Zeg tegen, laat eens kijken... Jan Smeyers dat hij mag binnenkomen’. Ze keek hem niet meer aan, hij was nog slechts het hoopvol foldertje dat een waardeloos papiertje werd en dat ze uiteindelijk in vier scheurde en dopte in haar lege kop koffie.             Misbegrepen fietste hij terug naar huis. Schouders recht, borstkas vooruit. In nog geen vijf minuten had hij zin aan zijn eigen leven gegeven. Het zou zijn geheim zijn. Hij zou zwijgen en hij zou in het leven enkel vrouwen toelaten die bij het voorbij wandelen een discreet wolkje parfum achterlieten.

Erwin Abbeloos
10 0

We moeten vrouwen van de wereld afschermen.

In De Standaard heb ik met veel interesse een commentaar stukje “Een vrouwenuurtje misbruiken om goedkoop te scoren”, getekend Inge Ghijs, gelezen. Haar redenering schaadt vrouwen eerder, duwt en behoudt hen in een slachtofferrol, eerder dan te streven naar gelijkwaardigheid of empowerment. Dat we vrouwen opnieuw achter slot en grendel gaan steken – dat vrouwen zichzelf achter slot en grendel gaan steken, dat is wat ik begrijp uit het opiniestukje. De adjunct-hoofdredacteur schrijft of de lezer ooit gehoord heeft over vrouwen die getraumatiseerd zijn na seksuele intimidatie of over vrouwen die zich vanwege hun uiterlijk meer op hun gemak voelen als er geen mannen in de buurt zijn. Het is de lezer onderschatten. Op de eerste vraag kan ik al antwoorden: ja, ik ken een vrouw – maar ook een man – die seksueel geïntimideerd zijn. Op de tweede vraag kan ik volmondig antwoorden dat ik ook vrouwen ken die zich niet zo goed op hun gemak voelen wanneer er mannen in de buurt zijn. Maar is het antwoord dan dat we vrouwen moeten ‘opsluiten’, afsluiten of uitsluiten van de maatschappij waar ook mannen aanwezig zijn? Eigenlijk neemt zij de verdediging van safe spaces op. Maar in de maatschappij zijn nu eenmaal ook mannen en gelukkig beantwoorden de meeste mannen niet aan het profiel van mannen die zij beschrijft. Want, wees eerlijk en scoor ook niet goedkoop: kan ze zeggen over welke mannen het gaat? En doet zij hier eigenlijk ook niet aan etnisch profileren? Het doet me denken aan de heisa rond Sabrine Ingabire toen ze zei dat ze zich ongemakkelijk voelt in een restaurant met alleen maar ‘witte’ mannen of Dalilla Hermans die schrijft dat ze liever geen columns leest die geschreven zijn door ‘witte’ mannen, of Rachael Moore die bij hoog en laagt zweert dat ‘witte’ homomannen nooit iets gedaan hebben voor homomannen van kleur. Fleur Pierets zegt dat ook. Persoonlijk heb ik er geen problemen mee dat vrouwen aparte fitness of zwemuren krijgen. Het ontwricht de gang van zaken in mijn leven niet en de meeste burgers liggen hier evenmin wakker van. Maar het stelt andere fundamentele vragen die het samenleven in een openbare ruimte aanbelangt. Want dan moeten we, om apartheid en segregatie tegen te gaan, wel eerlijk zijn en niet goedkoop scoren. Iedere identiteitsgroep mag dan onder dezelfde voorwaarden de openbare ruimte opeisen net zoals de vrouwen die een uurtje apart willen fitnessen of zwemmen. Wat gebeurt er dan nog van een samenleving – het woord zegt het toch zelf, toch, ‘samen’ (= verbinden)? Moeten we integendeel mannen en vrouwen niet eerder sterken in gelijkwaardigheid in plaats van in gelijkheid? Ik herhaal: ik heb helemaal niets tegen aparte uren voor vrouwen (of andere groepen, mannen bv. of mensen met overwicht) maar geven we hier niet een verkeerd signaal? Blijven we vrouwen – en bij uitstek andere minderheidsgroepen – dan niet verbergen en in (valse) veiligheid zetten, apart zetten dus, zonder hen te versterken en de realiteit van de wereld te laten zien? Waar is empowerment in het zich afzonderen in safe spaces? Is het tenslotte niet de taak van een samenleving, van ons allen, u en ik, om aan de rest van die boze wereld te laten zien dat vrouwen gelijkwaardig zijn? Doen we dat door aparte openbare ruimtes te voorzien? De redactrice schrijft dat er een identitair debat aangegrepen wordt, maar dat is het al van in het begin. Dat idee heeft het debat al ingehaald. In de identiteitspolitiek zijn man zijn en vrouw zijn achterhaald en moet genderfluïditeit vooropgesteld worden. In ons – want het is van en voor ons allemaal – zwembad kunnen we ook denken aan genderfluïditeit: een man die zich vrouw voelt, die nog steeds de fysieke eigenschappen heeft van een man maar die zich in sommige situaties eerder vrouw voelt, wat doet de schrijfster van het commentaar stukje met deze persoon? En wat met transmannen en transvrouwen? En gaan heterovrouwen zich nog veilig voelen wanneer een lesbische vrouw een seconde te veel zal kijken? En last but not least: wordt het hele zwembad dan afgesloten met een soort van zeil want vanop een nabijgelegen brug heb je wel inkijk op het hele hebben en zijn van het zwembad. Ik denk niet dat er veel mensen zijn die moeite hebben met diversiteit, integendeel. De identiteitspolitiek en de woke-waanzin echter vernietigen diversiteit: zij gebruiken en misbruiken sociale media of het debat om andere mensen ideologisch de les te spellen en zijn zelf niet in staat kritisch of empathisch te kijken naar de wereld. Conformisten zijn bang om een foute mening te hebben dat ze niet meer in staat zijn om na te denken en te kijken naar de andere kant. Integendeel, cancel cultuur en safe spaces die de adjunct-hoofdredacteur allicht genegen is, getuigen van hun vervreemding ten opzichte van de wereld waarin wordt samengeleefd en verbonden. Het lijkt op goedkoop scoren, ja, om mensen in woke-waanzin en met kleppen op de ogen voor diversiteit tegen elkaar op te zetten zoals het commentaar dat weergeeft. Dat is inderdaad een pak makkelijker dan mensen met elkaar te verbinden. Haar commentaar werkt in elk geval niet verbindend en ik kan alleen maar betreuren dat feminisme anno 2021 onder het juk van dergelijk commentaar en de algehele woke-waanzin en politieke correctheid het eigen doel mist, vrouwen in hokjes duwt en hen vraagt zich te isoleren, te vervreemden van de maatschappij en hen vraagt om alleen te spreken in safe spaces en dus zo segregatie in handen houdt. Door identiteitsgroepen en identiteitsdenken leg je het debat zélf het zwijgen op, sterk je vrouwen niet en ben je als woke-feminist(e) deel van het probleem. Ik had nooit gedacht dat DS daar in mee zou gaan. Nu goed. Ik ben een grote voorstander van de vrije meningsuiting en ik respecteer haar mening. Iets wat niet altijd van de wokers gezegd kan zeggen. Ik wil hier gewoon een weerwoord schrijven, een andere visie delen vanuit universeel perspectief.

Erwin Abbeloos
8 1

Wokers gebruiken hun privileges niet eens!

In een oproep van verschillende cineasten en andere gekende en minder gekende figuren in Frankrijk om een sans-papiers te ondersteunen, beloofden duizenden burgers op 17 en 18 mei 1998 in een plechtige ceremonie georganiseerd door de burgemeester van Saint-Denis om honderden mensen zonder papieren te ondersteunen in het behandelen van een regularisatieprocedure. Dit appèl en deze actie van ongeziene burgerdaadkracht kwam er na het verdrijven van mensen zonder papieren die in de Parijse Eglise Saint-Bernard een onderkomen hadden gevonden maar door de politie hardhandig uit de kerk gezet werden. Onder andere actrice Emmanuelle Béart was het boegbeeld van een beweging voor de sans-papiers. De bezetting van de kerk is er niet zomaar gekomen maar was het antwoord op de toen heersende – linkse – politiek om mensen het land uit te zetten. De oproep was een succes. Die dagen – en avonden – stonden mensen zonder papieren ons op te wachten om hen met alle mogelijke middelen – en privileges – te helpen in de legaliteit te brengen. De meesten kregen hun dossier in orde, niet door schietgebedjes of gemediatiseerd medelijden, maar door concreet bezig te zijn met het dossier van een sans papier. Loonfiches, huurstrookjes, belastingaangiftes, getuigenissen werden allemaal uitgepluisd en versterkten de mogelijkheid tot regularisatie. Wat was onze rol om een sans-papier te ondersteunen? Je onderhield een concrete en reële relatie met iemand. Je toegewezen sans-papier kon je altijd bereiken en werkte samen met jou aan een regularisatieprocedure. Daar kwam veel papierwerk en slapeloze momenten bij kijken. Concreet wierp je met een advocaat een juridische kijk op het dossier, je leerde de geschiedenis van het verblijf van de man of vrouw in kwestie te kennen en je schreef alle mogelijke overheden aan om de irregulariteiten aan te vechten. Je maakte ook afspraken met diezelfde overheden en je ging naar loketten en bureautjes om je sans-papier te verdedigen. Geloof me, dat maakte indruk op de administratie. Je was ook de contactpersoon wanneer iemand door de politie werd gearresteerd. Dat was ook naar het politiekantoor gaan om de persoon te gaan halen en zijn/haar rechten te laten gelden. In België zie ik vandaag hetzelfde scenario bij de sans-papiers, alleen komt er van de geprivilegieerde witte mensen en mensen van kleur geen actie. Gejammer op Instagram, klaagwoorden op Facebook en ergernissen in de media. De woke-vlam lijkt vandaag gedoofd. De dokters leggen de pleisters maar de wonden liggen nog dieper. Ik zie echter niemand met een gekende naam of een gekend gezicht dat, net zoals Emmanuelle Béart, collega’s en netwerkboekjes oproept om een sans-papiers te ondersteunen. Opiniestukken schrijven, zeggen dat je er ’s nachts van wakker ligt of blijven zeuren over hoe schandalig het allemaal wel niet is, brengen geen oplossingen. Ondertussen vergaan de levens van deze honderden mannen, vrouwen en kinderen. Met deze een oproep aan alle gekende en minder gekende witte “Lives Matter” en mensen van kleur: gebruik je privilege om deze situatie mee helpen te doorbreken en levens te redden. Zet je irritante woke-visie nu eens om in concrete actie. Sluit je social media af en ondersteun een sans-papier. Doe je dat niet, ben je deel van het probleem. Geef een menselijk gezicht aan je actie.

Erwin Abbeloos
28 0

40 jaar aids.

            Veertig jaar geleden, op 5 juni 1981, maakte het Amerikaanse Center for Disease Control (CDC) in een onrustwekkend rapport melding van enkele gevallen van een zeer ernstige vorm van longontsteking bij een paar gezonde mannen. Allen waren homoseksueel en sommige mannen waren al gestorven aan deze onbekende en ongekende ziekte die we later als aids zouden kennen.             Vandaag weten we dat aids al voor 1981 bestond. Al snel werd aids gekoppeld aan homoseksuelen en hiermee was het eerste intellectuele obstakel gepland. Al snel volgden de andere h’s: hemofilie, Haïtianen en heroïnegebruikers. Groepen van mensen werden gestigmatiseerd. 40 jaar lang hebben activisten, “par le sang et par le sperme’, ongeziene veranderingen teweeggebracht op zowel maatschappelijk als economisch, medisch, psychologisch, juridisch, sociaal en seksueel vlak. We hebben oude systemen in ons gezondheidsbeleid blootgelegd. In die systemen was de macht van het medisch corps alom (“als de dokter het zegt, zal het wel zo zijn”). Het is ook de geboorte van de biopolitiek. De zieke, de patiënt als reformateur. Hervormingen die we vandaag nog in gezondheid en welzijn kennen, dateren van die woelige periode waarin door machtsstructuren met de moraalvinger gewezen werd en groepen mensen gestigmatiseerd werden omwille van wie of wat we waren. Er waren goede seropositieven en slechte seropositieven. Maar we werden mondiger en we vergaarden kennis. Act Up New York en later Act Up Paris stonden onvermoeid op de barricaden, aan de labo’s en aan de deuren van de beleidsmakers. Ook in ziekenhuizen stonden duizenden vrijwilligers om muren te doorbreken. Helaas stonden we ook in het mortuarium. Wekelijkse kost. Knowledgde is a weapon, was onze slogan, want alleen met knowledge kon je aids bestrijden. Aids was niet alleen het laatste stadium van een resem aandoeningen maar ook een politiek debat en een maatschappelijk debat. Een positieve hiv-test betekende immers de aankondiging van een sociale dood. Veertig jaar later kent iemand die vandaag hiv-positief is, een even normale levensduur als iemand die seronegatief is. Maar het parcours blijft hobbelig. We mogen de psychologische, lichamelijke en maatschappelijke neveneffecten niet onderschatten. We denken vandaag veelal dat een pilletje wel helpt en voor jongeren en millenials is aids een ziekte voor oude mensen. Niets is minder waar. Vandaar dat een beetje geschiedenis, een beetje het geheugen opfrissen en weten waar vandaag onze rechten als patiënt vandaan komen, in het licht van deze 40ste verjaardag, belangrijk is om te begrijpen, om kritisch te blijven, om universeel te blijven en om niet toe te geven aan identiteitspolitiek, fake nieuws en populisme. In de nasleep van 1968 zijn we begin jaren ‘80 van de vorige eeuw ons gaan engageren tegen machtsstructuren in de maatschappij, in de medische wereld, in het onderwijs, in de psychologie, in de sociologie, in de literatuur, in de volksgezondheid, in het algemeen recht; wij hebben het landschap van activisme hertekend en de medische wereld speelde stilaan de alleenheerschappij over onze gezondheid kwijt. De ondergrond van onze maatschappij werd blootgelegd en politiek werd gedwongen krachtdadig te zijn voor een hele bevolking. Seksualiteit was niet langer weggelegd voor procreatie en heteroseksuelen. De wereld ontdekte gay seks. Blanke vrouwen en vrouwen van kleur lieten hun stem horen. Druggebruikers en prostitués, zowel mannelijke als vrouwelijke, kregen ook een stem. Trans vrouwen en trans mannen waren nog transgenders en verenigden zich in een gezamenlijke strijd tegen aids. Ook travestieten deden mee. Migranten en mensen van niet Europese origine hadden recht op volwaardige universele gezondheidszorg. Daar streden we voor. Het was vechten. Elke dag. Elke avond. Vergaderen, studeren, schrijven, het medisch jargon begrijpen, informeren en zich informeren, van de ene conferentie naar de andere conferentie gaan, roepen, met de vuisten op de tafel slaan, manifesteren, slogans die decennia later nog nablijven bedenken. Het was ook feesten. Gelukkig maar. Met drugs af en toe. Op house en disco. Het was ook zeggen dat we aan het sterven waren. Het was zorgen voor iedereen, niet enkel en alleen voor de eigen gemeenschap. Nooit vermoeid en altijd moe. En toch weer opstaan. Naar een meeting of naar alweer een begrafenis. Nooit opgeven, sterk blijven. We bleven ons verenigen. We bleven onze seksualiteit beleven. We eisten het recht op schone spuiten. We eisten het recht op medische zorg voor mensen zonder papieren. We eisten het recht op onze lichamen, we eisten veiligheid voor onze lichamen. Daarvoor hebben we gevochten. Het was vechten tegen de labo’s, niet als vijand, maar als bondgenoot. De coronamoeheid waarvan vandaag de media bol van staat, is een luxelachertje. Wat het afgelopen coronajaar in onze ziekenhuizen mogelijk heeft gemaakt, is aan mijn generatie te danken. De stilzwijgende generatie van vandaag. We hebben het te danken aan alle anonieme vrijwilligers. Aan een onvoorwaardelijke strijd tegen een virus. Aan onze gestorven kameraden.             Aids heeft zwakke schakels in de maatschappij blootgelegd maar aids heeft ook de macht die de farmaceutische bedrijven hadden – en vandaag nog altijd hebben – laten kennen. Als activist konden we onze rug niet keren of een knieval doen tegenover hun macht. We hadden hen nodig maar niet tegen eender welke prijs. Onze strategie bestond erin de labo’s die onze directe vijanden waren tot onze bondgenoten te maken. Mensen stierven. Wij hadden de dood in zicht. Labo’s treuzelden om aidsremmers op de markt te brengen en medicatie werd aan woekerprijzen op de markt gebracht waardoor hele bevolkingen geen toegang tot aidsremmers hadden. Het heeft ons slapeloze nachten gekost om generische middelen te verkrijgen en patenten vrij te geven. Het heeft levens gekost. Iedere epidemie heeft een directe invloed op de politiek, omdat een ongekende en stigmatiserende epidemie een bedreiging vormt en de hele sociale orde in vraag stelt. Dat geldt zeker voor aids, dat geldt vandaag ook voor corona. We moeten durven te kijken naar hoe aids niet alleen onze maatschappij veranderd heeft maar ook welke invloed aids had op ons gezondheidssysteem, hoe universeel en toegankelijk ons gezondheidssysteem vandaag geworden is maar evenzeer moeten we onder ogen zien welke maatschappelijke obstakels er in onze Westerse maatschappij nog leven. Dat dwingt ons ook onze relatie Noord-Zuid te herstellen. Dat kunnen we niet door identiteitspolitiek waar iedereen voor eigen parochie preekt. Onze ervaring moet niet voor onszelf maar een algemeen belang dienen. We moeten ons verenigen in consistente nooit opgevende sterke onafhankelijke structuren. Dag en nacht. Door wind en regen. Met kennis als wapen. Niet met gekneut of met identiteitspolitiek.             Aids heeft ons geleerd te weten welke eigenschappen een maatschappij geeft aan een ziekte: wie veroorzaakt de ziekte, wie bepaalt wat de ziekte is, op welke brutale manier verspreidt de ziekte zich en welke ravages richt ze aan, welke groepen in de maatschappij zijn meer vatbaar en kwetsbaar voor een besmetting dan anderen, hoe snel verspreidt een virus zich en in welke mate. Aids heeft ons ook doen afvragen waar in onze maatschappij de ziekte het felst toeslaat: in welke sociale, economische, religieuze, psychologische, politieke en medische context manifesteert de ziekte zich. Wie doet er iets aan en wie verdraait eerder de feiten. In de kantlijnen van deze eigenschappen moesten we ook weten waar de oorzaken van de verspreiding van de ziekte lagen, welke factoren meespeelden en op welke manier het virus zijn weg vond. Op die manier kon de maatschappij zich organiseren om adequaat op te treden om het virus bij het nekvel te grijpen en te beheersen. Helaas heeft diezelfde maatschappij al snel een zondebok willen zoeken en een sociaal bloedbad laten plaatsvinden.             Veertig jaar later staan we voor andere uitdagingen en geeft mijn generatie de fakkel door, áls de volgende generatie die fakkel wil overnemen. De strijd tegen aids is een universele strijd die de macht van de dokter en de politiek heeft weten te doorbreken. 2030 is nog steeds de ambitieuze streefdatum om aids de wereld uit te krijgen. Daarom is het belangrijk dat de generaties van vandaag de tricks en de tools aangereikt krijgen die als waakhonden letten op de gevaren van stilte of extremen in de politiek. We moeten blijven een solidariteit handhaven. We moeten ons universeel blijven scharen achter gelijkheid, ook al blijft dit een utopie. We moeten samen geloven in elke sociale strijd: tegen aids, tegen corona, tegen racisme, tegen homofobie, tegen transfobie. Wat wij zonder internet en zonder Smartphone bereikt hebben, moeten we vandaag meer dan ooit op een slimme manier ook kunnen gebruiken. Aids 2.0 en verder.             Het is geen gelukkige verjaardag maar als we blijven getuigen, als we weten wat we veertig jaar geleden gedaan hebben, dan komen we er. We moeten niet roepen tot opvoeden, we moeten onze kennis delen. Knowledge is a weapon. Knowledge is our weapon.

Erwin Abbeloos
5 0

VUB is gecanceld.

Dalilla Hermans is gecanceld. Fleur Pierets is gecanceld. Naomie Pieter is gecanceld. Sabrine Ingabire is gecanceld. Rachael Moore is gecanceld. Yassine Boubout is gecanceld. Madonna is gecanceld. ABBA is gecanceld. J.K. Rowling is gecanceld. Jacques Tati is gecanceld. Lucky Luke is gecanceld. Martha Nussbaum is gecanceld. Nietzsche is gecanceld. Kant is gecanceld. Assita Kanko is gecanceld. Martin Luther King is gecanceld. Eva Rovers is gecanceld. Mia Doornaert is gecanceld. Joe Harris is gecanceld. Ernest Hemingway is gecanceld. Jean Fouquet is gecanceld. De Standaard is gecanceld. Knack is gecanceld. De Morgen is gecanceld. Zizo Magazine is gecanceld. Dante's Inferno is gecanceld. Little Britain is gecanceld. Are you being served is gecanceld. Instagram is gecanceld. Facebook is gecanceld. De opiniepagina is gecanceld. De lezersbrief is gecanceld. De VUB is gecanceld. De VUB sterft. De VUB is dood. Onze universiteiten conformeren. Brussel is gecanceld (just kidding). Solidariteit is gecanceld. Universalisme is gecanceld. Elegantie is gecanceld. Sensualiteit is gecanceld. Seksualiteit is gecanceld. Galanterie is gecanceld. Een vleugje parfum is gecanceld. De man is gecanceld. De vrouw is gecanceld. Links is gecanceld. Centrum links is gecanceld. Vrije meningsuiting is gecanceld. Ik ben gecanceld. Taal is gecanceld. Een compliment is een agressie. Een blik is een agressie. Een lief woord is een agressie. Een tekst van lang vervlogen tijden is een agressie. Een deur openhouden is een agressie. Een glas betalen is een agressie. Een aanspreking is een agressie. Muntpunt is gecanceld. De Krook is gecanceld. Cultuur is gecanceld. Literatuur is gecanceld. Vlaamse literatuur is gecanceld. Carnaval is gecanceld. Cabaret is gecanceld. Black Lives Matter heeft zelfmoord gepleegd. La Boum en L'Abîme plegen zelfmoord. Lockdownfeestjes zijn collectieve zelfmoorden. Kunstcollectieven zijn progressieve sektes van zelfvoldoening en egoïsme. Consumeren is een uitlaatklep. Consumeren is leven. Eindelijk weer leven! Eindelijk op adem komen! Eindelijk het opgespaarde geld opnieuw uitgeven! Zeuren is de nieuwe universele taal. Klaag- en zaagcultuur ten top. De les spellen is het nieuwe opvoeden. Ik zeg wat jij moet zeggen, ik zeg wat jij moet denken, ik zeg wat jij moet lezen. Bij alles en iedereen komt een gebruiksaanwijzing. Googel het maar! Klik en leer. Waarom checken en dubbelchecken, het staat er toch? Wit is een kleur. Blank is een huidskleur. Wanneer een blanke man of vrouw of (zelf in te vullen) wit is, is de dood al langsgekomen. Soms ook in andere tinten zoals vaalgeel. Als een perkament. Wit van schrik. Wit van angst. Gemengde kleuren zijn verdacht. Woke verdacht. Kleur bekennen. Kleur als identiteit. Kleur als fataliteit. Ja, het zal wel zijn. Maar zo bestrijden we racisme niet. Kunst is geen kunst meer. Kunst is beleven. Kunst is Disney. Handjes in de lucht. Joelen. Juichen. Queerness is verkracht en verrot door het neoliberalisme dat kunsten gepenetreerd heeft. Ook de muziek is gestorven. We zijn de harmonieën kwijt. We zijn de melodieën kwijt. We zijn de arrangementen kwijt. We zijn de ooh's en de aah's kwijt. Tchingelinge ling, tchingelinge lang... weg. We zijn de fun kwijt. We zijn het leven leven kwijt. Het leven kleurt niet meer. Het leven is eentonig, het leven is saai. Het leven is zonder inhoud. We zijn fluïde, we zijn neutraal. Het leven is verbonden aan de oplader van de smartphone. Het leven is een lange klaagzang geworden. Instant generatie. Instant camera. Instantkoffie. Instant leven. Een druk op de knop "ik wil het nu". Verwondering: kwijt. Berusting: kwijt. Het toeval: kwijt. Moeite doen: kwijt. Kritisch zijn: kwijt. Iets onderzoeken: kwijt. We zijn het geduld kwijt. Privileges: nooit gehad. Zeg maar eens aan een gezin dat het einde van de maand financieel niet haalt dat ze in hun wit zijn geprivilegieerd zijn. Zeg het hen. Het leven is geconsumeerd. Gedisneyficeerd. Het leven is saai en vervelend wanneer het schermpje niet meer wil. Het leven is een schermpje. En als je dat schermpje niet genoeg voedt, gaat de stekker uit het leven. Een boek lezen, iemand aanspreken, op café gaan, eens naar buiten kijken, geduldig wachten in de rij aan de kassa en naar de mensen kijken. Allemaal gecanceld. Alt Right groeit. Marine Le Pen groeit. Vlaams Belang groeit. NV-A groeit. Populisme groeit. Religie groeit. Lawaai groeit. Polarisatie groeit. Ik groeit. Iedereen heeft wel een mening. Iedereen heeft wel een opinie. Iedereen heeft wel een opmerking. Iedereen gaat het wel eens zeggen. “Ik weet niet of... maar...”, “Misschien dat ...” en “Ik ken het niet maar ...”. Ik doe iets. Ik zeg iets. Ik denk niet na. Ik word op de vingers getikt. Ik moet verantwoording afleggen want ik weet niet beter. Ik excuseer me. Ik excuseer me voor mijn daden. Ik excuseer me voor mijn woorden. Ik excuseer me voor mijn huidskleur. Ik excuseer me voor mijn comfortzone. Ik excuseer me voor mezelf. Ik excuseer me voor al wat ik ooit heb durven denken. Mijn kop op tv. Mijn mea culpa in de media. Ik ben woke woke woke! Driemaal woke! Woke woke hoera!! Kneut kneut kneut. Op sociale media zeggen we dingen over de ander. Maar we zeggen het eigenlijk om onszelf in de kijker te zetten. “Zie eens hoe mooi IK over jou spreek. Like me en klik op mij!” Het gaat niet om jouw verdriet, het gaat erover hoe IK over jouw verdriet spreek, over hoe IK empathie toon. Like me, click me. Jouw verdriet doet er hier niet toe. Het is privé, neem het niet al te persoonlijk op. Wees neutraal in je fluïditeit. Click on me click on ME! We doen het niet meer in het algemeen belang. We doen het in het eigen belang. We doen het in MIJN belang. Hoe meer followers hoe meer deugd en vreugd. Zijn mijn vingers ook genderneutraal? Zijn mijn bewegingen, mijn losse handjes, mijn korte stapjes, mijn gebogen hoofd, mijn boertigheid soms, mijn lompheid soms, genderneutraal? Is mijn bloed genderneutraal, mijn botten en beenderen, mijn nagels en mijn snot, mijn darmen en mijn ingewanden genderneutraal? Kan mijn kut mannelijk zijn en kan mijn lul vrouwelijk zijn? Wat is de code? Waar is de gebruiksaanwijzing? Zeg me hoe ik kan ophouden mezelf te zijn en te zijn zoals jij wil dat ik moet zijn. Wat moet ik doen? Wat bedoel je met “gewoon jezelf zijn” wanneer je zegt hoe ik moet zijn? Vertel het me. Vertel het me. Zeg het me. Desnoods schrijf het me. Schrijven is helen en we moeten allemaal helen. Heel me. Verveel me. Vervel me. Label me. Like me or swipe me. Je mag niet meer labelen maar je moet neutraal en fluïde labelen. Woke woke hoera! Maar ik ga slapen, niet in jouw wereld waarin ik niet welkom WIL zijn. Het is een saaie wereld, jouw wereld. Er staat niets, er gebeurt niets, er is geen revolutie. Jouw wereld waar alles en iedereen neutraal, fluïde, zonder, a- en -loos is. Waar alles negativiteit uitstraalt. Waar het stinkt van zelfvoldoening, waar een vleugje parfum op de huid van mijn nek jou in genderkrampen doet steigeren. Waar schoonheid en elegantie ver te zoeken is. Waar dogma en stigma heersen. Waar geen grote verhalen geschreven worden, waar de acteurs zich in zelfbeklag rollen en het IK ten koste van het WIJ opereert. Waar geen lucht is om te ademen, waar sterren in de ogen niet meer bestaan, waar jij doet alsof je alles hebt uitgevonden terwijl je de wereld niet eens kan bewonderen. Ik wil weg van jouw wereld waar ik mezelf MOET zijn. Maar ik wil mezelf niet zijn. Mijn jezelf zijn is hoe Jij wil dat ik ben. Jouw wereld vol schermpjes en waar niemand met elkaar meer spreekt. Iedereen chat, twittert, swipet, mailt en googelt. Spreken, een praatje doen, iets zeggen... het ligt achter de gesloten deuren van bruine kroegen waar jij niet durft komen. Want je kan niet meer spreken. Je hebt niets te zeggen. Je weet niet meer wat spreken, zeggen, praten, laat staan voelen is. Kneuten wel, dat kan je goed. Je wil de hemelpoort zijn maar je bent de weg naar de hel. Blijf van mij weg. Kleef niet aan mijn huid. Vraag me niet waarom iets is. Zoek het op. Be a woke! Maar blijf de fuck off van mijn lijf. Talk to hand, lalalalala. Ik heb een kaasstolp over mij. Ik zie je - wat al afschuwelijk lelijk is, het voelt aan als een agressie op mijn netvliezen, jouw kleding als wapperende derdehands gordijnen, jouw vale kleuren, jouw gescheurde stinkende sneakers en jouw oversized jassen die je lijkt te verwarren met badjassen, jouw jogging/legging/trekking outfits die je van ’s morgens tot ’s avonds draagt en waarmee je ook gaat slapen verdienen de award voor worst dressingroom ever in history - maar ik hoor je niet. Blablablablabla. Jouw fast fashion doodt de planeet. Ik wil niet leven met jouw gebruiksaanwijzing. Ik hoef jouw instructies voor een beter leven niet. Als ik jou niet mag, omdat je me niet inspireert, omdat je me niet verwondert, omdat je me verveelt, dan ben ik in jouw woorden een racist, een homofoob, een misogyn, dan ben ik niet woke. En zo is het, ja, ik ben niet woke.

Erwin Abbeloos
6 1

Racisme in de zorg.

Volgens Afromedica – een vereniging medische studenten van verschillende onderwijsinstellingen - vertrekt de gezondheidszorg te veel van wit perspectief omdat in onze gezondheidssector geen gegevens op basis van afkomst worden verzameld (DS 13 april 2021). Voor dat laatste is een reden. In het voorstellen van de vzw valt het woord ‘racisme’ al vrij snel maar racisme heeft hier niets mee te maken, zoals de voorzitter Bella Manirambona beweert. Ook over verhalen over discriminatie in de zorg blijven we op onze honger. Het is een staaltje pure identiteitspolitiek die de strijd tegen racisme verlamt, ons gezondheidssysteem besmeurt, mensen in gevaar brengt en discriminatie bewierookt. Nochtans, indien de vereniging én de universiteit hun huiswerk hadden gemaakt en lessen hadden weten te trekken uit de strijd tegen aids en hoe aids-activisten het hele Europese gezondheidssysteem sinds de jaren ’80 hebben weten te transformeren, zouden zij weten dat onze Belgische dokters – en bij uitbreiding ons gezondheidssysteem - niet blind zijn voor mensen met een welke huidskleur dan ook. Door het debat naar racisme toe te trekken en er een identiteitskwestie van te maken, schofferen de vzw en de universiteit al het werk dat activisten toen in gang gezet hebben en smoren zij elk zinvol debat rond hervormingen in de gezondheidszorg in de kiem. Zeggen dat ons gezondheidssysteem racistisch is, terwijl de voorzitter zelf geniet van dit systeem, verdient een korte verduidelijking en analyse om aan te tonen dat racisme hier totaal van de pot gerukt en historisch onjuist is. Ons gezondheidssysteem is holistisch, multidisciplinair en universeel. De voorzitter maakt meer heisa rond de representatie van mensen van kleur en zij doet dat vanuit haar geprivilegieerde situatie, eerder dan dat ze lessen leert uit het aidsactivisme in België en in Europa dat rechten toekent aan alle patiënten in ons universeel gezondheidssysteem. Volgens haar zijn er in haar lessen amper afbeeldingen van zwarte patiënten te zien met een huidaandoening. Nochtans worden de verschillende huidtypes in alle vormen en kleuren in deze lessen besproken. Het lijkt me interessanter onze aandacht meer te spitsen op de inhoud, niet op de vorm, nog minder op racisme of identiteit. De Franse socioloog Didier Fassin (In: L’indicible et l’impensé. La “question immigrée” dans les politiques du sida. Sciences sociales et santé – 1999) wijst op het gevaar bij hen die geen verschillen tussen verschillende groepen in analyses en statistieken maken en bij anderen die zich beroepen op het belang van de cultuur en de identiteit. Beide analyses omschrijft Hannah Arendt als politiek geweld: beide systemen streven naar politieke en economische macht. Om methodologische redenen worden mensen van andere afkomst in ons gezondheidssysteem niet gespecifieerd en de vraag is alleen maar welke woordenschat je gebruikt om mensen of groepen mensen te benoemen. Iemand van andere afkomst is gebonden aan een nationaliteit, een immigrant verwijst naar de plaats van herkomst, wat ook de nationaliteit van de persoon moge zijn. Maar mensen van kleur die geboren zijn in Westerse landen worden niet apart in statistieken opgenomen. Moeten we een apart systeem voorzien? Wat motiveert deze vraag? Fassin verwoordt hiermee de kern van het debat: langs de ene kant heb je een debat dat berust op statistieken en niet op emoties of geruchten (van discriminatie of racisme bijvoorbeeld); langs de andere kant moeten mensen van andere afkomst – dus niet in een Westers land geboren – zichtbaar zijn en worden ook zo de sociale leefomstandigheden en hun recht op gezondheidszorg bloot gelegd. Als derde punt wil de identiteitspolitiek ook mensen van kleur die hier geboren zijn in een apart, zeg maar meer zichtbare analyse en statistiek steken. Met andere woorden, wat primeert in ons gezondheidssysteem: nationaliteit, afkomst of identiteit? En hoe motiveer je dat? In identiteitspolitiek gaat het veelal om mensen van Afrikaanse origine. Deze bevolking opsluiten in een cultuurgebonden interpretatie van een ziekte, komt neer op hun recht op een universele aanpak van hun gezondheid te negeren en hen zo uit te sluiten van waarden, representaties en praktijken van de Westerse geneeskunde (Fassin in: “Sida, immigration et inégalité, 2002). Want over wie of voor wie spreekt de vereniging? Over geprivilegieerde mensen van kleur die op de universiteit zitten, of gaat het over alle mensen van kleur, ook diegenen die gemengd zijn? Een ander gevolg van de voorgestelde cultuurgebonden interpretatie is dat dat systeem een homogeniteit veronderstelt over wat Afrikaans is, of het nu gaat over geloof, gedrag of hoe men naar de realiteit kijkt. De woke-hysterie heeft hier geen plaats en het valt te betreuren dat Afromedica, en bij uitbreiding ook onze universiteiten, onder het misleidende en discriminerende mom van dekolonisatie, de essentie van de strijd tegen racisme uitholt, ons gezondheidssysteem onderschat en niet onderschrijft en de burgers in hokjes opsluit ten koste van hun eigen gezondheid.  

Erwin Abbeloos
40 0

Dalilla Hermans is gecanceld.

Fleur Pierets is gecanceld. Naomie Pieter is gecanceld. Sabrine Ingabire is gecanceld. Rachael Moore is gecanceld. Yassine Boubout is gecanceld. Madonna is gecanceld. ABBA is gecanceld. J.K. Rowling is gecanceld. Jacques Tati is gecanceld. Lucky Luke is gecanceld. Martha Nussbaum is gecanceld. Nietzsche is gecanceld. Kant is gecanceld. Assita Kanko is gecanceld. Martin Luther King is gecanceld. Eva Rovers is gecanceld. Mia Doornaert is gecanceld. Joe Harris is gecanceld. Ernest Hemingway is gecanceld. Jean Fouquet is gecanceld. De Standaard is gecanceld. Knack is gecanceld. De Morgen is gecanceld. Zizo Magazine is gecanceld. Dante's Inferno is gecanceld. Little Britain is gecanceld. Are you being served is gecanceld. Instagram is gecanceld. Facebook is gecanceld. De opiniepagina is gecanceld. De lezersbrief is gecanceld. De VUB is gecanceld. De VUB sterft. De VUB is dood. Onze universiteiten conformeren. Brussel is gecanceld (just kidding). Solidariteit is gecanceld. Universalisme is gecanceld. Elegantie is gecanceld. Sensualiteit is gecanceld. Seksualiteit is gecanceld. Galanterie is gecanceld. Een vleugje parfum is gecanceld. De man is gecanceld. De vrouw is gecanceld. Links is gecanceld. Centrum links is gecanceld. Vrije meningsuiting is gecanceld. Ik ben gecanceld. Taal is gecanceld. Een compliment is een agressie. Een blik is een agressie. Een lief woord is een agressie. Een tekst van lang vervlogen tijden is een agressie. Een deur openhouden is een agressie. Een glas betalen is een agressie. Een aanspreking is een agressie. Muntpunt is gecanceld. De Krook is gecanceld. Cultuur is gecanceld. Literatuur is gecanceld. Vlaamse literatuur is gecanceld. Carnaval is gecanceld. Cabaret is gecanceld. Black Lives Matter heeft zelfmoord gepleegd. La Boum en L'Abîme plegen zelfmoord. Lockdownfeestjes zijn collectieve zelfmoorden. Kunstcollectieven zijn progressieve sektes van zelfvoldoening en egoïsme. Consumeren is een uitlaatklep. Consumeren is leven. Eindelijk weer leven! Eindelijk op adem komen! Eindelijk het opgespaarde geld opnieuw uitgeven! Zeuren is de nieuwe universele taal. Klaag- en zaagcultuur ten top. De les spellen is het nieuwe opvoeden. Ik zeg wat jij moet zeggen, ik zeg wat jij moet denken, ik zeg wat jij moet lezen. Bij alles en iedereen komt een gebruiksaanwijzing. Googel het maar! Klik en leer. Waarom checken en dubbelchecken, het staat er toch? Wit is een kleur. Blank is een huidskleur. Wanneer een blanke man of vrouw of (zelf in te vullen) wit is, is de dood al langsgekomen. Soms ook in andere tinten zoals vaalgeel. Als een perkament. Wit van schrik. Wit van angst. Gemengde kleuren zijn verdacht. Woke verdacht. Kleur bekennen. Kleur als identiteit. Kleur als fataliteit. Ja, het zal wel zijn. Maar zo bestrijden we racisme niet. Kunst is geen kunst meer. Kunst is beleven. Kunst is Disney. Handjes in de lucht. Joelen. Juichen. Queerness is verkracht en verrot door het neoliberalisme dat kunsten gepenetreerd heeft. Ook de muziek is gestorven. We zijn de harmonieën kwijt. We zijn de melodieën kwijt. We zijn de arrangementen kwijt. We zijn de ooh's en de aah's kwijt. Tchingelinge ling, tchingelinge lang... weg. We zijn de fun kwijt. We zijn het leven leven kwijt. Het leven kleurt niet meer. Het leven is eentonig, het leven is saai. Het leven is zonder inhoud. We zijn fluïde, we zijn neutraal. Het leven is verbonden aan de oplader van de smartphone. Het leven is een lange klaagzang geworden. Instant generatie. Instant camera. Instantkoffie. Instant leven. Een druk op de knop "ik wil het nu". Verwondering: kwijt. Berusting: kwijt. Het toeval: kwijt. Moeite doen: kwijt. Kritisch zijn: kwijt. Iets onderzoeken: kwijt. We zijn het geduld kwijt. Privileges: nooit gehad. Zeg maar eens aan een gezin dat het einde van de maand financieel niet haalt dat ze in hun wit zijn geprivilegieerd zijn. Zeg het hen. Het leven is geconsumeerd. Gedisneyficeerd. Het leven is saai en vervelend wanneer het schermpje niet meer wil. Het leven is een schermpje. En als je dat schermpje niet genoeg voedt, gaat de stekker uit het leven. Een boek lezen, iemand aanspreken, op café gaan, eens naar buiten kijken, geduldig wachten in de rij aan de kassa en naar de mensen kijken. Allemaal gecanceld. Alt Right groeit. Marine Le Pen groeit. Vlaams Belang groeit. NV-A groeit. Populisme groeit. Religie groeit. Lawaai groeit. Polarisatie groeit. Ik groeit. Iedereen heeft wel een mening. Iedereen heeft wel een opinie. Iedereen heeft wel een opmerking. Iedereen gaat het wel eens zeggen. “Ik weet niet of... maar...”, “Misschien dat ...” en “Ik ken het niet maar ...”. Ik doe iets. Ik zeg iets. Ik denk niet na. Ik word op de vingers getikt. Ik moet verantwoording afleggen want ik weet niet beter. Ik excuseer me. Ik excuseer me voor mijn daden. Ik excuseer me voor mijn woorden. Ik excuseer me voor mijn huidskleur. Ik excuseer me voor mijn comfortzone. Ik excuseer me voor mezelf. Ik excuseer me voor al wat ik ooit heb durven denken. Mijn kop op tv. Mijn mea culpa in de media. Ik ben woke woke woke! Driemaal woke! Woke woke hoera!! Kneut kneut kneut. Op sociale media zeggen we dingen over de ander. Maar we zeggen het eigenlijk om onszelf in de kijker te zetten. “Zie eens hoe mooi IK over jou spreek. Like me en klik op mij!” Het gaat niet om jouw verdriet, het gaat erover hoe IK over jouw verdriet spreek, over hoe IK empathie toon. Like me, click me. Jouw verdriet doet er hier niet toe. Het is privé, neem het niet al te persoonlijk op. Wees neutraal in je fluïditeit. Click on me click on ME! We doen het niet meer in het algemeen belang. We doen het in het eigen belang. We doen het in MIJN belang. Hoe meer followers hoe meer deugd en vreugd. Zijn mijn vingers ook genderneutraal? Zijn mijn bewegingen, mijn losse handjes, mijn korte stapjes, mijn gebogen hoofd, mijn boertigheid soms, mijn lompheid soms, genderneutraal? Is mijn bloed genderneutraal, mijn botten en beenderen, mijn nagels en mijn snot, mijn darmen en mijn ingewanden genderneutraal? Kan mijn kut mannelijk zijn en kan mijn lul vrouwelijk zijn? Wat is de code? Waar is de gebruiksaanwijzing? Zeg me hoe ik kan ophouden mezelf te zijn en te zijn zoals jij wil dat ik moet zijn. Wat moet ik doen? Wat bedoel je met “gewoon jezelf zijn” wanneer je zegt hoe ik moet zijn? Vertel het me. Vertel het me. Zeg het me. Desnoods schrijf het me. Schrijven is helen en we moeten allemaal helen. Heel me. Verveel me. Vervel me. Label me. Like me or swipe me. Je mag niet meer labelen maar je moet neutraal en fluïde labelen. Woke woke hoera! Maar ik ga slapen, niet in jouw wereld waarin ik niet welkom WIL zijn. Het is een saaie wereld, jouw wereld. Er staat niets, er gebeurt niets, er is geen revolutie. Jouw wereld waar alles en iedereen neutraal, fluïde, zonder, a- en -loos is. Waar alles negativiteit uitstraalt. Waar het stinkt van zelfvoldoening, waar een vleugje parfum op de huid van mijn nek jou in genderkrampen doet steigeren. Waar schoonheid en elegantie ver te zoeken is. Waar dogma en stigma heersen. Waar geen grote verhalen geschreven worden, waar de acteurs zich in zelfbeklag rollen en het IK ten koste van het WIJ opereert. Waar geen lucht is om te ademen, waar sterren in de ogen niet meer bestaan, waar jij doet alsof je alles hebt uitgevonden terwijl je de wereld niet eens kan bewonderen. Ik wil weg van jouw wereld waar ik mezelf MOET zijn. Maar ik wil mezelf niet zijn. Mijn jezelf zijn is hoe Jij wil dat ik ben. Jouw wereld vol schermpjes en waar niemand met elkaar meer spreekt. Iedereen chat, twittert, swipet, mailt en googelt. Spreken, een praatje doen, iets zeggen... het ligt achter de gesloten deuren van bruine kroegen waar jij niet durft komen. Want je kan niet meer spreken. Je hebt niets te zeggen. Je weet niet meer wat spreken, zeggen, praten, laat staan voelen is. Kneuten wel, dat kan je goed. Je wil de hemelpoort zijn maar je bent de weg naar de hel. Blijf van mij weg. Kleef niet aan mijn huid. Vraag me niet waarom iets is. Zoek het op. Be a woke! Maar blijf de fuck off van mijn lijf. Talk to hand, lalalalala. Ik heb een kaasstolp over mij. Ik zie je - wat al afschuwelijk lelijk is, het voelt aan als een agressie op mijn netvliezen, jouw kleding als wapperende derdehands gordijnen, jouw vale kleuren, jouw gescheurde stinkende sneakers en jouw oversized jassen die je lijkt te verwarren met badjassen, jouw jogging/legging/trekking outfits die je van ’s morgens tot ’s avonds draagt en waarmee je ook gaat slapen verdienen de award voor worst dressingroom ever in history - maar ik hoor je niet. Blablablablabla. Jouw fast fashion doodt de planeet. Ik wil niet leven met jouw gebruiksaanwijzing. Ik hoef jouw instructies voor een beter leven niet. Als ik jou niet mag, omdat je me niet inspireert, omdat je me niet verwondert, omdat je me verveelt, dan ben ik in jouw woorden een racist, een homofoob, een misogyn, dan ben ik niet woke. En zo is het, ja, ik ben niet woke.

Erwin Abbeloos
30 0

Kleur van huid heeft niet het monopolie op falen.

Er circuleert – alweer – een open brief gericht aan de Vlaamse radio- en televisieomroep in het vuilste café van het internet. De Open Brief aan de VRT van _mainlyfelicia is de zoveelste in de rij die serieus genomen wil worden maar die het doel voorbijschiet. Het zoveelste zelfde profiel: de hoogopgeleide stedelijke en gecultiveerde elite van kleur die de brandende actuele problemen in de maatschappij (racisme, discriminatie, ongelijkheid, dekolonisatie...) alleen maar kan aanschouwen door het prisme van de eigen identiteit. Wie ík ben, wat ík zie en wat ik vooral niet zie, is belangrijker dan voor het maatschappelijk welzijn van mijn medeburgers (van alle kleuren) te ijveren. Meestal komen deze profielen ook met een gebruiksaanwijzing, en dan niet enkel en alleen om hun verengelst Nederlands te begrijpen. De brief stelt dat de VRT op de werkvloer van de omroep niet divers genoeg zou zijn en er wordt met weblinks naar cijfers en rapporten gegooid dat het een lieve lust is maar die helaas de kern van het betoog totaal torpederen. Eigenlijk is het maar een stormpje in een glas water, het is vrij schools ook, een beetje als een timide spreekbeurt voor een klas van gelijkgezinden; maar het trekt wel de aandacht. Enfin, het doet de wenkbrauwen fronsen. “Wij hebben racisme niet uitgevonden, wij moeten het dan ook niet oplossen.” Het is één van de vele holle slogans die afgevuurd worden wanneer je in discussie wil gaan.  Maar in discussie gaan is te vermoeiend. Ook in deze Open Brief staan de barrières zo hoog als een kathedraal en vraag je je af: wil je eigenlijk nog wel in discussie gaan met zoveel voorspelbaarheid? Net zoals haar generatiegenoten is het gezeur van de auteur slechts onderbouwd door beeldvorming en beeldcultuur – wat ze ziet en wat ze niet ziet, namelijk zichzelf - en lijkt zij in de onmogelijkheid verder te kijken dan de huidskleur van iemand en van zichzelf of verder te kijken in de wereld buiten het scherm van de televisie tout court, of het nu gaat over de VRT, VTM of het Woestijnvis en Verhulst Imperium of de geschreven media. Want de realiteit is écht anders. Het feit dat zij of andere mensen van kleur studies in de media niet afmaken of er zelfs niet aan beginnen, is volgens de auteur het gevolg van zichzelf niet te zien op het scherm. De vooringenomenheid werkt hier echter contraproductief en is gevaarlijk voor mensen die zij in safe spaces gaan sturen. Het ontneemt kansen aan mensen die wél getalenteerd en competitief zijn maar die door het conformisme van de social justice warriors gesommeerd worden in de rol van slachtoffer te blijven. Je moet al verdomd sterk in je schoenen staan om tegen zoveel politieke correctheid in te gaan. Maar ik geloof in mensen, ik geloof in de sterkte van mensen, ongeacht hun huidskleur. Haar betoog is een regelrechte belediging naar mensen van kleur die wél te zien zijn in de media, op de voorgrond, in de coulissen maar ook buiten de media en die succesverhalen schrijven zonder dat hun huidskleur een quota, het resultaat van een diversiteitsonderzoek, een klaagzang op Instagram of een akkefietje in een IG-post is. Zou het niet interessanter zijn als mevrouw _mainlyfelicia zich eerder kwaad zou maken over het aantal Vlaams Belangers in onze parlementen? Dat zou iets collectiefs én constructiefs zijn! Kunnen zijn, want je moet het ook willen. Of een collectief statement maken voor burgerrechteractiviste Zhang Zhan die in China 4 jaar naar de gevangenis moet omdat ze feiten over Covid-19 in Wuhan met de wereld deelde. Of voor Ahmadreza Djaldi? Ik ben benieuwd of de VRT gaat reageren. Ik hoop van niet omdat het hier opnieuw over een persoonlijk verhaal gaat. Een kip zonder kop. Een verhaal sans queue ni tête. Het gaat hier helemaal niet over racisme of discriminatie bestrijden maar het is een persoonlijk verhaal (“Als ik vroeger als kind wat meer mezelf had gezien op tv had ik misschien wat meer in mezelf geloofd.”, schrijft de auteur op haar IG). Ik kan haar evenwel geen ongelijk geven in het zichzelf herkennen op televisie of in de media. Als homo die behoort tot de stilzwijgende generatie X – de generatie tussen de boomers en de millenials – heb ik mezelf ook nooit gezien op televisie. In Mister Humphries in “Are you being served”, Steven Carrington in “Dynasty”, Jos Brink in “Wedden dat” heb ik mezelf als homo niet herkend. Paul Codde was niet mijn type en Luc Appermont was de ideale heteroseksuele schoonzoon. Ik keek in 1978 wel op naar Martine Tanghe die als eerste vrouw de hele BRT-redactie platwalste tot haar onlangs gerechtvaardigd pensioen. Martine deed dat alleen, zonder zeuren en kneuten. Daar keek ik naar op, naar de kracht van die vrouw. Naar kracht tout court. En al waren de homo’s op het scherm niet de homo die ik ben, toch heb ik van mijn leven een succesverhaal kunnen maken, met de mannen die ik uit eigen sterkte zelf heb gekozen. Huidskleur, net als homo zijn, heeft niet het monopolie op falen. Ik heb deuren tegen mijn smoel gekregen en ik heb evenzeer zwarte mensen als even competente collega’s aan mijn zij gehad, als gelijke collega, als overste en zelfs als docent. Maar ik heb nooit opgegeven of zelfs maar willen toegeven aan ingebeelde of vermeende boze blikken en goedbedoelde mopjes om en over mijn geaardheid. Ik ben er als mens en deal with it. Welke negatieve boodschap geeft de auteur wel niet aan een generatie mensen: omdat je jezelf niet ziet, heb je geen kansen? Representatie van een identiteit is geen garantie tot slagen. Ik denk dat hiermee de mythe van de woke-cultuur doorstoken is en dat we eindelijk, eindelijk redacties, het onderwijs en de media wakker kunnen maken om zoveel bullshit. Sorry voor het woord. Soms kan ook gewoon een boek lezen muren doorbreken en levens positief beïnvloeden. De auteur wil alles raciseren en zij gelooft niet in de sterkte van een minderheid. Of ze ziet het niet. Dat kan ook. Voor de auteur – en voor alle identiteitsdenkers – is zwart of persoon van kleur zijn gelijk aan minderwaardig, iemand die uit de boot valt, iemand die geen kansen maakt door zijn/haar/hun huidskleur, iemand die niet gezien wordt. Wat een vooringenomenheid. En wat een afrekening voor mensen die het maken als mens. Ik ben zwart, ik zie me niet op tv dus ik besta niet. De slachtofferrol van deze mensen die enkel als referentie sociale media, televisie, Wikipedia en Google hebben, is te belachelijk voor woorden, en toch krijgt het rasiseringsproces telkens weer een platform. Daarom hoop ik dat de VRT hier niet op in gaat. En dat ook de mainstream media hun karren vanaf nu draaien. Een poging om identiteitspolitiek bij de VRT te brengen is ook aan de gang op de VUB. Wat ooit een liberale, vrije en vrijzinnige plek was waar alle ideeën mogen gezegd worden, start ook daar binnenkort de dictatuur van de identiteitspolitiek in de vorm van enkele vooringenomen lezingen. Progressief links kaapt de hele discussie, als dat maar goed komt! Niet te verwonderen dat links in een impasse zit. Ik situeer mezelf in de linkse hoek van de politiek maar zonder deze waanzin van stampvoetende hoogopgeleide zogenaamde feministen die het debat alleen maar verzuren, verdraaien en in de kiem smoren. En met referenties naar Wikipedia verwijzen. Ik dacht dat de VUB beter kon. Het gelijkheidsplan van de VUB daarentegen getuigt in theorie van veel ambitie maar kijkt veel te weinig naar de competenties en laat maar één stem horen: die van de cancel dictatuur en de polarisatie cultuur. Ik hoor daar nog steeds studenten zeggen dat mensen aangenomen moeten worden op basis van hun identiteit, niet op basis van hun competenties. Het wij/zij denken heeft daar ook lelijk huis gemaakt. Bij wie ligt de fout? De fout ligt bij zogenaamde activisten, influencers en opiniemakers zoals _ mainlyfelicia en haar vriendinnetjes en die als lege dozen de kranten vullen en de sociale media domineren zonder ook maar, onder andere, racisme te bestrijden. De fout ligt evenzeer bij de politiek die mensen van kleur in de etalage zetten om hun propaganda te staven. Politiek faalt. Partijen gebruiken de tricks van de reclamewereld door logo’s te veranderen, slogans te herschrijven en in tv-programma’s met hoge kijkcijfers op te treden en waar om ter luidst wordt gelachen. Van politieke daadkracht gesproken. Politiek heeft geen ambitie meer. Politica schrijven boeken over ideale werelden die ze nooit kunnen verwezenlijken omdat de partij vroeg of laat tegenwerkt maar die boeken kunnen wel tellen als stemmen bij volgende verkiezingen. Gelukkig zijn er nog politiekers van kleur die wél daadkracht hebben voor de hele maatschappij, niet in ademnood geraken omwille van hun huidskleur en zijn er ook blanke politiekers die niet aan boetedoening doen en zich scharen met alle collega’s rond een gezamenlijk politiek project. Dat zijn de politiekers die een land nodig heeft. Ook bij de media ligt de fout. Een hele generatie woke millenials beheerst vandaag de grootste kranten in Vlaanderen. Gelukkig zijn er buitenlandse kranten waar échte diversiteit en niet enkel de pseudo-diversiteit van openbriefschrijvers die over zichzelf komen klagen aan bod komen. De journalistiek, zeg maar, is er genuanceerder en meer in balans. Vlaamse media – vooral geschreven media – hebben een tegenwoord nodig want we vallen een beetje in slaap en we kijken meer en meer naar de grotere broers en zussen in het buitenland. Zelfs over de taalgrens heen. De fout ligt ook bij scholen en universiteiten zoals de VUB die niet in staat zijn af te zien van identiteitspolitiek en zo van onze toekomstige studenten brave conformistische vrouwen en mannen maken die nooit geleerd zullen hebben kritisch te denken en misschien ooit scripties met emoji’s zullen afleveren. We klappen in de handjes voor de sterrenstatus van gastsprekers, niet voor een kritische en onderbouwde kijk op racisme, diversiteit, gelijkheid, dekolonisatie. Het extremisme in de maatschappij heeft nog mooie dagen in het vooruitzicht. Onderwijs heeft geschiedenis nodig om de cancel cultuur tegen te gaan bijvoorbeeld maar evenzeer is er nood aan filosofie om het kritisch denken aan te moedigen. Een rondvraag in enkele Franse scholen geeft aan dat leerlingen de dader van de moord op Samuel Paty wel begrijpen. En het zijn niet alleen maar moslims die zo denken. Is dat niet onrustwekkend? Willen we dat, brave conformistische burgers maken die vrije meningsuiting niet kunnen vatten? Passieve Instagram-volgers die klaphandjes, kusjes en hartjes plaatsen in plaats van eens een serieuze vraag op te werpen? Ah ja, woke-mensen gaan met niemand in discussie (emoji met hand op het hoofd). Kunnen dan de mensen die open brieven of open boeken schrijven en open lezingen geven onze ministers van Onderwijs bijvoorbeeld aanmoedigen om op de eerste schooldag iets uit te leggen over wat vrije meningsuiting is, wat een rechtsstaat is, wat een vrije maatschappij is en waar een leerkracht voor staat in plaats van ongelijkheid te schreeuwen in de conformistische mainstream media over oorbellen en jurken voor jongens? Want dat kan je zonder fifteen minutes of fame meteen afdwingen in het begin van een schooljaar. En zeker via de leerlingen en/of studentenraad. We moeten nú de dingen, het debat of hoe je het ook wil noemen terug in elke context plaatsen en het gejank van de gekwetste generatie achterwege laten. We hebben nood aan sterke en kritische mensen die vuisten op de tafel slaan, muren slopen en barrières breken, met woorden en met daden. We hebben geen nood aan jankende millenials die van de tafel wegblijven, muren optrekken en zich isoleren in safe spaces. Het progressieve links is helemaal doorgeslagen en maakt op comfortabele manier de weg vrij voor rechts-extremisme. Marine Le Pen heeft van haar winkel een voor velen aannemelijke en aanvaardbare versie van extreemrechts gemaakt en als eindpunt van haar oeuvre half links weggekaapt dankzij de politiek van de woke-generatie; bij ons begint deze versie ook vormen aan te nemen. In onze parlementen, op onze universiteiten en in onze media. Links is vandaag in een impasse, geblokkeerd door de kneuterige kleutertjes van de woke-politiek en we zien mensen de linkse boot verlaten. Links heeft haar eigen volk verloochend en geruild voor de nachtmerrie van identiteitspolitiek. In de Verenigde Staten zijn Biden en Harris niet de oplossing. Zij vertegenwoordigen wél een overgangspolitiek en kunnen alleen maar de gemoederen bedaren en het fatsoen in de politiek terugbrengen. En dan hopen dat in 2024 Harris president wordt. De Black Lives Matter in België van wie we sinds juni niets meer hebben gehoord, zullen nooit gehoord kunnen worden als zij stuurloos en verloren in identiteitspolitiek blijven hangen. Wie een beetje de geschiedenis van activisme kent – en ik ken die -, dan zien we zo de valkuilen van deze bewegingen. We hoorden meer van BLM tijdens Trump dan onder Obama en binnenkort onder Biden. Trust me, I’ve been there. We moeten nú de dingen doen. Echt, wie zal het doen? Want ’t is nogal dringend.

Erwin Abbeloos
6 1

Brussel: jongeren sluiten eigen cafés.

            In 1988 was ik 20 jaar en stond ik net als jij aan de vooravond van mijn leven dat ik me avontuurlijk en onbezonnen inbeeldde. Ik woonde in het grote Brussel dat later te klein zou zijn voor mijn ambities. Er was nog geen internet, er was nog geen smartphone. We hadden onze bruine kroegen en we hadden aids. Een virus zo sterk in opmars dat mijn adresboekje en mijn vriendenkring voorgoed zou tekenen. We ‘moesten’ veilig vrijen. Het condoom was, net als een mondmaskertje, geen verplichting maar wel sterk aangeraden. Het doet wat met een jong iemand die de eerste intieme huidcontacten alleen maar met een rubberen maskertje kon voelen.             Toen ik in 1992 naar Parijs verhuisde om net zoals jij mijn ambities en dromen groter dan Brussel te maken, vertelden krantenkoppen me dat Parijs de hellhole van aids was. Ik zat midden in een wespennest. In mijn wildste jaren dan nog wel. En dus ging ik werken voor een aidsvereniging omdat het aidsvirus meer dan alleen maar mensen doodde. Het coronavirus legt hetzelfde parcours af maar door je roekeloos gedrag denk ik dat je de schade die het coronavirus aanricht niet kan inschatten. Ik heb ontelbare partners gehad, net zoals jij vandaag ontelbare contacten hebt op café. Bij al die partners heb ik dat vervelend en irriterend rubbertje aangedaan, toegegeven, soms al eens niet. Een beetje zoals jij vandaag het mondmasker ‘vergeet’. Seks heeft niet dezelfde intensiteit als een avondje op café met vrienden maar het gebeurt allemaal evenzeer in een onbezonnen sfeer. Het risico op besmetting blijft even hoog.              Vandaag moeten door jouw onbezonnenheid niet alleen mijn cafés maar ook jouw cafés dicht. En gaat de droom en de broodwinning van caféuitbaters en mensen die er werken aan diggelen. Je kan kritiek geven op een overheid, zoals we dat ook in de aidscrisis gedaan hebben, maar je kan ook kijken in eigen boezem. Even weg van dat zinloos schermpje en die irritante stoere houding die je zo typeert. Als jij zegt dat je feestjes gaat bouwen in appartementen, dat je naar café-restaurants gaat, dat je dat mondmasker niet meer wil dragen, dat afstand houden toch zo moeilijk is en als jij verkeerde ideeën in de media gooit en zegt dat mensen de metro mogen nemen maar niet meer op café mogen, dan hebben we een probleem en moet ik met jou in gesprek gaan. Niet om je de les te leren, en al evenmin om de intellectuele armoede van jouw generatie te bekritiseren. Maar om hier samen uit te komen. Om jou besef bij te brengen dat jouw houding de horeca de finale doodsteek toebrengt. En daarmee ook je eigen onbezonnen leven.              Verplicht iemand jou om een mondmasker te dragen of om de anderhalvemeterafstand te respecteren? Het antwoord is neen. Waar het mondmasker dan toch moet van de overheid, lijkt me dat eerder om ook jou te beschermen. Onze overheid is geen politiestaat. Moeten is relatief wanneer het om de persoonlijke leefsfeer gaat. Het is uiteindelijk jij met jezelf en hoe jij verantwoordelijk kan omgaan met jezelf en de maatschappij. Of niet. Ik ben nog steeds seronegatief. Het aidsvirus heeft me niet gevonden. En net zoals het condoom geen vrijkaart is om niet met het aidsvirus besmet te geraken, is het mondmasker dat ook niet voor het coronavirus. Dus hebben we andere strategieën bedacht om het voor iedereen veilig te houden. Kijk naar het titanenwerk dat aidsverenigingen over de hele wereld verricht hebben. Jij kan ook strategieën voor jezelf en voor de samenleving toepassen zonder het gevoel te hebben dat de hele coronacrisis op jouw schouders ligt. Dat kan al door de bestaande aanbevelingen toe te passen. Het is ook zwaar voor mij. Maar het is nog zwaarder voor die vrouwen en mannen die vandaag aan de zuurstofpomp liggen en vechten voor hun leven. En het is ook zwaar voor mijn vader die al sinds maart 2020 niet meer uit het woonzorgcentrum is mogen gaan om eens mosselen te gaan eten. Ik hoor nu graag eens van jou hoe jij je gezond verstand gebruikt en hoe jij je gedrag gaat aanpassen om onze cafés weer open te krijgen. Ik kan er misschien nog iets van leren. En vooral wil ik eens naar jou luisteren en begrijpen hoe jij uiteindelijk deze crisis gaat oplossen, ok doomer?

Erwin Abbeloos
8 0

Racisme in Brussels Regenbooghuis.

Over racisme in de LGBT-gemeenschap.            In een interview met Zizo (Zizomag) laat Rachael Moore, coördinator van het Brusselse Rainbowhouse uitschijnen dat de ‘witte’ LGBT-gemeenschap (begrijp: cisgender witte homomannen) racisme in de eigen gemeenschap niet onder ogen willen zien. Toen ik haar daar over aansprak, schreef Moore in een persoonlijke mail naar mij en in naam van het Rainbowhouse dat “witte mannen in onze geschiedenis nooit zij aan zij stonden met mensen van kleur.” Het kapen van een zinvol debat rond racisme lijkt bon ton te zijn in de media en sluipt nu ook de LGBT-gemeenschap binnen. Met mijn betoog wil ik aantonen welke kans Moore aan zich voorbij laat gaan omdat zij met haar persoonlijke verontwaardiging het debat steriliseert en zichzelf in de voeten schiet door mensen in de eigen gemeenschap aan te vallen in plaats van structuren in de maatschappij. De identiteitspolitiek en vooral de dogmatische politieke correctheid die Moore in het Regenbooghuis hanteert, is verbluffend, contraproductief en vooral discriminerend. Dat kan tellen voor een huis dat welzijn bij LGBT’ers wil promoten. Volgens de coördinator lijkt welzijn voor bepaalde mensen uit de LGBT-gemeenschap toch niet besteed aan iedereen binnen die gemeenschap. Ook het feit dat zij alles en iedereen reduceert tot huidskleur, past helemaal niet in een inclusief project binnenin de LGBT-gemeenschap. Tenslotte wil ik ook het cultuur cancelen die het Regenbooghuis in Brussel hanteert, aankaarten en een oproep doen om snel aan het serieuzere werk te beginnen, de ego’s en de incompetentie achterwege te laten en er te zijn voor de hele LGBT-gemeenschap               Moore stelt dat de wereld waarin witte en zwarte mensen zij aan zij stonden, als gelijken, niet bestaat en nooit heeft bestaan. Ook schrijfster Fleur Pierets bezondigt zich in een column in De Morgen aan het conformistische politiek correct denken wanneer zij een oproep doet om ‘witte’ LGBTQI+-mensen mee te hebben in de strijd tegen racisme met een lichte toon van verwijt want “het allerminste dat de witte LGBTQI+-gemeenschap naar mijn mening kan doen is zij aan zij gaan staan met hen die op straat komen voor hun bestaansrecht.” Het allerminste? Pardon? Wat hebben die witte mannen (en vrouwen) dan niet gedaan? Het is tijd voor een update, voor een reminder aan onze gemeenschappelijke geschiedenis en pistes uit te denken welke mensen en strategieën nodig zijn om in onze gemeenschap voor iedereen te zorgen.             Ik zeg het meteen: blanke homomannen hebben nooit de strijdarena verlaten. Nooit. Ik trek bewust een parallel met HIV/aids. De ravage uit de jaren ’80 en ’90 van vorige eeuw heeft veel machtssystemen blootgelegd die duizenden doden op het geweten hebben. Daardoor hebben veel 50-plussers van vandaag hun vrienden verloren. Ik heb toen ook vrienden verloren. We leefden elke dag met angst en heel ons sociaal leven werd erdoor gekleurd. De dood was iedere dag aanwezig. We werden afgerekend op onze seksualiteit, op onze huidskleur, op onze afkomst, op onze eisen voor gelijkheid, op onze identiteit, op onze ziekte. We waren de pest. We werden uit onze jobs, onze woningen en onze relaties gezet. Niet onze sekspartners waren onze vijanden, niet de naalden die we deelden voor onze drugs waren onze vijanden, niet het bloed dat we via transfusie kregen was onze vijand. Een lakse overheid, een machtig medisch orgaan, politiek correct denken en de hebzucht van de labo’s waren onze vijanden. Dus gingen we op zoek naar bondgenoten. We verenigden ons in vzw’s, creëerden onze eigen safe spaces en we gingen terug studeren om mondig te worden, weerwoord te bieden en kennis te vergaren. We kwamen op televisie en in de media om te zeggen dat we aan het sterven waren. We zochten verder naar bondgenoten. Homomannen waren de meest getroffen personen en ook het meest gemakkelijke doelwit. En toch hebben blanke homomannen niet voor eigen blanke gemeenschap gestreden. HIV kende en kent nog steeds geen kleur. HIV maakt geen onderscheid tussen blank en zwart. Aids wel. Hetzelfde geldt voor racisme. En dan moet je kijken naar structuren, niet naar mensen. Wanneer je naar de archieven van die periode kijkt, zie je dat we mannen, vrouwen en transgender personen van alle kleuren waren. Ook de archieven van pakweg De Rooie Vlinder uit 1978 laten duidelijk zien dat blanke mannen én vrouwen samen met zwarte mannen en vrouwen zij aan zij stonden in de strijd voor gelijkheid. In de tentoonstelling in Brussel afgelopen zomer over feminisme in België “Vrouwen vrij, een andere wereld” ging het ook niet enkel en alleen over blanke heterovrouwen. In 1985 liep ik als 17-jarige rond met de badge “Touche pas à mon pote”. In de jaren 2000 hebben we met man en macht sociale rechten opgeëist – en gekregen - voor iedere seropositieve sans-papier. Zwarte vrouwen en mannen werden naar het land van herkomst in Afrika teruggestuurd waar geen aidsremmers ter beschikking waren. We hebben ook de rechten van de patiënt laten gelden. In 2002 hebben we in Parijs tegen Le Pen betoogd toen de man bijna als president werd verkozen. Extreemrechts, grootste partij, zegt u dat iets? En je moet echt een opportunistische activist(e) zijn als je de tentoonstelling over Keith Haring niet gezien hebt. Zeg me dus nooit, nooit meer dat we nooit iets samengedaan hebben. En schrijf nooit meer dat het minste wat we kunnen doen, zij aan zij gaan staan is. Het met de vinger wijzen naar die blanke homomannen moet stoppen. Het moet stoppen met beledigingen te sturen aan het adres van duizenden activisten en duizenden doden. We hebben veel gedaan en we kunnen nog veel maar de breuk die deze polariserende politiek neerzet, verlamt een hele strijd in eigen gemeenschap.             Homo of lesbisch zijn in de zwarte gemeenschap ligt zeer gevoelig. Dat zijn pistes die we vandaag in onze gemeenschap moeten durven bewandelen, ook al is niet iedereen queer. Bovendien identificeert niet iedereen zichzelf via zijn of haar huidskleur. Blanke holebi’s hebben nooit in de plaats van mensen met kleur gestreden. Integendeel. Activisme doe je niet via een column in de mainstream media of op een YouTube-filmpje. Het is tijd voor opnieuw ‘wij’ denken. Het is hoogtijd om activisme te reactiveren, de speeltuin te verlaten en aan het werk te gaan. Tijd om samen het monster racisme samen in onze gemeenschap te bestrijden. Nog volgens het Rainbowhouse en Rachael Moore heb ik als ‘witte’ cisgender homoman niets te zeggen. Moore stelt dat ik nog steeds van mijn witte privileges geniet. Ik zeg het meteen: ik ben niet geprivilegieerd. Geprivilegieerd zijn rijke mannen of vrouwen van alle kleuren die hun verdiensten en privileges te danken hebben aan hun naam of hun aandelen. Ik vecht zoals zoveel andere stilzwijgende Belgen nog iedere dag voor gelijkheid voor iedereen. In mijn job als leerkracht bijvoorbeeld. Mijn ‘witte’ maar blijkbaar toch niet-geprivilegieerde grootouders hebben hun godganse leven gewerkt om alleen even arm als de straat te blijven en even arm te sterven. Arbeiders kwamen op straat en verloren ook hun leven: Een onvergetelijke bloednacht.  Deze overwinningen zijn systemen waar Moore ook vandaag van geniet. Hoe comfortabel is het toch om een gerieflijk forum in de media te krijgen maar daar helaas niet verder komen dan roepen, tieren, cancelen, deleten en zeggen dat het vermoeiend is.             Ik zie een generatie die het graag over ‘ik’ heb. Een generatie, verwend, onopgevoed en die er niet in slaagt, op geen enkele manier, om de erfenis van het activisme over te nemen en om te zetten in daadwerkelijke en urgente veranderingen in onze maatschappij. Wil deze generatie écht politiek dwingen de wetten aan te passen? Heeft deze generatie de kennis en de ervaring genoeg om politiek sterk te staan, het verschil te maken en te zorgen voor iedereen in de maatschappij en de eigen gemeenschap? En is het constant refereren naar Wikipedia en UberFacts écht zo kritisch onderbouwd?             Tenslotte is er vanuit de LGBT-gemeenschap veel kritiek geuit op het verhaal rond het fresco van Ralf König en die je kan bewonderen in de Brussele Lollepotstraat. Volgens Moore en het Rainbowhouse is deze fresco een racistische afbeelding. Ralf König heeft een weerwoord op zijn website geschreven Ralf König. Het illustreert de povere kennis van de eigen geschiedenis en het onvermogen om kunst in de tijdsgeest te plaatsen. Ik ben tot op vandaag nog steeds razend kwaad omdat mijn geschiedenis door het politiek correct denken van het Brussels Regenbooghuis niet meer mag bestaan. De blanke homopersonages worden op dit fresco overigens ook niet zeer flatterend en eerder cliché gewijs afgebeeld maar geen enkel blanke haan die daar naar kraait. Zelfs Moore lijkt niet verontwaardigd te zijn maar daar zegt ze niets over. Ik daag het Regenbooghuis openlijk uit om de eigen geschiedenis te kennen, te kaderen, te koesteren, te respecteren en vooral weten te waarderen.             Racisme bestaat ook in de LGBT-gemeenschap zoals in alle lagen van de bevolking en alle gemeenschappen maar je moet toogpraat weten te onderscheiden van serieuze haatpraat die machtsstructuren hanteren. De bron van die structuren vind je in de politiek, religie, onderwijs, justitie, gezondheidszorg, de media maar evenzeer in de cancel/delete cultuur die dogmatische activisten hanteren. Wil je racisme in de LGBT-gemeenschap blootleggen, zal je toch met meer concrete feiten naar boven moeten komen. En ook je bedoelingen uitleggen. Suggereren dat de Brusselse Kolenmarkt een straatje is voor witte cisgender homomannen is volledig van de pot gerukt. Moore en het Rainbowhouse promoten eerder een eigen agenda van identiteitspolitiek dan daadwerkelijk racisme in de eigen gemeenschap te bewijzen en aan te pakken.             Racisme is overal en nergens. Racisme is even zichtbaar als verdoken. Maar daarom moet je je hoofd nog niet in het zand steken. Iemand die een Rainbowhouse leidt, moet verbindend zijn, er staan voor iedereen en geen leugentjes rondstrooien of er een eigen persoonlijke agenda op nahouden. Overheden die deze instellingen subsidiëren zouden zich daar ook bewust van mogen zijn. Of duidelijker zijn in de communicatie: “Witte cisgender homomannen niet welkom.” En dan kunnen we de oproep van Pierets meteen in de vuilnisbak gooien. Voor haar moeten we samen opkomen, voor Moore kan dat echt niet en zal dat ook nooit gebeuren. Mensen zijn niet alleen mensen met kleur. De dictatuur van deze identiteitspolitiek drijft progressieve LGBT’ers weg van een hele gemeenschap, enkel en alleen om de persoonlijke agenda van een identiteitspolitiek uit te voeren. Het valt dan ook niet te verwonderen dat vele holebi’s verschuiven naar N-VA, sommige zelfs naar Vlaams Belang. Met hun so called activisme verliezen ze echter ook hun eigen bondgenoten en dat zijn heus niet enkel en alleen die gemene blanke cisgender homomannen waar continu naar verwezen wordt. Hier moet ook een alarmbel afgaan maar dogmatische activisten blijven doof, blind en vooral afwezig voor deze signalen. Vandaag zetelen 23 parlementsleden van het Vlaams Belang in het Vlaams parlement, 7 leden in de Senaat, 18 in het federaal parlement, 3 in Europa, 1 in Brussel en 2 zitjes in de Raad van Bestuur van de VRT. Dat zijn er 54 te veel. Moeten we ons daar beter niet mee bezig houden? Ik woon in het hartje van Brussel. Vanuit mijn woonkamer heb ik zicht op de Sint-Michiel en Sint-Goedele kathedraal. Ik denk vaak hoeveel tijd, hoeveel bloed, hoeveel zweet en hoeveel miserie het niet gekost heeft om die daar te zetten. Hoeveel sociale strijden de verschillende lagen van dit meesterwerk dragen. De kathedraal staat daar nu al zolang, als een architectonisch wonder. Zo is ook eender welke sociale strijd anno 2020 er een van intelligent en gefundeerd voortbouwen op de steenlagen in onze maatschappij die ook met zweet, bloed, tranen en miserie, vastgeklonken en verankerd in de geschiedenis staan. De strijdtechnieken van de dogmatische politiek correcte activisten zijn achterhaald. Ze dienen enkel individueel ongenoegen en staan in fel contrast met een historisch beladen collectieve strijd. De strijd tegen verondersteld racisme in de LGBT-gemeenschap heeft nood aan serieuzere actoren en strategieën die discriminerende realiteiten en machtssystemen die elk individu van ons en onze gemeenschap aanbelangt, blootlegt. Moore wil liever de LGBT-geschiedenis herschrijven. Laten we dat vooral niet doen maar laten we eerder ons bouwwerk verderzetten met alle lagen en kleuren van onze gemeenschap. Het speeluurtje is voorbij. Het is tijd voor een groot debat met alle actoren over alle generaties heen om ook voor iedereen in onze gemeenschap een veilige plek in de wereld te creëren. Ik ben als cisgender homoman zeker van de partij. Foto in bijlage: © Pierre Maraval: 1000 regards contre le sida.

Erwin Abbeloos
30 0

Papa in "de Congo".

De bar van het woonzorgcentrum is weer open. Ik maak een afspraak om mijn vader te zien. “Niet in de kamer, maximum 1 uur, in de bar, het liefst buiten.” Ik respecteer het huis. Zoals de zon over onze oude huiden wreef, zo gewoon gelukkig zaten vader en zoon weer samen. We lachten en we praatten enkele biertjes weg. We wuifden naar de vrijwilligers. We bedankten het personeel. Zijn nieuwe vriendin Helena zat aan het tafeltje naast ons. Het deed iedereen deugd onze “oudjes” terug te mogen zien. “Erwin,” vroeg hij mij. “Kijk jij naar ‘Kinderen van de kolonie’ op Canvas?” Ik zei neen. Omdat er veel te luide stemmen zijn die mij dingen verwijten die ik niet ben, nooit ben geweest en nooit zal zijn. Ik ben niet geprivilegieerd. Ik ben niet wit. Ik weet wat discriminatie is en ik weet wat racisme is. En ik ken onze geschiedenis. Activisten moeten zich niet zo dwangmatig en neurotisch opstellen en hun veel te complexe woorden moeten van mijn lijf blijven. In serieuzere zaken is mijn vader een man van weinig woorden. Niet omdat hij verbitterd of getekend zou zijn door de strengheid van zijn generatie en de armoede van het Vlaamse platteland tijdens WO II. Zijn blik dwaalde af naar Congo. “Wat ik daar allemaal gezien heb... Wat ik daar allemaal heb moeten doen...”. Hij herbeleefde Congo, ik zag het in zijn lichaam kruipen. Meer dan het gekrijs van jonge activisten die racisme mengen met gender politics en kolonisatie met identiteitspolitiek, op TikTok en in de krant, lag in die enkele woorden van mijn vader het leed van zwarte mensen dat ook zijn leed is geworden. Meer dan jonge activisten was het voor mijn vader helemaal niet vermoeiend om het “weer eens te moeten uitleggen”. Hij sprak, hij vertelde het verhaal. Met emotie. “Die mensen uit Congo verdienen niet wat wij daar gedaan hebben.” Mijn vader is geen geprivilegieerde blanke man. Hij is dat nooit geweest en zal dat ook nooit zijn. Ik volg hem daarin. Mijn vader was in “de Congo” en zijn verhaal is ook mijn verhaal en het verhaal van alle Belgen. Nieuwe Belgen en minder nieuwe Belgen. Ik luister niet meer naar het geroep en het getier. Het is te vermoeiend. Het zegt niets. De toon van mijn vader daarentegen is rustgevend. Zijn herinnering leerrijk en van zo groot Belgisch en Congolees belang dat de verhalen van onze vaders ook gehoord worden. Ook door een blanke man die er was. Ik luister morgen verder, dan is het zijn verjaardag, en ik zal (uitgesteld) kijken maar alleen omdat mijn vader erover verteld heeft. De verhalen in de woonzorgcentra zijn voor mij de verhalen die tellen. Omdat ze echt zijn, omdat ze niet verwijten, omdat ze niet betuttelen, omdat ze niet arrogant zijn, omdat ze me niet willen opvoeden. Omdat vele verjaardagen later mijn vader er niet meer zal zijn maar Congo door hem en door mij Congo de plaats zal krijgen die het verdient. Gelukkige verjaardag, papa!

Erwin Abbeloos
21 0

In gesprek met Philippe Besson.

Omdat Thomas nooit de kans gekregen had om te spreken, geeft de auteur hier de stem aan de man die uiteindelijk veel inspraak zal hebben in het verloop van zijn eigen leven. In een vertaling van Martine Woudt die elke gevoeligheid en elke nuance van het geschreven woord weet neer te leggen in een verhaal waar ogen, stemmen, handen en twee lichamen elkaar ook zonder woorden begrijpen, weet je als lezer waarom woorden soms zoveel tijd later hun plaats vinden. En dat is een geruststelling.  Ik had een warme babbel met de schrijver. ‘Lieg met mij’ inspireert, verlangt, vervoert en ontroert. Het boek siddert nog in elke vezel na. Het is authentiek en het is herkenbaar. Het doet glimlachen en het doet beven. Het is vooral een verhaal dat je moet lezen en koesteren. En rustig lezen.  U bent iemand die fictie schrijft en verhalen verzint. Met ‘Lieg met mij’ doet u helemaal het omgekeerde. U legt uw ziel bloot, u bent op iedere bladzijde, in iedere zin en elk geschreven woord bent u puur en oprecht dat het haast pijn doet. Waren er in uw vorige boeken al aanwijzingen voor dit verhaal? "Ik heb me lange tijd gedefinieerd als romanschrijver, iemand die verhalen en personages verzint, iemand die fictie schrijft. Ik ben schrijver geworden om andere levens dan het mijne te kunnen leven, om een ander iemand te worden. En toch, ook al schrijf je louter fictie, je kan niet vermijden dat je her en der je eigen intieme waarheden uitstrooit en af en toe brokken van je eigen leven in fictie verwerkt. Je kan niet schrijven door helemaal los te staan van wat of wie je bent, je kan niet los van je eigen leven schrijven, los van gevoelens die door je heen gaan. Dus ja, in sommige van mijn vorige romans vind je sporen van Thomas Andrieu, de jongen die ik ontmoet heb toen ik 17 was. Ik heb heel veel geschreven over verloren liefdes, over wat gemis met je doet omdat ik altijd aan hem dacht. Ik heb besloten om over hem te schrijven zonder de filter van fictie omdat ik een onverwachte ontmoeting had (Lucas in het boek). Die ontmoeting heeft me naar mijn verleden teruggebracht en deze ontmoeting heeft me gedwongen dit verleden in ogen te zien." © De Bezige BijVerliesHoe is de noodzaak gekomen om erover te schrijven, buiten de ontmoeting met Lucas? "Ik wou dat de lezer weet dat Thomas bestaan heeft. Ik wou dat zijn leven niet een verloren leven was. Ik wou dat deze grote afwezige aanwezig was; boeken hebben de kunst die aanwezigheid te creëren. Ik wou dat de lezer zijn pijnen die niet gehoord werden en verborgen gebleven, kende. Ik wou dat men weet dat stilte leidt tot de dood." Was u niet bang om dit verhaal te schrijven? U ging naar de donkere hoeken van uw geheugen, alles opnieuw moeten beleven; het is niet zomaar een verhaal schrijven, want dit verhaal is als het bloed in uw lichaam. Het is geuren herbeleven, aanrakingen, blikken, gevoelens, tekenen, twijfels… Het kan ook aangenaam geweest zijn dit allemaal mogen te herbeleven, de tijd van het schrijven, als een zoete herinnering. Hoe is het schrijven gegaan? Zijn er andere deuren opengegaan waarvan u dacht dat ze gesloten waren? "Ik heb me met heel mijn lijf op het verhaal gesmeten, zonder na te denken. Ik werd geleid door wat ik van binnenin voelde. Niet door de rede. De rede kan de vijand van je gevoelens zijn. Ik heb me moeten laten gaan, ik heb me moeten laten meeslepen. Ik moest mezelf erin verliezen. Terwijl ik schreef, heb ik tegelijkertijd vreugde en pijn gekend. Vreugde want ik herinnerde me ons geluk, ik herinnerde me enkele gelukkige jaren. Ik voelde ook pijn ook, want ik begreep dat deze jaren voorgoed verloren waren." IntiemHoe voelde u zich eenmaal het manuscript klaar was? "Ik was verrast dat ik gedurfd had tot op het einde te gaan. En ik voelde me ook trots omdat ik de dingen heb gezegd zoals ze gezegd moesten worden, zonder vernis en vooral zonder schroom. Ik voelde me trots omdat ik eer betoond had aan deze verdwenen man en die van mij de man en de schrijver heeft gemaakt die ik vandaag ben. Maar ik was ook bang. Ik heb me afgevraagd hoe dit boek ontvangen zou worden. Ik was niet bang dat men mij zou verwijten schaamteloos te zijn geweest (ik denk zelfs dat ik dat niet ben geweest). Ik vroeg me af hoe de mensen in dit zeer intiem verhaal zouden treden. Toen het boek is gepubliceerd, heb ik beseft dat wanneer je tot het meest intieme gaat, je de kans hebt om tot iets groots te gaan." Ik ben ervan overtuigd dat gevoelens boven de dwaasheid kunnen staan. Veel mensen hebben het u allicht al gezegd, wanneer u de woorden van Thomas schrijft “omdat jij weg zult gaan en wij zullen blijven” is zeer in de stijl van Marguerite Duras. U was toen heel verliefd, misschien was er iets dat u ontweek? Ik heb toen met mijn vriend over uw boek gesproken en over hoe verliefd u wel niet was. Mijn vriend is zeer down to earth. Wanneer een liefdesverhaal gedaan is, is het ook gedaan en is de bladzijde omgedraaid. U daarentegen lijkt een romanticus te zijn. "Wanneer Thomas me zegt: “Omdat jij weg zult gaan en wij zullen blijven”, stop ik mezelf niet weg. Ik begreep toen gewoonweg niet wat hij bedoelde. Je moet begrijpen dat ik me toen veilig voelde in de cocon van mijn jeugd, en ik jaagde niet bepaald wilde dromen achterna. Bovendien was ik bang van grootsteden. Ik ben altijd voorzichtig geweest met voorgevoelens: ze stroken zelden met de werkelijkheid. Maar wat zeker was, ik wou het einde van mijn verhaal met Thomas niet onder ogen zien. Ik wou die muur niet zien. Ik was verliefd, ik wou dat onze liefde verder ging, ik wist onbewust wat zich tegen ons keerde: wat de anderen gingen zeggen, het gewicht van tradities, de weerstand en de walging die mensen als wij opriepen bij andere mensen. Ik ben ervan overtuigd dat gevoelens boven de dwaasheid kunnen staan; maakt dat van mij een grote romanticus, dat zou ik niet weten." Heeft het schrijven van dit verhaal de manier waarop u nadien uw boeken schreef, veranderd? "Ja. Ik heb me ontdaan van veel dingen, ik heb me kunnen ontlasten, ik ga nu meer naar wat essentieel is. Ik zeg tegen mezelf dat ik geen tijd meer te verliezen heb."  © Eric Fougere-CorbisVerrassendU geeft verrassende wendingen aan sommige woorden, zoals bijvoorbeeld aan ‘liefde’. U schrijft dat er zoveel nuances zijn, u was geroerd, gecharmeerd, verward, verleid, bezeten, verblind, van slag. Terwijl u in één woord verliefd was. Het getuigt van een mooie liefdesverklaring. Op dat moment vraagt u zich af (of vraagt u het misschien rechtstreeks aan de lezer): “Ik heb me afgevraagd of dat verzonnen kon zijn. Je weet dat ik de hele tijd van alles verzon en dat zo geloofwaardig maakte dat iedereen me uiteindelijk geloofde (soms kon ik zelf niet eens meer zeggen wat waar was en wat niet). Later maakte ik daar mijn beroep van en werd ik romanschrijver. Had ik deze geschiedenis van a tot z uit mijn duim kunnen zuigen? Kon ik een erotische obsessie in liefde veranderen? Ja, dat is mogelijk”. Is er iets in het verhaal dat u verzonnen heeft? "Om dit boek te schrijven, heb ik beroep op mijn geheugen gedaan. Misschien was het een gefragmenteerd geheugen of een herschikt geheugen of misschien zelf een uitgevonden geheugen? Trouwens, u heeft waarschijnlijk gemerkt dat twee mensen die verliefd zijn bijna nooit hun gemeenschappelijk avontuur met dezelfde inhoud vertellen. Zou jouw vriend hetzelfde vertellen als jij? Mijn Thomas had kunnen zeggen: neen, zo is het niet gebeurd, of het is niet helemaal zo gebeurd. Maar ik wil je wel verzekeren: in dit boek is alles echt (of toch bijna)." Is het een puur autobiografisch schrijven, een roman, een verhaal of is het autofictie? Niet veel schrijvers hanteren de autofictionele stijl in hun schrijven. Men schrijft sneller over iets wat men meegemaakt heeft als een getuigenis van een gebeurtenis. "Ik kan dit boek niet echt in een hokje plaatsen. Ik weet wel wat het boek niet is: het is geen roman omdat de waarheid er een belangrijke plaats inneemt. Het is geen getuigenis omdat ik zorgvuldig met taal en woorden ben omgegaan in de manier waarop ik het geschreven heb. Het is geen roman want ik heb het verhaal niet verzonnen. Het is misschien gewoon een liefdesbrief. Mijn antwoord voor Thomas."  AfscheidU beschrijft het moment waarop u een foto van Thomas neemt. Wist u dat dit de laatste momenten waren?"Toen ik een foto van Thomas nam, wist ik niet dat het de enige foto zou zijn. Op dat moment dacht ik dat ons verhaal verder ging. Ik heb dat tot op de allerlaatste seconde geloofd. De foto op de Nederlandstalige uitgave vind ik prachtig. Ik hou van de melancholie en de sensualiteit die ervan uitgaat." Naar het einde toe, ben ik beginnen huilen. Dat overkomt me bijna nooit wanneer ik een roman lees, maar bij u spatten de tranen uit mijn ogen. Wanneer u afscheid neemt van Lucas en hem de hand schudt, schrijft u: “En als onze handen elkaar loslaten, strijken onze vingers langs elkaar”. Het is alsof u de vingers van Thomas voelt. "Wanneer Lucas me zijn hand reikte, wist ik dat ik onze geschiedenis mocht neerschrijven. En hij vroeg het ook. Ik was toen helemaal van slag." Bij het lezen van uw verhaal, ging er veel Franse muziek doorheen mijn hoofd. Ik dacht vooral aan ‘Amoureuse’ van Véronique Sanson. Hebt u bij dit boek een playlist, muziek die u inspireerde tijdens het schrijven? "Ik heb geluisterd naar ‘Puisque tu pars’ van Jean-Jacques Goldman. Ik hou van dat nummer en ook omdat het liedje verschrikkelijke en ook prachtige resonanties heeft met het verhaal dat ik aan het schrijven was." Hij heeft me geleerd hoe breekbaar het leven kan zijn, want hij is weggegaan. Lucas overhandigt u een brief van Thomas. Hoe heeft u zich gevoeld daarna? Hoe heeft deze brief, en uiteindelijk heel dit verhaal, uw leven beïnvloed, uw relaties, uw kijk op de wereld, uw schrijven, uw literair parcours? "Ik was toen 17 jaar en het essentiële uit mijn leven met Thomas is toen gebeurd. Ik ben vandaag de man geworden die ik vandaag ben. Hij heeft me de liefde geleerd en dat gaat gepaard met onbevangenheid, opwinding, geheimzinnigheid. Hij heeft me geleerd hoe breekbaar het leven kan zijn, want hij is weggegaan. Men komt nooit te boven iemand te hebben verlaten wanneer je nog niet gestopt hebt van elkaar te houden. Mijn boeken gaan alleen maar daar over. Over de pijn van afwezigheid." Heeft u aan Thomas “Ik hou van jou” gezegd? "Wanneer je 17 bent, zeg je niet “Ik hou van jou”. Wanneer je 17 bent, ben je niet serieus." U schrijft ook: “De aids die ons van onze zorgeloosheid zal beroven”. Ik ben in dezelfde jaren als u in Parijs activist geweest bij Aides en ik heb geflirt met Act Up. Hoe ziet u vandaag het activisme van jongeren in de strijd tegen aids, of misschien ook in andere strijden? "Aids heeft heel veel van mijn vrienden weggenomen. Heel veel. Ze zijn van mij ontrukt in hun mooiste jaren. Ze waren 20 jaar, ze hebben nooit de kans gekregen om oud te worden. Wanneer ik vandaag met hen wil spreken, ga ik naar hun graf. Ik leef met mijn doden. Dat is aids. Ik heb een grote bewondering voor activisten van toen die zich in de strijd tegen aids gooiden, net als jij ben ik activist geweest, ik vond het de meest nobele zaak om tegelijkertijd te vechten voor het leven en tegen zoveel obscurantisme. De strijd is niet meer omdat men zeer onterecht denkt dat aids het leven niet meer wegneemt." Het boek wordt verfilmd. Weet u daar al iets over? "De opnames beginnen in het voorjaar van 2021. Ik heb zelf niet deelgenomen aan het schrijven van het scenario. Olivier Peyon, de regisseur, beslist zelf wat hij wil laten zien. Ik ben ervan overtuigd dat de film geslaagd zal zijn maar hij zal nooit mijn eigen beelden, mijn eigen herinneringen kunnen vervangen. De blik van Thomas, de eerste dag, dat moment van erkenning, ik ben de enige die dat kent."

Erwin Abbeloos
21 0

Over het hoofddoekenverbod.

Studente Samia Bachiri vraagt zich in een opiniestuk VRT Nws af waarom zij haar hoofddoek moet afleggen als ze de schoolpoort binnenstapt. Ze stelt dat het hoofddoekenverbod – en niet de hoofddoek zelf – een vorm van onderdrukking is. Dat is niet helemaal waar. De vrije wil - of niet - om een hoofddoek te dragen hier terzijde gelaten, getuigt haar betoogt van een telkens weer terugkerende oneerlijke framing dat het debat weg draait van zijn historische essentie dat juist haar vrijheid om te studeren beschermt. De betoging van zondag 5 juli in Brussel, georganiseerd door HijabisFightBack, is daarom heel dubbel. In hun strijd naar vrijheid kan ik de dames – en de enkele heren aanwezig – geen ongelijk geven. Onze veelal Westerse maatschappijen hebben hard gestreden – en doen dat nog steeds – voor de vrijheden van iedere vrouw. Met vrouwen, voor vrouwen en door vrouwen. Ik zou zo nog meestappen als ik zou zien dat haar vrijheden door het toedoen van de mens in de maatschappij beknot zou worden. Helaas brengt deze betoging geen zoden aan de dijk. Op 3 november 1998 tijdens de lange discussies over het samenlevingscontract PACS in Frankrijk, haalt Christine Boutin, toen rechtsgezinde spilfiguur in het Franse parlement, de Bijbel naar boven om later op straat “les pédés au bûcher” te onderschrijven. De debatten rond de PACS waren de eerste timide stappen van de Franse regering om het samenleven van onder andere twee mensen van hetzelfde geslacht (met uitzondering van broers en zussen) een evenwaardig juridisch kader te geven als bv. mensen die een huwelijk aangaan. Op vraag van onder andere Aides en Act Up Paris werd dit debat gevoerd doordat onder andere seropositieve mannen en vrouwen als koppel gediscrimineerd werden. Het debat werd die dag meteen stilgelegd. Dit voorbeeld kan een antwoord zijn op Bachiri’s prangende vraag waarom zij haar hoofddoek – en bij uitbreiding elk religieus symbool – niet kan dragen. De hoofddoek is, net zoals elk ander attribuut dat verwijst naar een god, de religieuze uiting van een macht. Die macht heet religie. Wanneer je die macht in publieke instellingen toelaat, legitimeer je die macht om zich te manifesteren tegen vrouwen, tegen holebi’s, tegen ongelovigen en ga zo maar door. Tegen iedereen die zich niet aan die religieuze macht onderwerpt. Niet onze maatschappij anno 2020 belemmert Bachiri en alle andere gelovige vrouwen in hun godsdienstbeleving. Nergens in onze wetgeving van onze seculaire maatschappij waar zij ook deel van uitmaakt wordt het dragen van religieuze tekens verboden. Nergens in diezelfde wetgeving wordt hen de toegang tot het onderwijs geweigerd. De ironie wil dat het juist religie is die hen toegang tot studeren belemmert. In een maatschappij waar je wél religieuze symboliek in publieke instellingen toelaat, creëert na verloop van tijd diezelfde symboliek het gevaar om als vrouw geen beroep te kunnen doen op het Hooggerechtshof. Het is juist om vrouwen te beschermen dat justitie geblinddoekt afgebeeld wordt om zo religie geen kans te geven vrouwen van (officieel) onderwijs of hun fundamentele vrijheden te ontzeggen. De dag waarop religieuze symboliek ontladen zal zijn van de macht en de invloed die ze wil uitoefenen op de mens en de maatschappij, zie ik graag hoofddoeken op de schoolbanken. Waar het om gaat is de scheiding van religie en staat. En voor die scheiding zal ik altijd blijven strijden. Het kledingstuk wordt niet gepolitiseerd zoals het regelmatig beweerd wordt. Het kledingstuk heeft niet alleen zichzelf gepolitiseerd maar is ook gerecupereerd door de politieke macht. Want wat is macht? Macht is controle. Of stemmenronselarij om groter te worden. Laat nu juist het onderwijs een plek zijn waar controle door macht de grote afwezige moet zijn om jezelf als mens te kunnen ontplooien. De verzuiling is achter de rug en vandaag genieten we als vrije burger van vrij onderwijs. Dat valt niet samen met religieuze voorschriften. Niet op school, niet aan het loket. Het is een gemiste kans van deze studente om zich aan kritische analyse van het debat te onderwerpen. Moslima’s hebben het recht, net als protestanten en christenen, op onderwijs dat hun vrijheid garandeert. Daarvoor teken ik meteen. Tenslotte, als in 1998 de maatschappij Christine Boutin niet op de vingers had getikt, hadden vandaag de dag duizenden seropositieve mannen en vrouwen geen rechten, waren er geen wetten om homofobie en homohaat te bestraffen en kon ik vandaag als Erwin nooit trouwen met Sébastien.  

Erwin Abbeloos
30 0

Over activisme.

            Met duizenden manifesteerden we in de kou. De romantiek die de straten van Parijs kenmerkte was omgeslagen in woede. Vooraan trok een lange rij mensen, mannen en vrouwen, blanken en zwarten, jongeren, minder jongere en ouderen, homo’s, hetero’s en transgenders onze vermoeide lichamen in hun colère met zich mee. Je zag geëngageerde beau monde van televisie, theater en muziek en die later ook onze bondgenoten zijn geworden. Artiesten die niet bang waren van imagoverlies want aids is niet goed voor een imago. Hier geen garagetalk en geen Instagram. Alleen pure colère. Samen droegen we de slogan, in zwarte letters geverfd op een wit canvas: “Arrêtez le sida!” De bonte massa kleurde de straten met harde slogans in alle haast gekrabbeld op karton, tegen het lakse beleid, tegen de foute politiek, tegen het geweld, tegen de leugens en vooral tegen het zwijgen. Maar een massa in woede zwijgt niet. Ze maakt lawaai. Met fluitjes, toeters en bellen. Om het luidst. Minutenlang schreeuwden we onze kelen schor. En wanneer plots de stilte viel, wanneer iedereen op de natte boulevards het lichaam liet neervallen, wanneer de laatste slogans door de Parijse vooravond weergalmden en je enkel de grommende buik van Parijs nog hoorde, dan wisten we dat we gehoord waren. Dan hadden we een stem gegeven waar stemmen moesten gehoord worden. En dan konden we onze kennis als wapen inzetten.             Toen homo’s in de jaren ’90 van vorige eeuw in juni een Gay Pride hielden en ieder jaar opnieuw in het hartje van de meest gure winters een AIDS-mars organiseerden, werden hetero’s altijd geassocieerd. Ze kwamen vanzelf. Bondgenoten, weet je wel. Een strijd waar één gemeenschap met de vinger gewezen wordt omdat haar gedrag niet past in de boekjes van een weldenkende maatschappij of van een lakse overheid, is een strijd van iedere gemeenschap. Ook wij voelden de pijn wanneer onze lichamen niet voldeden aan de verwachtingen en we betaalden het gelag.             Vandaag kunnen we niet schrijven: “Ik zou geen aandacht geven aan een witte columnist in een tekst over zwarte levens”. We kunnen niet zeggen dat “witte mensen niet over racisme mogen spreken.” Net zoals we nooit kunnen zeggen: “Hetero’s hebben niets te zoeken op een Gay Pride.” Niemand moet in erfzonde leven en geen andere gemeenschap staat boven een andere gemeenschap. Het is de verdomde plicht van iedere gemeenschap om alle andere gemeenschappen te beschermen. Dat doen we alleen maar samen. Instagram staat een dag of wat op zwart. Dat is niet genoeg. We moeten nu écht meer gaan doen en dat sluipend gif dat racisme heet bij de kraag en de staart vatten, zoals we dat met het coronavirus allemaal samen hebben gedaan. Eendracht maakt macht in België. Dat kunnen we alleen maar door al onze krachten en onze kennis te bundelen. Dat vraagt tijd, kennis, kritische discoursanalyse en expertise. De juiste mensen met de juiste connecties. En activisme. Veel actief activisme. Ik ben in elk geval al begonnen.   Erwin Abbeloos is activist.              

Erwin Abbeloos
31 0

Bijdrage aan een schrijfwedstrijd.

CurieusWest organiseerde onlangs een schrijfwedstrijd. In "One Moment in Time" vind je het hoofdstuk Verhaal nummer 40 , mijn oorspronkelijke bijdrage vind je hier. Saskia De Coster schreef begin, midden en einde in dit spannend schrijfavontuur.  De volgende dag vallen de maskers af. ‘Jullie worden over een uur verwacht. Sofie.’ las Michel op zijn gsm. Het wordt geen koffiekransje, weet hij. ‘Kleed je aan, we vertrekken,’ beveelt hij Maris. ‘Michel, wat…’ en kleedt zich snel aan. ‘Stel geen vragen, schiet op.’ Ze heeft nochtans op dit moment gewacht. In de auto die hen van Oostende naar Brussel brengt, beseft ze dat de wereld niet is veranderd; gedichten, teksten van werkloze auteurs, kleffe televisieprogramma’s, domme influencers en arrogante opiniemakers ten spijt. Iedereen heeft plotseling iets te zeggen en iedereen zegt uiteindelijk hetzelfde. Altijd dat ik. Altijd dat ego. Altijd dat showgehalte. Altijd geschreeuw en gegil. Huidhonger vindt ze een irritant woord.             Maris zucht. Michel zegt geen woord. ‘Ik ben geen Madame Soleil. Ik voel de dingen aan, ik leg verbanden,’ terwijl ze aanwijzingen probeert te zoeken op haar gsm maar de gezichtsherkenning ontgrendelt het apparaat niet. Idiote trut, denkt ze. Het is haar mondmasker. Sterke software toch.             Na anderhalf uur rijden doemt de basiliek van Koekelberg op. Via Molenbeek rijden ze richting Zuidstation naar hun eindbestemming. Ze weet wel naar waar. Brussel ontwaakt als uit een roes, dat doet de stad iedere ochtend, maar vandaag lijkt de stad slecht te hebben geslapen. Mensen met blauwe mondmaskers negeren het afstandswandelen. Ze buigen de hoofden naar hun schermpje, ze kijken niet naar elkaar. Verderop staan mensen te wachten voor gesloten prularia-winkels die straks hun koopverslaving zullen weten te temmen. Het monster van de graai-economie is terug.             Mensen hebben veel van zichzelf verloren, bedenkt ze. Het lijkt ook niemand te storen dat de overheid zomaar in de privacy van je huis en van je leven kan komen. Tok tok op de deur, kom maar binnen en kijk maar rond. Wat is er met hun kritische blik op de wereld gebeurd? Ze mist de lockdown al. Ze wil berusting. Nog even en dan… Haar kleding schuurt over haar lichte brandwonden en brengt het ongeluk terug in haar geheugen. Ze herinnert zich dat ze wakker werd in de kliniek waar verpleegster Saskia zich over haar ontfermde. Ze vergeet nooit haar warme strelen, haar goedlachse ogen en haar flauwe humor die haar erdoor hebben gesleurd. Hoe goed het voelde toen ze afspraken eens te gaan ontbijten in hotel du Parc of cava te drinken in beachbar Polé-Polé. Nu had ze perspectief. Een nieuwe vriendin misschien om mee op het podium te staan.             Op de radio klinkt een treurig liedje van Whitney Houston. Nooit meer Whitney, denkt ze bij zichzelf. Whitney is vallen en uitschuiven. Te veel miserie. Als ik terug op het podium sta, wil ik iets krachtiger. Iets wat een hit had moeten zijn, de hele wereld had moeten wakker schudden. Iets met tekst, met inhoud, met ballen en met borsten. In alle kleuren. In alle tonen. In alle stijlen.             De auto rijdt de ondergrondse parking van het ministerie in. De chauffeur parkeert de wagen. De deur gaat open. Ze voelt een lichte opwinding opkomen. Ze is er klaar voor. Game over.  

Erwin Abbeloos
0 0

Liefde op blinde afspraak.

In de liefde is daten het meest onnatuurlijke. Ik geloof in de spontaneïteit van de ontmoeting, de verrassing, het onverwachte dat je overvalt, alsof magisch poeder met duizenden fonkelende sterretjes over jou verspreid wordt. Dat gevoel. Elkaar ontmoeten is nog nooit een sociale constructie geweest, laat staan een televisie-attractie voor kijkcijfers en winsten. Toeval laat ik aan Madame Soleil over. Aantrekkingskracht aan de relativiteitaanhangers. Waar is de liefde dan gebleven? Daten is de liefde op afspraak in je agenda zetten. ‘First dates’ en ‘Blind getrouwd’ zijn programma’s die in formats en in jouw agenda als kandidaat gegooid worden, de liefde commercieel bedrijven en zand in de ogen strooien van een Vlaanderen dat zich verveelt. Het broeit verder op de eerste successen van Big Brother. Mensen zonder een eigen leven kijken en luisteren graag naar wat anderen zeggen en doen. Tussen de chips en de drank. Hangend in de zetel. Om commentaar te kunnen geven over mensen die ze van toeten noch blazen kennen. Het brengt de oude wijven achter vergeelde gordijnen uit mijn dorp in herinnering. De gemene roddeltantes, de losse tongen. De lege dozen. BV worden is een gevaarlijke stiel. Je BV-kunsten vallen of staan met hoe sympathiek je overkomt, met wat je allemaal zegt, met wat je allemaal onderhuids en tussen de regels vertelt en met wat je uiteindelijk van jezelf laat zien. BV zijn is jezelf in handen leggen van scripts, formats, investeerders en producers. Kijkcijfers moeten opbrengen. En de boekses moeten verkopen. “Ik wil niet overkomen als een ijskoningin”, lacht Nick in “Vandaag” de opmerking weg dat Christophe veel aanzoeken heeft, zelfs een nieuw lief heeft gevonden en Nick met een lege Whatsapp of e-mailbox zit. Want Christophe en Nick uit “Blind getrouwd” zijn geen koppel meer. Nick is een vriend van een vriend van me. Nick is een aangename jongen met fijne humor en die rationeel en misschien met nét iets te veel voorzichtigheid in het leven staat. Zijn eerlijkheid siert hem. Nick is ook een gevoelige jongen. De weinige keren dat ik hem heb ontmoet voor zijn BV-status waren altijd leuke momenten. Nick is spontaan, goedlachs en loyaal in vriendschap. Maar wat doet het met een mens die van “Blind getrouwd” via “Vandaag” een imago opgespeld krijgt waar je niet naar gevraagd hebt. Drie keer is het woord “ijskoningin” gevallen. Tenslotte wou Nick de ware liefde vinden door met iemand out of the blue te trouwen. Of was het toch maar gewoon om eens mee te doen, het eens te beleven? Het is maar hoe je uiteindelijk zelf naar de spiegel kijkt. Liefde, de echte liefde dan, die komt wanneer je het leven al aangeraakt hebt, wanneer het niet deert of de scherven waarover Christophe het had nog op de grond liggen. Gebroken glazen zijn ook mooie glazen. Liefde is iets dat het vriendschappelijke, het broederlijke overstijgt. Een productiehuis is geen garantie voor die liefde. Een productiehuis is garantie voor uitlachtelevisie en entertainment. Als het een troost mag zijn, rondom mij zitten veel mensen in een liefdeloos, leeg en routineus huwelijk en waar minder wordt gelachen. Ik wens Nick alle liefde toe en de liefde kruist zeker zijn pad nog. Maar meer nog wens ik hem veiligheid nu de trollen zijn pad weten te vinden. Misschien past de titel “Sneeuwkoningin” uit het liedje van Liesbeth List beter bij hem. Die koningin is de liefde. Zoek het maar eens op. En weet “dat liefde altijd wint.”

Erwin Abbeloos
65 0

Opiniestuk : Over activisme

Onlangs zag ik een herhaling van de Vlaamse versie van First Dates. Daarin was een knappe jonge ondernemer te zien die op zoek was naar een toffe vriendin. Jason heette hij. Maar Jason heette niet altijd Jason. Jason is transgender. Het was een mooi moment, hoewel ik het format van reality-tv nooit zal kunnen begrijpen. Bij Jason dacht ik meteen: wij hebben met z’n allen, jong, oud, groot, klein, homo, hetero, blank, zwart, man, vrouw… zij aan zij gevochten opdat vandaag Jason Jason kan zijn in een televisieprogramma en waar de persoon niet wordt opgevoerd als een kermisattractie of een probleemgeval. We hadden een gemeenschappelijke strijd. Misschien niet altijd in een collectief maar wel altijd samen. Nooit tegen elkaar. Daarom doet het artikel over racisme in de LGBTQ-gemeenschap Zizomag meer dan mijn wenkbrauwen fronsen. Ik voel me er eigenlijk door geschoffeerd, beledigd en diep gekwetst. Er wordt een zeer negatief en weinig genuanceerd beeld van de holebi-gemeenschap geschetst dat langs geen kanten klopt en nog minder bewezen is. Het artikel polariseert, beledigt en legt op geen enkele manier de link naar de historiek van een hele holebi-gemeenschap in een gezamenlijke strijd. Blanke holebi’s hebben altijd samen gestreden met gekleurde holebi’s. Ik mis die connectie in de woorden van de coördinator van het Brusselse Regenbooghuis. Ik behoor tot de stilzwijgende generatie x. Ik ben geen boomer en ik ben geen millenial. Waar wij decennialang voor gestreden hebben, niet alleen voor gelijke rechten maar ook voor (bestaans)rechten tout court, binnen onze gemeenschap maar ook mét andere gemeenschappen, wordt in het artikel van de geschiedenistafel weg geveegd. In de jaren ’90 stonden wij als holebi – blank én zwart, zij aan zij – op de frontlijn om aan aidsremmers te geraken, omdat onze vrienden, vriendinnen, mannen en vrouwen van wie we hielden, met wie we soms ook samenwoonden, stierven. We werden op onze seksualiteit afgerekend, er werd ons gezegd hoe we seks moesten hebben, hoe we geen seks mochten hebben en met wie we beter geen seks hadden. Er werd ons gezegd dat we maar beter niet konden trouwen. We werden bespuwd, vernederd, aangevallen, uitgesloten, uitgelachen, scheef bekeken, vermoord zelfs en we konden nergens een klacht neerleggen. We werden ziek en er werd ons gezegd dat we aids eigenlijk wel een beetje zelf gezocht hadden omdat we er een homoseksuele levensstijl op na hielden. We hebben onze partners niet kunnen begraven omdat de familie ons als een koppel niet wou aanvaarden. We werden het huis uitgezet door diezelfde familie. We hadden geen wetgeving om ons te verdedigen. We werden massaal geout omdat we seropositief waren. We werden dubbel geout. We hadden niet de lege namen als influencer of opiniemaker als we iets wilden veranderen en we ventileerden onze mening niet vanachter een futiel schermpje dat zich Smartphone laat noemen. We zetten onze eigen gemeenschap ook nooit tegen elkaar op. Integendeel. We streden. We waren activisten. We militeerden. Echte en serieuze activisten omdat wij allemaal samen voor een toekomst moesten zorgen. We waren van alle pluimage, van alle lagen en van alle kleuren. In die toekomst zagen wij ook de volgende generaties. Omdat we altijd samen onze strijd streden. Als activisten stonden we buiten, we kwamen op straat, we scandeerden onze woede in slogans. We wilden medicatie, we wilden dat onze liefde vrij was. We wilden seks. We vochten tegen extreemrechts. We gooiden fake bloed naar de labo’s, naar de ministeries en naar de beleidsmakers. We moesten onszelf uitvinden want hoe meer kennis we hadden over onszelf, hoe sterker we waren. We hebben moeten leren hoe moleculen werken, wat bloedcellen doen, hoe de hersenen werken. We moesten leren hoe schots en scheef de wetgeving in elkaar zat. We gingen er zelfs voor terug studeren. We hebben veel slaap verloren en de groeven die we vandaag in onze huid gegraveerd staan, zijn de beste getuigenissen. Ze getuigen ook van momenten van plezier. Gelukkig maar. We moesten onze plaatsen, onze ruimtes uitvinden maar ook onze expertise en onze seksualiteit heruitvinden. We hebben geleerd kritisch te denken. We moesten er ook voor zorgen dat onze kennis doorgegeven werd aan een volgende generatie. We hebben nooit onderscheid gemaakt tussen blank of zwart. Nooit. We gaven ook het woord aan degenen die nooit het woord kregen door politieke machtsstructuren openlijk aan te vechten: transgenders, sekswerkers, vrouwen van Afrikaanse origine, druggebruikers, alleenstaande seropositieve vrouwen, verkrachte vrouwen, gediscrimineerde werkzoekenden... allemaal kregen ze hun plaats en hun stem. Empowerment was het eerste item dat bovenaan onze agenda’s stond; helaas werd ook onze agenda door elkaar geschud toen onze vrienden bleven sterven aan aids. We waren verenigd. We waren wij. We waren activist. En dat was amper 25 jaar geleden. Dat is activisme. Dat is je eigenbelang opzijzetten, deleten zelfs en opstaan voor hen die niet kunnen opstaan. Activisme is voor die mensen die nooit een stem krijgen, de weg vrij maken en een stap opzijzetten. Activisme is niet polariseren in je eigen gemeenschap. De coördinator van het Regenbooghuis ledigt in het interview het woord activisme van inhoud, betekenis en kracht. Is dit salonfähig activisme wel activisme? Je kan activisme en sociabiliteit niet met elkaar vergelijken. De Brusselse Kolenmarkt waar het hartje van de LGBTQ-gemeenschap ligt, is een ruimte van sociabiliteit. Holebi’s maar ook hetero’s gaan er in het hartje van de hoofdstad met vrienden en vriendinnen een avond uit. Het is een commercieel gebeuren waar weinig of geen activisme te bespeuren valt. Eigenaars van de bars sensibiliseren bijvoorbeeld niet voor aidspreventie en doen weinig of niets tegen homofobie, tenzij een half afgescheurde affiche ophangen in de donkerte van de toiletten. Ze hebben wel de verdienste om homosociabiliteit mogelijk te maken. Deze sociabiliteit is divers en je vindt er blanke mensen die omgaan met gekleurde mensen en omgekeerd. Grindr en co zijn nieuwe vormen van sociabiliteit. Het siert hen dat deze ontmoetingsapps waakzaam zijn over racistische uitspraken in de profielen van de mensen maar uiteindelijk vind je dezelfde mechanismen terug die mensen hanteren wanneer bijvoorbeeld een bedrijf geen allochtoon aan willen nemen, een eigenaar geen appartement wil verhuren aan iemand met een vreemde naam enz. “Het appartement is verhuurd” en “De job is naar een andere kandidaat, we wensen u veel succes in uw verdere zoektocht.” In het geval van de familie Grindr: “No thanks.” Racisme is een gif dat altijd zijn weg wel vindt. Puur racisme dan, geen toogpraat zoals de roddeltongen van de Kolenmarkt rollen. Sommige mensen zitten vol met vooroordelen en grijpen naar extremen (politiek, religie) omdat ze dat ingelepeld krijgen, omdat een overheid niet goed voor hen zorgt, omdat hun kansen ontnomen zijn of omdat ze hun kansen niet zien en omdat bepaalde media en partijprogramma’s het opium onder het plebs blijven verdelen, ook in coronatijden. Mensen vertegenwoordigen ook levens en generaties. Levenservaringen en alle vooroordelen die daarmee gepaard gaan, veeg je niet zomaar weg. Racisme zit in beleid. En racistisch beleid vergiftigt mensen. De vraag is: hoe komt het dat mensen naar racisme grijpen? Hoe komt het dat holebi’s op extreemrechtse partijen stemmen? Het gemakzuchtige activisme in het artikel is geen activisme. Racisme bestrijd je niet in je eigen gemeenschap. Je spreekt hooguit iemand erop aan wanneer je iets hoort dat racistisch zou kunnen zijn. Racisme bestrijd je buiten je eigen gemeenschap. Waar de systeemfouten liggen, waar de verdraaiingen, de zinspelingen en de Calimero’s van extremen liggen. Het racisme dat in het artikel beschreven wordt, is geen racisme. Het is aanstellerij. Tenslotte is er van de LGBTQI+-gemeenschap felle kritiek geuit op haar verhaal rond het fresco van Ralf König. Het verhaal is niet zo recent als het in het artikel geschreven staat; het dateert al van juni 2019 – Bruzz heeft een artikel hierover Bruzz. Ralf König heeft een weerwoord geschreven op zijn website Ralf König. Het illustreert de povere kennis van het Regenbooghuis van het LGBTQ-archief en het belang en de waarde van de LGBTGI+-historiek te onderschrijven. De blanke personages op het fresco worden overigens ook niet zeer flatterend getekend maar geen haan die ernaar kraait. Omdat we Ralf König en zijn werk kennen en we zijn werk kunnen kaderen in tijd en context. Ik citeer König: ‘So missverständlich kann man's sehen, aber es hilft manchmal, den Inhalt zu kennen.’ en: ‘Ich nehme nicht mal an, dass die Diskussion über Politische Korrektheit noch mit links oder rechts zu tu tun hat, sondern eher mit alt und jung.’ Beter kon het niet verwoord worden. Laten we ervoor zorgen dat activisme in onze gemeenschap én voor onze gemeenschap nog steeds een wij-verhaal blijft. Ik kan “En finir avec Eddy Bellegueulle” en “Histoire de la violence” van Edourd Louis aanraden om het racisme in onze gemeenschap te begrijpen en om de juiste vragen te stellen. Lees tenslotte ook de tekst ‘Progressieve en regressieve politiek in het late neoliberalisme’ van Donatella Della Porta. Daar staan vele antwoorden in. Tenslotte wil ik benadrukken dat je bij discriminatie altijd terecht kan bij Lumi.

Erwin Abbeloos
21 0

Garagetalk in First Dates

De blind dates uit First Dates brengen menselijkheid terug op de menukaart van reality shows. Geheimen die mensen doorgaans binnen hun eigen keuken houden, worden tussen de soep, de patatten en wat alcohol vrij moeiteloos en zonder schroom op de borden gegooid. Om connectie met de tafelgenoot te vinden in de hoop dat de vis bijt, om kijkcijfers te halen in de verwachting dat een snuifje gevoeligheid en eerlijkheid zonder al te veel knippen en plakken, kijkers naar een volgende aflevering doet terugkomen. Twee keer per week op restaurant is een gezonde dosis frequentie. Op die ene aflevering na waar mensen op sociale media en naar de VRT schreven dat bepaalde uitspraken van een kandidate over de Marokkaanse roots van haar tafelgenoot niet echt passen bij een sterrenmenu en zo de chef op het matje riepen. Mensen kauwen niet altijd hun woorden. Wat ze sinds lang denken maar nooit mogen zeggen, krijgt de kans om voor heel Vlaanderen aanhoord te worden. Dat denken is ook maar menselijk en valt niet zomaar uit de lucht. Je kan kritiek geven op het format van First Dates en de keuze van de VRT om wat voor sommigen gewaagde uitspraken zijn, uit te zenden. Voor redacties van dit soort programma’s zijn deze momenten waar we mensen uitgekookt, overgaar of zelfs in hun meest rauwe versie zien, hun broodwinst. Voor de gewone mens is het als aan de toog zitten van een bruine kroeg waar nog stiekem gerookt wordt. Laat ons niet vergeten dat First dates voor vele mensen aan die tafel ook een garagetalk is. Je kan er met een sociologische blik naar kijken, je kan analyseren hoe de kronkels in onze maatschappij werken en beseffen dat veel geesten vervuild zijn door politieke systemen waarin diezelfde mensen vastzitten. Je kan ook kijken hoe de rollen man/vrouw nog steeds verankerd zitten in onze maatschappij, corona of niet. Die maatschappij gaat echt niet meteen veranderen. Je kan ook stellen dat een programma met een script als: “Hmm, dat ziet er lekker uit!”, “Je hebt mooie ogen” en “Jij hebt een mooie glimlach” niet hoogstaand televisie maken is. En evenmin boeiend is voor de kijker. Mensen schieten graag op de messenger maar vergeten naar de kern te gaan. Dat is van alle tijden.  Laat mensen gewoon aan tafel of aan de toog spreken. Laat ze zeggen wat ze te zeggen hebben. Ga verder dan hun garagetalk die ze houden in een pseudo-chic restaurant. Garagetalk wordt snel garbagetalk. Maar laat ook de tegenpartij aan het woord. Ontrafel eerder de systemen. Zoek naar het waarom mensen zoiets zeggen. Onderzoek hoe het discours ook aan tafel heeft plaats genomen en zich ongevraagd in de discussie heeft geworpen, maar schiet de mensen niet gratuit af. Geef niet ondoordacht en ongezouten een mening op een mening maar probeer iets op te dienen dat er staat. Met pit en met een goede afdronk. En dan hebben we een goed programma en kan het iedereen smaken.

Erwin Abbeloos
20 0

De Kleine Academie in Brussel.

“I went to New York. I had a dream. I wanted to be a big star, I didn’t know anybody, I wanted to dance, I wanted to sing, I wanted to do all those things, I wanted to make people happy, I wanted to be famous, I wanted everybody to love me. I wanted to be a star. I worked really hard, and my dream came true.” (Madonna, 1985). Brussel bruist van talent maar weinig talent bruist. Ook in Brussel. Echt met kunst bezig zijn is meer dan een passie. Wie écht iets wil betekenen, moet voortdurend bezig zijn. Artiesten en kunstenaars moeten leren actief bezig zijn met hun creatie. Velen zijn wars van een opleiding, nochtans is het in een opleiding dat de gezaaide zaadjes een vruchtvolle oogst kunnen opleveren. Elk seizoen, dag na dag, jaar na jaar. Bezig zijn. Oefenen. Zweten en netwerken. Een opleiding die out the box zeg maar, opleidt, is de Kleine Academie (DKA) in Brussel. De acteur, de danser, de schrijver, de auteur, de regisseur… iedereen keert naar de basis. In een informatiebrief van DKA staat: “Beweging is het grondprincipe in de manier van werken en pedagogisch gezien is de opleiding ervaringsgericht: de student wordt geconfronteerd met allerlei situaties waar hijzelf eigen oplossingen aandraagt.” Wie creatief met lichaam, ruimte, ervaring, belevenis en beweging omgaat, klopt hier aan de juiste deur. Men gaat ervan uit dat iedereen een goed acteur[1] is en de opleiding reikt de nodige tools aan om met eigen bagage te evolueren naar bewustwording in een eigen creatie, een eigen personage, een eigen weg. Een rondvraag aan enkele medestudenten beaamt waar DKA voor staat. Frank wil acteur worden en heeft deze opleiding nodig om technieken aan te leren die gespeeld kunnen worden in allerlei dagelijkse situaties en scènes[2] die hem hopelijk ooit worden aangeboden. Werner wil dezelfde richting uit[3]. DKA geeft positieve vibes en de opleiding maakt van iedereen een volwaardige kunstenaar. Véronique vertelt dat ze nog nooit zoveel inspiratie heeft gevonden in haar werk en haar creatie. Het acteren op zich vindt ze niet voor haar weggelegd omdat ze wat schuchter is. Het is haar creatieve hoofd dat hier adem krijgt en zo haar toekomstige carrière als regisseur uittekent. Haar ideeën in de verschillende ateliers zijn altijd van topkwaliteit en haar talent om acteurs te begeleiden zal zich hopelijk laten voelen in de Belgische cinema. Mery daarentegen wil theater doen, terwijl Sabine zich eerder in komedie ziet spelen. Daarom focust zij zich tijdens de ateliers op camerawerk. Ik ben zot van beweging. De ruimte inpalmen met mijn lichaam. Dansen. Bewegen. Om mensen gelukkig te maken. Om iets te betekenen. Om iets te zeggen hebben. De lessen worden ’s morgens en ’s namiddags gegeven, gespreid over ruim drie uren. De opleiding omvat een flinke brok lichaamstraining en bewegingsanalyse. Er wordt aan ieder deel van het lichaam gewerkt om het ten volle te gebruiken op een set, een podium, een visie. Er worden veel improvisatieoefeningen gegeven waarbij twee professionele regisseurs fouten analyseren, rechtzetten en ons verder in die richting te duwen waar onze lichamen en soms ook onze woorden ons naartoe leiden. De gemeenschappelijke ateliers zijn een unieke ontmoeting van verschillende talenten en disciplines waarbij wonderlijke en magische stukjes en schrijfsels uitkomen. Er valt heel veel te schrijven over DKA maar eigenlijk zou je het zelf moeten komen beleven. We leven in rare tijden waarin iedereen denkt een talent te zijn. Tijd om eens zelfbewust met kunst om te gaan. DKA is het tijdperk zonder virtuele hoogmoed. Zo komt zeker voor jou ook die droom uit. © Erwin Abbeloos – 1988 – 2020. [1] Of artiest, componist, regisseur, danser enz…[2] Frank heeft verschillende kleine bijrollen gespeeld in series zoals Witse.[3] Werner De Smedt is een gekend Vlaams acteur.

Erwin Abbeloos
600 0

Detail.

Een week lang ben ik nu thuis. Mijn studenten krijgen herhalingsoefeningen maar ik voel dat ook zij andere prioriteiten hebben. Kan ik het hen kwalijk nemen? Interviews voor mijn projecten staan op een laag pitje maar het schrijfwerk vordert. Eerst voelde het aan als een weekje vrijaf. Even tijd voor mezelf, wat opruimen en hopen dat de lente die week in mijn tuin en mijn woonkamer zou landen. Mijn uitstelgedrag viert nu hoogtij. Waarom vandaag iets doen als ik het de komende vijf weken nog kan doen? Mijn kat heb ik nog nooit zo krols gekend. Dag en nacht heb ik een maatje dat ik niet kan besmetten en dat mij ook niet kan besmetten. Dat is een meevaller want mijn vriend zit op kilometers knuffelafstand. Toch begint het sinds vandaag te knagen. Vandaag. Een zondag dan nog wel. Ik merkte dat ik overmatig naar alle nieuwsbulletins en nieuwsoverzichten keek. Om op de hoogte te zijn. Ik zat op zo’n hoogte dat mijn humeur diep naar beneden donderde. Ik merkte dat Martine Tanghe niet meer op televisie verscheen en dat Wim, Hanne, Goedele, Fatma en Xavier al het werk deden. Ik zie nu ook de meest vervelende filmpjes die mensen facebooken en instagrammen. Veel kinderen, weinig kleur ook. Vreemd is dat. BV’s zijn me al snel gaan vervelen. Ik heb het niet zo met die ik-cultuur. Ik wou dat ik alle social media kon deleten. Mensen klagen en klagen en klagen. Stop met zagen, zeg! Het blijft een vreemde belevenis. Ik voel dat ik me moet behoeden tegen somberte. Niet te veel nadenken. Af en toe een luchtje scheppen. Een uurtje wandelen door de buik van mijn leeg Brussel. Een fotootje hier, even stilstaan daar, iets opmerken waar ik al jaren stom voorbijloop. Details. Gisteren is hetzelfde als vandaag en morgen. Thuis kan ik al eens een dansje doen op discomuziek. Horen dat Donna Summer duizenden telefoontjes pleegde, zoveel dat ze bijna de telefoon van de muren belde. Alleen maar om een hete bok te vinden. Britney Spears wil het met vier doen, Anita Ward wil het op de zetel doen (de afwas kan wachten) en ook de onschuld in sommige ABBA-songs is voorgoed voorbij. En dat is het juist: in quarantaine krijg ik meer oog en oor voor detail. Daar ligt de essentie. Ik kijk vaak door het raam en ik merk vele dakloze mensen. Een jonge vrouw gehuld in een donker gewaad wast zich discreet aan de waterfontein van Vivaqua. Een oudere man duikt in een vuilnisbak maar vindt niets. Op straat zijn geen sigarettenpeukjes meer te vinden en moeten de bedelaars het hebben van de enkele wandelaars en de luchtscheppers. Maar niemand deelt nog. De straten liggen er proper bij, wat voor Brussel een uitzondering is. Gaan we binnenkort een massale sterfte van duiven kennen? De stilte in de straten is uitzonderlijk. Meer dan stilte is het rust. Brussel gromt en toetert niet meer maar ruist over haar straten. Wat blijft er nog over? Lezen. Schrijven. Studeren. De klassieke bezigheden die ik me nog herinner uit de jaren ’70. Niet al te veel nadenken, herhaal ik voortdurend. Ik moet de moraal omhooghouden. Ik besef dat de wereld op was. Uitgemergeld en opgebrand. Dat het niet meer kon. Niet ik, niet u, niet wij. Niemand kon nog. Ieder van ons zal veranderd zijn. Aangetast. Besmet. Gebroken misschien. Maar wel veranderd. Hoe we die verandering gaan invullen, moeten we nu al invullen. We moeten ons nu herprogrammeren. Onszelf in die planning van de dagelijkse quarantaine-routine zetten. Nu. Leren terug naar de essentie te gaan. Dat is het uiteindelijk. In detail gaan. Wat overbodig was, weggooien. Na versie 2.0 van onszelf, versie 3.0 inschakelen. Misschien 4.0 of meer. Niet meer ingaan op gemakzucht, geen trollenoorlog voeren, mensen die je niet aanvoelt geen aandacht geven en geen nutteloze aankopen doen om je psyché te bevredigen. Inzetten op onszelf zonder egoïst te zijn. Na deze crisis zal de wereld opnieuw opstarten en zullen we deze uitzonderlijke tijden snel willen vergeten. We gaan dan opnieuw naar deadlines, burn outs en virtuele scheldtirades. Naar overconsumptie, onszelf vetmesten met slechte voeding en vechten voor onze plaats in de maatschappij. We staan nu op ons scherpst. Maak er gebruik van. En doe al eens een born-to-be-aliveke in de living, want daarvoor zijn we hier toch, neen? Om te leven. En het is nog plezant ook!  

Erwin Abbeloos
25 0

Over spel. (Inzending Het Rode Oor - deBuren).

Ik hoor mezelf kreunen : “I’ll take care of you”. Ik hoor mezelf fluisteren : “Let’s fuck, kiss me.” Gehuld in fuckgear kijk ik naar het schouwspel van mezelf. Ik ontdek oneindige ruimtes waar ik nooit ben durven gaan. De tijd duurt en duurt en duurt… ik ben voelbaar. Ik ben vloeibaar zoals dat drankje dat ik genomen heb. Ik ben vatbaar voor pure fictie, porno en genot. Ik proef wat verboden is, een verlangen dat niet te blussen is. Ik ken geen schaamte. Dit is ook mijn verdriet. Ik berijd en ik word bereden. Getemd en verworpen. Geofferd en verrezen.  Mijn handen tellen honderd vingertoppen. Mijn lijf miljoenen handen. Zijn we echt maar met twee? Ik ben volmaakt gelukkig. Ik besta niet meer. Ik ben begeerte en lust. Ik ben porno. Ik ben het ritme van het stoten, ik ben de held van mijn film, ik ben beestig en lijfelijk. Ik denk niet meer, denken maakt van mij een gebroken man en mensen hebben liever geen scherven. Scherven brengen geen geluk. Ik ken geen angst meer; angst doet me herleven en ik wil nog niet herleven. Nu nog niet. Later misschien. Nu ben ik sensatie, nu ben ik seks. Nu ben ik in alle geilheid. Ik ben mijn toekomst. Altijd meer, altijd beter, altijd mooier, altijd smeriger. Filthy. Dirty. Kinky. Onze monden zijn als hellemonden. We seksen niet, we connecteren. Hard. Diep. Ruig en ruw. Het is veel meer dan seks. Het is pornosex. Het is chemseks. Het is liefde voor een ander dan jij, het is intens en het is even mooi als jij en ik. Het is kameraadschap. Deze keer was het ook niet anders. Iemand tegenkomen. Praten. Aanraken. Vrijen. Eerst met de ogen, dan met de handen. Neuken. Klaarkomen. Sigaret roken. Opnieuw praten. Het lichaam voortdurend op repeat zetten. Het scenario herschrijft zich keer op keer voor meer en meer. We’ve done it all before and now we’re back to get some more. Ook in “Voulez-vous” doet ABBA aan seks. Zijn gezicht ligt tegen mijn schouder gedrukt. Ik ruik de mannelijkheid die zijn poriën uitademen. In de kamer hangt een zware geur van geilheid, hoerigheid, leer en seks. De regen tegen de afgedekte ramen geven me veiligheid. Naast mij ligt een man die ik niet ken maar die ik misschien wel wil leren kennen. Ik wentel me in de stilte van zijn stoerheid en als een krolse kater kreunt hij zich tegen me aan. Ik voel de warmte van zijn zilte spieren. Zijn lichaam is niet perfect maar hij lijkt het te onderhouden, al merk ik wel een buikje. Ik bijt met mijn lippen in zijn harde tepels. Hij kreunt. Hij windt me op. Mijn nieuwe vriend heeft de brutale ruwheid van een alfaman, hij kust zoals een geliefde, sekst zoals in porno en streelt als een minnaar. Maar de realiteit is anders. Ik moet weg. Ik sta op. We zeggen niets. Alleen de stilte hoor je fluisteren. Het fantasme is beleefd. Ik voel zijn warme handen over mijn rug. “Ik moet weg” zijn de enige gesproken woorden. Ik vraag niet of hij van me houdt, of hij van me wil houden. Mijn verlangen naar hem raast door mijn lijf. Ik blijf dorstig en hongerig voor zijn wellust en zijn geilheid. Het blijft mijn geheim. Ik ken de gevaren van overspel, ik heb erover gelezen in Franse boeken en gehoord in Franse chansons. Mijn woorden van begeren durf ik niet uitspreken want eens ze zijn uitgesproken, verliezen ze al hun schoonheid en hun kracht en leven ze verder in verwarring en onbeholpenheid. Thuisgekomen voel ik mijn tepels nog gloeien maar het is een aangenaam gevoel van pijn. De geur van je parfum hangt als een spook in de kamer. Op een verfrommeld papiertje op tafel staat een onverschillig “Je t’aime, à demain” gekrabbeld, in een handschrift dat haast heeft om het huis te verlaten. Hier zal ik schrijven tot de laatste woorden verkrampt maar met kracht uit mijn lijf stromen, tot mijn rechterhand vergeeld en verlamd zal zijn, tot alle schriftjes van de wereld gevuld zullen zijn, tot mijn vermoeide ogen blind zullen staren, tot mijn driften getemperd en uitgeblust zullen zijn, tot ik vergeet te eten en te drinken, tot wanneer mijn schrijven mij in euforie zal houden en niet de drank of de drugs. Tot ik al onze minnaars zal overtroffen hebben in hun vergankelijke schoonheid, door mijn driften, door mijn handschrift en uiteindelijk door mijn rust. Tot ik alle minnaars met mijn woorden zal gedood hebben. Tot ik doorheen mijn gebroken venster je glimlach weer zal zien en jouw warmte alle kilte van de wereld zal blussen. Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hic anda thu uuat unbidan uue nu? Alle vogels hebben nesten begonnen behalve jij en ik, waar wachten we op?  

Erwin Abbeloos
11 1

Over "Help, mijn kind kijkt naar porno!"

Het Vier programma “Help, mijn kind kijkt porno” is weer zo’n programma over seks en liefde voor hetero’s (*), alsof homoporno niet zou bestaan of iets vies zou zijn. Seks tussen mensen van hetzelfde geslacht lijkt ook hier weer taboe. Dat taboe, die onzichtbaarheid, begint al op de speelplaats waar flirten, verleiden en een eerste kus gedeeld met iemand van het andere geslacht het normale parcours is, ongeacht je geaardheid, maar daarna stopt het vrijwel voor iedereen die homo is. Althans op diezelfde speelplaats. Zelfs alleen maar flirten met iemand van hetzelfde geslacht is er not done. Deze gevoelens van liefde maar ook van seks zijn totaal afwezig wanneer je jonge homo bent, terwijl de pornotheek voor hetero’s heel compleet en alom aanwezig is in vrijwel elke media. In porno zit lust. Lust om met iemand seks te hebben. Dat is niet anders voor jonge en oudere homo’s. Maar of het nu op televisie, in seksbijbels of in de geschreven media is, telkens weer wordt seks tussen mensen van hetzelfde geslacht vermeden, men gaat het medicaliseren, normaliseren of heteroseksualiseren, terwijl gayporn eigen is aan een hele homocultuur. In het programma zwijgt men in alle talen over homoporno en dat is bedroevend. Voor jonge holebi’s, die ook gevoelens en goesting hebben, zie ik geen enkel rolmodel of representatie van wie je bent of wat je voelt als het over seks gaat. In brave fictieseries die je op tv ziet zijn holebi’s omgevormd tot heteroseksuele homo’s. Promotiefilmpjes of interviews in magazines veranderen daar niets aan. Films als “La vie d’Adèle” en “120 battements par minute” zijn gelukkig een uitzondering maar hebben na hun promotie geen effect meer. Er moet dus meer homoseks komen. En homolust, échte lust. Geen overgeacteerde kus op stijf gesloten lippen. De geschiedenis van homoporno heeft een aparte weg afgelegd en heeft zo te zien nog een lange weg af te leggen. Voor jonge homo’s uit de jaren ’70 van vorige eeuw betekenden de laatste pagina’s van de 3 Suisses catalogus hun seksuele bevrijding. En ook de eerste mannen-Flair uit de jaren ’80, waar een niet onknappe blonde kerel in een schuimbad zat, kon tellen als erotiek voor mannen. Het summum waren “de boekskes” aan de krantenkiosken in iedere grootstad waar je een paar keer nonchalant voorbijliep om toch maar een glimp op te vangen van enkele mannen die seks met elkaar hadden, ook al was een zwarte balk getekend over hun lid. Ik was amper 12 jaar en het voelde als thuiskomen. Voor homo’s is het kijken naar homoporno een bevrijding en een eerste contact van goed gevoel, van dit ben ik. Een herkenning en een erkenning van jezelf als seksueel wezen. Homoporno heeft veel homo’s gerustgesteld in hun diepste zijn en een antwoord gegeven op hun verlangen naar seks. Homoporno bouwt mee aan de identiteit van iedere homoman, terwijl iedere heteroman zijn seksuele identiteit al vanaf de speelplaats ten volle kan vormen. Homoporno is subversiever dan heteroporno omdat de gepenetreerde persoon een man is. Homoporno draagt ook bij tot persoonlijke ontwikkeling van homo’s en stelt ook onze genderrollen in de maatschappij in vraag. Porno maakt deel uit van het leven van iedere homoman. Porno is ook politiek, toen nog niet zolang geleden, in volle aidscrisis, gezegd werd hoe homo’s wel en niet seks mochten hebben. Porno is politiek omdat extreemrechtse partijen het nog steeds hebben over de waarden van traditionele families. Lesbische porno sloopt dezelfde heteronormatieve muren in onze maatschappij. We smijten vandaag nog altijd kwistig met woorden als inclusief en diversiteit, toch maken we keer op keer dezelfde fout. We gieten het allemaal wel in mooie woorden maar we willen het liever niet zien. In die zin heeft “Help, mijn kind kijkt porno” gefaald en paait het allicht enkel de kijkcijfers. Jammer van de gemiste kans van de immer sympathieke Evi Hanssen. Een passage bij jonge én oudere homo’s over homoporno had allicht een andere kijk kunnen werpen op de belevenis van porno voor mensen van wie de maatschappij liever de seksualiteit niet ziet. Die seksualiteit bestaat, die lust, die geilheid. Het experimenteren, het ontdekken. Het zit er allemaal in. Ook die seksualiteit bepaalt de identiteit van een individu. Homo’s hebben dezelfde gevoelens en dezelfde goestingen maar het praten over, het vertonen van of het spreken over homoseks is voor veel mensen en media nog steeds een brug te ver. De regels van het beleven van eigen seksualiteit gelden niet voor iedereen. Zal ik er dan maar mee beginnen? (*) : bij het schrijven van dit artikel is nog maar één aflevering uitgezonden. Navraag bij Evi Hanssen of er ook over homoporno en homoseks wordt gesproken, heeft nog geen antwoord van haar kant geleverd.

Erwin Abbeloos
81 0

AlleenGelukkig zijn

De schrijver vroeg zich af of je alleen gelukkig zijn in één woord of in twee woorden schrijft. ‘In één woord, het werkwoord “zijn” is wel apart,’ dacht hij. Alleengelukkig zijn. Of, met enige elegantie alleenGelukkig. Op zijn Word blad verschenen beide versies meteen in het rood. Tekenen van hoe saai en kleurloos de wereld aan het worden is, zoals het heelal ook verder en verder uitdijt. ‘En wat wil je hiermee vertellen?’ vroeg hij zich verder af. Alleengelukkig zijn is niet eenzaam zijn. Neen. Eenzaamheid staat hier ver vanaf. Het is leven zowel in het donker als in het licht. Het is wandelen op een uitgestrekt strand met in de verte grappige figuurtjes die mensen en honden zijn. Het is wandelen op een drukke stadsboulevard en beseffen dat je ook in stille straten kan wandelen. Het is gewoon in gedachten zijn of in het diepst van de nacht zich afvragen wat je op deze seksparty doet. Het is wandelen met jou zonder jou. Als verlamd staarde hij voor zich uit. Hij zag geen toekomst en hij had geen perspectieven. De verwachtingen werden niet vervuld. Het bed stonk naar de mufheid van ongewassen lakens. De vieze geur penetreerde zijn lijf. Daar lag hij. Alleen. Zonder jou. Hij had heimwee naar de toekomst. Heimwee naar beschadiging. Heimwee naar dat allesoverheersend moment dat jij er niet meer zou zijn. Hij had pijn aan de herinnering van de toekomst, het was in die toekomst dat hij jou met pijn zou herinneren en zijn beschadigde ziel had pijn nodig. Veel pijn. Hij dacht aan jou. Hij dacht aan jullie. En aan zoveel anderen. Aan de euforische effecten van de drugs. Aan de muziek. Hoe zacht en hoe hard ook. Maar er waren geen melodieën meer in de muziek. Melodieën waren in de jaren ’80 van de vorige eeuw uitgestorven en millenial zangeressen wauwelen maar wat woorden aan elkaar. Hij dacht aan de bedwelmende geuren van uitgeblazen kaarsen. Hij dacht aan wat gefantaseerd was en wat niet. Hij dacht opnieuw aan jullie en hij zag je weggaan. Hij voelde zich als een leeg en verlaten huis met veel gebroken vensters. De vochtigheid sijpelde door alle voegen. In elke ader van het huis stroomde vuiligheid. Zijn lijf deed zeer. Zijn lijf verkrampte door zoveel vochtigheid. Het huilde in hem zoals het regende in dat huis. Hij zag hoe leuk en aanlokkelijk jij op dating sites verscheen. In jouw blik lag altijd dat kinderlijke, dat betoverende en toch die geile charme. Hij zag jouw begeerte. Hij zag ook jouw breekbaarheid, jouw kwetsuren. Het was alsof hij dat doorheen het fonkelen van jouw blauwgrijze ogen kon zien. Hij zag er je angsten. Hij zag de angsten dat iemand jou zou helen, dat iemand jou met seks zou troosten. Terwijl de stellingen aan zijn eigen huis werden opgesteld, zag hij dat het huis aan de overkant afbrokkelde. Hij wou het herstellen. Hij wou zoveel… ‘Je bent, net als ik, gebroken. Ik wil je fiksen, alles aan jou repareren. Door jou te herstellen, herstel ik mezelf ook’, schreef hij ergens in een brief die hij nooit zou versturen. ‘Welk monster huist in jou? Welk monster huist in mij? Ik kruip als een bang kind onder dekens. Weg van de wereld, weg van de pijn. Waar is mijn mama?’ Mijn lichaam is geen tempel. Mijn lichaam is niet heilig. Je mag het met je schoenen aan betreden. Stilte, bezinning en wierook beheersen mijn lichaam niet. Mijn lichaam is mijn lichaam. Gewild, versierd, aangekleed en uitgekleed, bereden, gegeseld, voldaan, betraand, gehuld in fantasie. Mijn lichaam is verjaard, bedaard, getroost en verstoten. Dat schreef hij. En tenslotte schreef hij : AlleenGelukkig zijn. Daar wil ik leven. Met jou.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/2020/01/alleengelukkig-zijn.html

Erwin Abbeloos
5 0
Tip

Een komma

‘Tien minuten per dag, meer moet het niet zijn.’ Ze veegt met de palm van haar linkerhand het streepje melk op haar bovenlip weg. De koffiemok in haar andere hand bengelt gevaarlijk nonchalant over de tafel. Wanneer ze spreekt, spreken haar armen en handen mee. Dat geeft haar een komisch uiterlijk, alsof ze zich steeds verdrinkt in het uitleg geven van iets wat de ander niet lijkt te begrijpen, alsof ze het belang van haar zeggen wil onderstrepen. ‘Het staat geschreven in handleidingen, in magazines voor trutten – al dan niet online, of erger, op zelfhulp websites voor beginnende schrijvers.’ Ik krijg elke dag wel een melding in mijn mailbox. “Grijp die kans nu!”, “Jouw laatste 12 uren gaan nu in!” en “Echt, wil je mij nooit meer terugzien? We betekenden zo veel voor elkaar.” Tien minuten discipline per dag, hoor ik haar nog zeggen. Al was het maar een woord, een slordig idee, een zin, een paragraaf of zelfs een hoofdstuk. Tien minuten per dag om te hakken, te knippen, te plakken, te verscheuren of gewoon te zuchten. ‘Ik mag toch iets verwachten van jou, toch? Ik geloof in jou, ik investeer in jou.’ Het kost me een hele dag om dit stukje neer te pennen, zeg ik haar. Haar blik komt in vriesstand. Alleen haar lichaam buigt zich in slow motion mijn richting uit. ‘Het gaat over wat achter het schrijven ligt,’ zegt ze terwijl ze met elk uitgesproken woord ontdooit en uiteindelijk door haar wilde blonde haren wrijft. Die haarstijl geeft haar een onverzorgd uiterlijk. ‘Een ochtendwandeling door Brussel, een miauwende kat, een dutje in de namiddag, de afwas, tweemaal koken op één dag, naar buiten staren en de pendelaars opmerken, de was plooien, een verjaardagskaart sturen of naar ruige porno kijken. Het moet niet altijd rekening betalen zijn. Geef eens wat geld uit.’ Ik wuif naar het meisje dat onze tafel bedient. Met een onzichtbare pen krabbel ik enkele lijntjes in de lucht en geef zo het teken dat ik wil betalen. Ze knipoogt en loopt naar de kassa. ‘Wel’, zeg ik, ‘ik heb alvast een komma verschoven in mijn vorige tekst.’ Ik haal mijn bankkaart boven en wacht geduldig op de rekening. Mijn uitgever glimlacht genoegzaam. ‘Zie je wel dat je het kan!’ en ze neemt haar handtas. Ze staat op. ‘En schrijf nu maar dat ik opsta en het restaurant verlaat.’ Ze is het restaurant uitgewandeld. Eén komma is verschoven en het manuscript werd herschreven.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/2020/01/een-komma.html

Erwin Abbeloos
162 3

De Nikkies, de Bo's en de Dalilla's van deze wereld.

Op haar Youtube kanaal onthult Nikkie de Jager – alias NikkieTutorials – dat ze transgender is. Ze werd onlangs geblackmaild en wachtte op het juiste moment om ermee naar buiten te komen. Dit moment werd haar afgenomen. Het is heel knap van haar om haar belagers te slim af te zijn door zelf een video te plaatsen en als transgender uit de kast te komen. In de video spreken de emoties voor zichzelf. We kunnen hier zeker verder bij denken. Toen in 1985 naaktfoto’s van Madonna’s early years verschenen, had zij maar één antwoord en dat antwoord stond gedrukt in alle kranten : “So what?” De zangeres werd hier ook tegen haar wil, letterlijk dan nog wel, bloot aan de hele wereld gegeven. Madonna is Nikkie niet en Nikkie is Madonna niet maar ik mis ruggengraat bij Nikkie. Ik zie drama, persoonlijk drama, en dat zal het gewicht van chantage wel zijn, hoewel ze de steun van haar moeder en haar beste vriend bovenal waardeert. Ik zie vooral individueel drama en wat brengt het wie bij? Je ziet alleen maar Nikkie. De video zegt : its’ about me. Je ziet geen gemeenschap. Zij is niet de enige die de laatste jaren zo fel van leer gaat tegen vooroordelen, tegen mensen die er een andere mening op nahouden. We zien ook dat er minder naar machtssystemen zoals politiek en religie wordt uitgehaald. Waar vroeger gestreden werd om voor de eigen gemeenschap op te komen, zien we vandaag dat de individuen die tot een bepaalde gemeenschap behoren, als individu opstaan en luid schreeuwen “Not in my name’. Dat had je vroeger niet, toen mensen gezamenlijk opstonden voor hun rechten (vrouwen, holebi’s, zwarte mensen, allochtonen…). We hadden het over ‘ons’ en ‘wij’. We trokken de straat op, we bekladden administraties met fake bloed, we namen het woord in publieke debatten, we maakten minderheden mondiger. We deden dat omdat mensen stierven, omdat mensen op hun seksualiteit afgerekend werden, omdat mensen bevooroordeeld werden door hun huidskleur. Het militantisme, het strijden voor gelijkheid en gelijke rechten is niet meer. Mensen strijden niet meer voor iets gemeenschappelijks maar strijden, binnen hun gemeenschap, voor zichzelf. Er is een verschuiving. Komt dat de gemeenschap ten goede? Zien we nu niet alleen maar de Bo’s, de Nikkies, de Dalilla’s en niet meer de anderen? En wat doet een gewoon persoon op de werkvloer hiermee? Mensen strijden vandaag hun individuele strijd niet meer op straat maar eerder vanuit hun garages, hun slaapkamers, met memes, met quotes, vanuit hun luie zetel op het internet en op social media. Maar internet is etherisch, toch? Nikkie is fel geëxposeerd. Hoe had ze dat anders kunnen aanpakken? Is een - edited - video die 17 minuten “You is you - I am me” duurt relevant? Volstaat een ‘I love you all’ of wordt hier nu iets in beweging gezet? Gaat ze hier nu daadwerkelijk mee verder? Het lijkt alsof ze nu pas beseft dat er buiten de YouTube wereld inderdaad dwaze mensen zijn, mensen die haten, mensen met weinig brein vanboven. Dat is helaas de keerzijde van de medaille en we kunnen er allemaal wel over meespreken. Wat is de rol van social media hier en welk belang hechten we aan social media? Ze zegt dat ze niet graag gelabeld wordt – maar zijn we dat niet allemaal in ons leven? Is een stigma altijd negatief, zijn er niet ergens positieve kanten te vinden in ‘in een hokje te zijn’ – zelf gewild uiteraard, voor zover dat kan? Ik mis ruggengraat maar ik mis ook dieptegang. Is het outen van ‘being gay’ hetzelfde als een outen van ‘being transgender’? Is het outen van iemand die gekend is (mediafiguur, BV, nieuwsanker, zanger/zangeres, politieker, Youtube fenomeen enz) belangrijker dan iemand die pakweg in een boerendorp woont? Wie helpt het? Welke verandering in een machtssysteem brengt het bij? Waarom wordt er überhaupt geout? En wat is dat nu exact dat outen? Wie doet het en in welke context? En waarom? Hoe staat ‘coming out’ daar tegenover? Hoe belangrijk is normalisatie? Hoe belangrijk is onzichtbaarheid terwijl je toch wel gezien wil worden? Ze heeft wel een punt, nl. dat zij en zij alleen beschikt over haar leven. Maar mensen met slechte bedoelingen, wanneer je op YouTube bent, zitten er helaas bij. Waarom wist ze dat niet? En hoe kunnen we zwakkere mensen, minderheden beter beschermen hiertegen? Hebben we iets niet doorgegeven aan deze generatie van volgers en likers? Is het discours dat we ooit hadden tegen macht vandaag een ordinaire klaagzang geworden? Niemand verdient het dat zijn of haar leven afgenomen wordt door iemand met slechte bedoelingen. Wordt het daarom niet tijd dat gemeenschappen opnieuw bij elkaar gaan kijken wat hen bindt? Is het niet tijd om al die individuen van verschillende gemeenschappen en minderheden bij elkaar te brengen en een gezamenlijke strijd organiseren? Is het niet tijd voor minder IK en meer WIJ? In een ECHTE wereld?  

Erwin Abbeloos
21 0

Wolf Food Market in Brussel

Afgelopen zondag ben ik eens gaan kijken. Er was duidelijk een probleem met de verluchting en het ventilatiesysteem. Er hing een nevelachtige witte wolk van alle dampen die de keukens produceren. Na 5 minuten wandelen draag je de geur van bakken en vooral aangebraden keuken in je kleren. Overbevolkt was het daar maar dat is allicht te wijten aan de opening, het effect van het nieuwe, de Kerstmarkt en zondag is toeristjesdag in DisneyBrussel. Ik mis hier zoals dikwijls in onze stad de keuze van lokaal kooktalent, maar misschien heb ik niet goed gekeken. Nu ja, dat heb je in de oude kazernes in Elsene, maar toch… De grote houten tafels zijn een echte afknapper. Van slechte kwaliteit en ik vrees in een half jaar aftands meubilair te vinden waartegen een kringloopwinkel ook neen bedankt voor de moeite zou zeggen. Er stonden zelfs mensen op de tafels, ja hoor, mensen doen dat, om sfeer foto’s te nemen. En de security wandelt gewoon voorbij. Nu ja, sfeer is relatief… Het was er ongezellig druk druk druk als een zaterdagnamiddag in de City 2 van de jaren ’80 van vorige eeuw. En dat is tegen elkaar aanlopen, zuchten, boze blikken werpen en bedenken van er zo snel mogelijk weer weg te zijn. Wat zou beter kunnen? Uiteraard het ventilatiesysteem. Wie wil nu naar gebakken vlees ruiken? Ik heb tal van Food Markets bezocht en dé Food Market bij uitstek zijn de Markets die je in Stockholm vindt. België kijkt veel naar Scandinavië, misschien kan hier ook eens naar gekeken worden. Daar hebben alle keukens hun eigen territorium, hun eigen tafels. Met de gemeenschappelijke tafels die je bij Wolf vindt, is het niet altijd leuk om naast luidruchtige ordinaire mensen te zitten. Vaak ook mensen zonder enige stijl of die geen enkele ‘ik-ben-in-een-restaurant-en-ik-gedraag-me’-houding hebben bij een maaltijd ‘op restaurant’. En dan die kinderen als loslopend krijsend wild zeg…! Het wordt al snel gereduceerd tot, alweer, een tweede City 2. Dat groepsgevoel van samen eten met mensen die je van toeten noch blazen kent en die, gsm in de hand, denken dat ze daar alleen zitten, hmm, dat had ik niet voor ogen voor een prestigieuze Food Market. De setting (de oude ASLK-bank) is leuk, jammer dat de stijlloze 21ste eeuw net hier juist zijn intrede doet. Alles kan beter, misschien moet over alles nog eens nagedacht worden dus wens ik het concept alleen maar veel succes toe. Maar ik betwijfel het. En oh ja, voor ik het vergeet, ruim die tafels eens af! https://wolf.brussels/nl/

Erwin Abbeloos
43 0

De kracht van een belediging

In de heisa rond de vertoning van plastisch chirurg Jeff Hoeyberghs, kunnen we eens nadenken over wat een belediging is, wie het viseert en wat het doet. Een belediging is niet louter een onschuldig woord om iets of iemand te beschrijven. Een belediging geeft niet alleen een informatie over wie of wat ik – of een groep – ben. De persoon die de belediging zendt, laat me weten dat ik in zijn/haar macht ben. De macht om mij of mijn gemeenschap te kwetsen en in mijn ziel schaamte te kerven. In die zin werpt een belediging verontwaardiging op omdat wat zij zegt of teweeg brengt, wordt door de maatschappij afgekeurd; een persoon of een groep mensen ziet zo zijn/haar imago bevuild. Ook bij mensen die niet tot de beledigde groep behoren, steekt verontwaardiging en afkeer de kop op. Een belediging heeft een performatieve kracht. De Engelse filosoof J.L. Austin onderstreept in  How to do things with words het belang van de gevolgen wanneer iets gezegd wordt (een angst voor iets, voor iemand om voor een bepaalde groep mensen maar ook gevoelens of uitspraken zoals ‘Ik waarschuw voor‘ kunnen teweeg brengen). De belediging is een taalhandeling waarmee een plaats in de wereld wordt gegeven aan wie de belediging geadresseerd is. Deze aangeduide plaats (de plaats van de vrouw) determineert hoe iemand op de wereld kijkt. Hier zegt Jeff Hoeyberghs : “Ik herleid je tot…”, “Je bent…”, “Jij hoort daar”. Een belediging heeft als functie effect te creëren, dit effect te laten duren en een duidelijke scheidingslijn te tonen tussen wat ‘normaal’ is en wie gestigmatiseerd moet worden. De belediging refereert naar een (mannelijke) hiërarchie in de wereld die als evident beschouwd en gedragen wordt door de persoon – of groep van personen -, en is gebaseerd op een eenzijdige perceptie van de wereld : man/vrouw, mannelijk/vrouwelijk. Bij uitbreiding gaat het hier ook over het overheersen van (mannelijke) heteroseksualiteit (het mannelijke) en het denigreren van homoseksualiteit (het vrouwelijke). Een belediging is niet verstoken van een seksuele betekenis omdat juist in hun wereld het deze hiërarchie is die de sociale inferioriteit van de vrouw en het stigmatiseren van homoseksuelen (het gepercipieerde vrouwelijke) rechtvaardigt. Wat ook de bedoeling is van degene die de belediging onderschrijft, een belediging wijst op deze seksuele hiërarchie van de alfa man (DS https://www.standaard.be/cnt/dmf20191213_04766569). Een belediging herinnert ons ook aan ons lichaam, hoe dat lichaam zich moet verhouden tot de wereld van degene die beledigt, wat aanvaardbaar is en niet mag afwijken in de alfa heteroperceptie van het bierdrinkende dikkertje tot het afgeborstelde gespierde. De door de belediging geviseerde groepen worden altijd door de dominante groep voorgesteld als bedreigend, immoreel of behorend tot een onduidelijke maar te behandelen geestesziekte. Zo krijgt in de wereld van degene die beledigt de beledigde partij nooit voldoende krediet of autonomie omdat de beledigde partij altijd beoordeeld zal mogen worden. Daarom is de strijd van vrouwenbewegingen ook de strijd van de LGBTQ-gemeenschap en moeten LGBTQ-verenigingen ook hier openlijk afstand nemen. Jeff Hoeybergs is een karikatuur geworden van zichzelf en zijn beweging. De filmpjes die nog circuleren over zijn performance zijn om te lachen als je ernaar kijkt als een stand up comedy. Wat het niet is, daar ben ik duidelijk in. De man bewandelt het veilige territorium van de karikatuur en doet beroep op de vrije meningsuiting. Een karikatuur drukt de inferioriteit uit om, bijvoorbeeld een vrouw te zijn in de maatschappij. Toch is het not done om een vrouw of een groep vrouwen (of de LGBTQ-gemeenschap) te beledigen maar laat de karikatuur juist toe om hele groepen sociaal, cultureel, politiek en juridisch geweld aan te doen. De karikatuur die de chirurg ophangt laat hem en zijn kliekje toe om met veel humor ‘de waarheid’ te verkondigen. Dat is uiteraard een slimme zet dat politiek veel gebruikt wordt door populisten. Wanneer een hele bevolking niet meer kritisch kan denken of respons kan geven, krijg je echter een ontwrichte en gepolariseerde maatschappij. Het is een goede zaak dat er klachten worden ingediend, al zullen deze klachten symbolisch blijven. Dat is vaak ook sterker dan eindeloze processen waar niemand baat bij heeft. Hooguit zijn mensen geschokt of verontwaardigd. Toch moeten we blijven weerwoord geven. Als gemeenschap. Als burger van de wereld. De LGBTQ-gemeenschap heeft een lange geschiedenis met belediging aan het adres van haar individuen. Deze gemeenschap heeft doorheen de geschiedenis de vernietigende kracht van een belediging in haar voordeel weten te draaien. Daar zijn (woord)strategieën voor die we moeten blijven gebruiken. Of zoals iemand al in een opiniestuk schreef : ja, ik doe mijn benen graag open, maar niet voor jou. Sterk!  

Erwin Abbeloos
41 0

Seksuele gezondheid LGBTQ anno 2019

Volgens onderzoek van Sciensano (https://www.sciensano.be/nl/pershoek/minder-hiv-diagnoses-maar-hiv-treft-diverser-publiek), daalde in 2018 het aantal hiv-diagnoses met 2% in vergelijking met 2017. PrEP lijkt daarbij positief bij te dragen aan de preventie van hiv en de daling van het aantal gevallen. (PrEP is een preventieve behandeling van mensen die geen hiv hebben maar wel een groot risico lopen op besmetting). Bij mannen die seks hebben met andere mannen zien we dezelfde neerwaartse trend, hoewel deze daling vandaag nog te miniem is om al te spreken van een serieuze ommekeer. Hoe kunnen we nu als gemeenschap verder nadenken en concreet pistes uitwerken om die daling van het aantal nieuw geïnfecteerde mannen die seks hebben met andere mannen (msm) verder te zetten, de juiste uitdagingen aan te gaan in een lange termijnvisie en onze gezondheid niet louter te minimaliseren tot hoe veilig of minder veilig we seks hebben. Homomannen hebben in het verleden zwaar met hun levens betaald in de strijd tegen aids. Niet alleen door het aidsvirus zelf; ook discriminatie en stigma hebben veel negativiteit in handen gewerkt en doen dat vandaag nog verder. Nog steeds blijven mensen bezorgd om over hun positieve status te communiceren. En nog steeds worden mensen op een negatieve manier op hun homoseksualiteit en homoaffiniteit gewezen. Wanneer we kijken naar de geschiedenis van aidspreventie in België en in het buitenland, stel ik vast dat we vandaag in een post aidstijdperk leven waarbij combinatiepreventie werkt (https://www.sensoa.be/hiv-belgie-feiten-en-cijfers). We komen van ver. Van heel ver, ook al lijken we meer en meer grip te hebben op hiv en aids, achter de term post aidstijdperk schuilt helaas ook weinig investering in de strijd tegen aids door de huidige jongere generaties. Wat heeft de strijd tegen aids ons voor, tijdens en na het ‘aidstijdperk’ bijgebracht? Wat deden we toen en wat doen we vandaag? Voor welke uitdagingen staan jonge holebi’s vandaag? Seksboeken van Goedele Liekens of Belle Barbé gaan dat niet veranderen, zij zetten meer in op seks als glamoureus modeverschijnsel dat je in alle kleuren en geuren overkomt. Ook al bulken deze boeken van geluk en genot en is hun positieve benadering een verademing in het landschap van boeken over seks, in se brengt hun literatuur niets nieuw bij aan het debat van iedere homoman en zijn (seksuele) gezondheid. De bibliotheek van heteroseks is meer dan compleet en is altijd al toegankelijk geweest in de leeshoek van iedere supermarkt. Ook hun schrijfsels over het lichaam vinden we terug in iedere medische encyclopedie. Elke heteroseksueel vindt wel zijn of haar antwoorden. Voor een jonge seropositieve homo is het vandaag nog steeds zoeken naar antwoorden die niet in de heterobibliotheek staan. Waarom is seksuele gezondheid voor homomannen vandaag nog zo belangrijk in de strijd tegen aids? Seksuele gezondheid specifiek voor mannen die seks hebben met andere mannen rust op het principe dat wanneer je aan aidspreventie doet, de aanpak en de visie ervan op een holistische manier benaderd wordt en dat gezondheid voor deze populatie niet enkel en alleen berust op hiv of aids. In dit post aidstijdperk waarvan ik in mijn denkpistes in het verleden al gewag over heb gemaakt, zijn we als groep, als gemeenschap uit een crisis geraakt die ons vandaag toelaat op lange termijn na te denken over die toekomst. Deze aanpak heeft gewerkt. Aan die dynamiek die de homogemeenschap toen aan de dag heeft weten te brengen moet vandaag een nieuw elan gegeven worden. Een nieuwe benadering in een holistische benadering van seksuele – en bij uitstek ook fysieke, psychologische, sociale en emotionele gezondheid, kan niet meer enkel en alleen gefocaliseerd zijn op negatieve benadering die msm zouden hebben in hun gedrag of hun psychologie (zoals : homo’s zijn niet in staat om…, homo’s kunnen niet…); we moeten veeleer verder bouwen op de positieve successen en de expertise die een hele gemeenschap doorheen maatschappelijke en ook politieke stormen heeft weten op te bouwen. Het collectieve binnenin de holebigemeenschap en de sociale verbintenis vindt zijn oorsprong niet bij ouders of familie. Het deel van iemands identiteit dat homo is, komt van de sterkste, meest pure menselijke drift : verlangen. De holebigemeenschap is geen gesloten of op zichzelf geplooide gemeenschap. Het is een gemeenschap die haar gelijke vindt in seksuele, amoureuze, sociale en recreatieve praktijken en die een eigen positieve identiteit opbouwt. Fierheid is in onze gemeenschap van groot belang. En ook al is onze gemeenschap doorheen de jaren veranderd en geëvolueerd (homo’s uit de jaren 70 zijn niet dezelfde homo’s als homo’s uit de volgende decennia), je kan geen publiek gezondheidsbeleid voeren dat stigmatiserend werkt, waarbij je bepaalde (seksuele) praktijken en (seksuele) contexten of specifieke identiteiten gaat veroordelen en moreel gaat verwerpen. Ook de huidige normalisatie tot stand gekomen door het homohuwelijk en adoptie staat een eigen identiteit niet in de weg. Integendeel. De holebi-gemeenschap is vandaag een erg diverse gemeenschap met specifieke noden, eigen belevenissen en benaderingen, ten spijt van gevaarlijke politiek waarbij nog steeds het oubollige traditionele man-vrouw schema als hoeksteen van de maatschappij geldt. Ook al roepen deze vaandeldragers van de moraal heel luid niet tegen holebi’s te zijn, het blijft negatieve politiek die de meest kwetsbare binnenin de maatschappij en de gemeenschap grote schade berokkent. Onze gemeenschap kent ook individuen met migratieachtergrond, er zijn mannen die zonet naar België zijn gekomen, in trauma leven en voor wie hiv/aids nog steeds een groot taboe is. Ook deze groep verdient speciale aandacht binnen een seksueel gezondheidsprogramma. De homogemeenschap gaat doorheen alle culturen. Seksuele gezondheid voor LGBTQ+ behelst de veelvoud en de culturele diversiteit van de manier waarop gays hun seksualiteit beleven en het is ook in hun belang om binnenin een globale visie rekening te houden met verschillende vormen van sociabiliteit, van plezier, van kennis en van hun capaciteit voor zichzelf te zorgen. Seksuele gezondheid is er veelzijdig en kan niet gericht worden op een unitaire – meestal medische – aanpak of heteroseksueel georiënteerde benadering. Een denkpiste is hier niet op zichzelf terugvallen, als groep of als individu maar om de pijlen van de toekomst te richten op beleid en politiek die de mensen en de meest kwetsbare van ons in hokjes duwt en het welzijn van holebi’s ondermijnt. Het is ook denken aan een seksueel gezondheid centrum voor holebi’s, het versterken van het contact met de arts en onze gezondheid steeds in het licht van onze eigen belevenissen te houden. Het is aan onze gemeenschap om hier de dynamiek te brengen en het werk niet over te laten aan zogenaamde professionelen die het wel goed voor holebi’s hebben maar seksualiteit uniformiseren en reduceren tot een klassiek man-vrouw patroon. Het werk moet opnieuw van binnenuit komen, vanuit onze eigen gemeenschap. Seksualiteit bij msm is niet dezelfde seksualiteit als bij hetero’s. Punt aan de lijn. Tenslotte moeten we als homogemeenschap waakzaam blijven over onze eigen gezondheid en wanneer we spreken over seksualiteit bij homomannen, moeten we het niet altijd enkel en alleen hebben over het aantal infecties te vinden bij msm maar we moeten ook andere vragen die ons bezighouden durven stellen. We moeten blijven werken aan onze toekomst en de beste bewakers blijven van onze levenskwaliteit, met of zonder hiv. We moeten alert blijven dat een hele maatschappij, politiek en sociaal, onze praktijken niet veroordeelt en ons reduceert tot oneliners als “Ja maar, ze hebben het zelf gezocht”. Laat ons positief blijven, fier ook, op hoe we na bijna 40 jaar strijd tegen aids ons eigen leven verder zelf bepalen, in onze seksualiteit, in onze affiniteit, in onze homoseksualiteit. Seropositief of seronegatief. Ik schrijf voor Zizo Magazine, ik ben sexpert in lgbt issues en ik studeer seksuologie. Ik ben ruim 30 jaar werkervaren in (seksuele) gezondheid bij holebi’s en ik pleit voor positieve (seksuele) gezondheid bij holebi’s, voor en door holebi’s.

Erwin Abbeloos
37 0

Generatie X

Een hevige generatiestorm tussen babyboomers en millenials heerst over het internet sinds de 25-jarige Chloë Swarbrick in het Nieuw-Zeelandse parlement een oudere collega van haar aansprak met de uitspraak ‘Ok, boomer’ om met deze uitdrukking deze babyboomer het zwijgen op te leggen. Swarbrick behoort tot de generatie generatie Y en Z, geboren tussen 1980 en 2000. Babyboomers zijn mannen en vrouwen geboren na de Tweede Wereldoorlog en die deel uit maakten van de groeiende naoorlogse economie. Ik behoor tot de generatie daartussenin. De generatie X. We zijn onder de radar gebleven tijdens het torpederen van woorden en verwijten tussen bovengenoemde generaties. En hoewel het hokjes denken en verdelen niet aan mij besteed is, voel ik me nu wel aangesproken om te reageren. Iets te zeggen. Of eigenlijk niet want mijn generatie wordt ook al eens de generatie Niks genoemd. Wij, dat zijn mensen die geboren zijn, zeg maar, tussen 1965 en 1980. Niks dus. Alsof wij hier in die jaren gewoon op planeet Aarde zaten te niksen. Zelfredzaamheid zou ons ook kenmerken maar zoiets is zoals horoscopen : vaag, zweverig en niet iedereen die tot mijn generatie behoort voelt zich aangesproken. De lijst zou te lang zijn om allemaal te noemen wat op het pad van een X-er gekomen is in die jaren : ABBA, Madonna, Hollandse ‘Girl Power’ meidengroepen, Walen buiten, Fourons wallon, Touche pas à mon pote, kabeltelevisie, het antwoordapparaat, de Koude Oorlog. Afspraak maken met iemand en op tijd komen. Aids ook en het sociaal stigma errond. Homoseksualiteit. Transgenders. Goedele Liekens. Ecstasy. GSM, homecomputers en internet. En zoveel andere maatschappelijke en sociale vraagstukken die vandaag soms alweer in vraag gesteld worden. Mai ’68 is gebeurd en ik was amper 5 maanden oud. Mijn generatie hoor je klagen noch zagen. We weten vanwaar we komen en we zijn respectvol naar babyboomers toe. Ik wou persoonlijk dat ik dat ook kon zeggen naar de generatie Y en Z maar ik moet toegeven dat dat voor mij moeilijk ligt. Ik zie een hele generatie die niet meer onderling communiceert anders dan via de Smartphone. Een generatie die van alles een punt maakt, die praat en schrijft in de ik-vorm, voor wie alles altijd een belevenis moet zijn (met de Smartphone dan, en op knopjes drukken, digitaal leven) en aan wie een leven voorbijgaat. Een generatie die leeft van prikkels, conflicten en schoonheidsidealen die lelijker zijn dan mijn verrimpelde moeder zaliger. Een generatie die verwacht dat alles zomaar gegeven wordt, alles wat kritisch is in de kiem smoort met oneliners en emoticons. Een generatie die een zekere intellectuele luiheid sans précédent vertoont, waar nonchalance en arrogantie als vanzelfsprekend geacht worden. En daarvoor ben ik bang. Dat deze ego-generatie pakweg binnen 20 jaar totaal gedesoriënteerd wakker wordt. Want ik zal dan nog leven en ik zal dit verval moeten aanzien vanuit mijn oude dag. Kortom, Y en Z is een generatie die duidelijk het statement van een breuk tussen hen en mijn generatie gemaakt heeft maar daar allicht later zelf de prijs zal voor betalen. Wat maakt nu een generatie beter dan een andere? Ik vrees dat er op deze vraag geen antwoord is. Alles heeft zijn tijd, alles heeft zijn context. Het enige wat je kan doen is dankbaar blijven voor wat verworven is, geschiedenis begrijpen, de fakkel overnemen en vooral de fakkel overdragen. Iets wat de generatie X en Y moeilijk ligt en ook nooit gedaan heeft. Er is hoop. Er is de generatie A. De start van iets nieuws, een combinatie van goed politiek bestuur, respect voor de planeet Aarde, begaan met de buur en de buurt en handig in het gebruiken van digitale materie. Ik een verloren generatie? Ik dacht het niet, boomer 2. Misschien kan een media eens drie of vier mensen uit verschillende generaties samen zetten om in debat te gaan? Dan zal ook de hevige generatiestorm woeden, is alles uitgeklaard en uitgepraat en kan iedereen weer rustig ademen.

Erwin Abbeloos
14 0

Dalilla Hermans heeft een punt, maar...

In een video op haar Instagram deelt Dalilla Hermans haar ervaring met een Facebookgroep waarbij  ze tot voor kort was aangesloten. Die groep is een soort van alert-groep; wanneer iemand een issue had rond diversiteit in de media over beeld-, woord- en taalgebruik, kon je je bedenkingen kwijt en het probleem melden bij de media in kwestie. Althans zo heb ik het begrepen.   Dalilla struikelde over het woord “neger”; sommigen in de groep gaven blijkbaar geen aanstoot aan het woord, anderen vonden het woord ronduit beledigend. Dalilla geeft ons helaas geen dieper inzicht in de argumentatie van de voorstanders. Ze zegt zelf dat ze de groep verlaten heeft omdat het meer ging over wie nu gelijk had dan dat er serieus over het onderwerp gediscussieerd werd. Teveel wasted energy, zou ze zeggen. En terecht. Ik ken Dalilla Hermans niet persoonlijk maar op de manier waarop ze in de video reageert, begrijp ik dat ze deze discussie allicht al duizend keer is aangegaan en dat ze daar nu gewoon geen goesting meer voor heeft. Ik kan haar geen ongelijk geven. Integendeel!   In dergelijke discussiegroepen is het beter weg te blijven. Ik heb zelf mijn idee over social media, ik ben er weinig op te vinden en de enige account die ik heb is Instagram waar veelal foto’s van mijn kat Felix de Tweede te vinden zijn. Social media zoals Facebook en Instagram gebruik je beter voor professionele doeleinden, bijvoorbeeld om je bedrijf of je publicaties bekend te maken. Niet voor “des états d’âme”. Wil je de persoonlijke toer opgaan, ben je er beter bij gebaat als 14-jarige. Maar dit terzijde gelaten. Dalilla heeft een punt. Ik vind het woord “neger” evenzeer totaal ongepast woordgebruik. Maar waarom dan? Want ik vermoed dat de mensen in de groep die geen graten zien in het gebruik van het woord “neger” argumenteren dat “neger” altijd al gebruikt geweest is om mensen met een andere huidskleur te beschrijven en dat dat niets beledigend is.     “Neger” doet denken aan slavernij en kolonisatie. Een beetje research op internet of een betrouwbare encyclopedie leert ons dat de term “neger” gebruikt wordt om een zwarte slaaf aan te duiden. Kan je  anno 2019 het woord “neger” nog gebruiken wanneer we het hebben over onze medemens met een donkere huidskleur? In welke context wel? In welke context niet?   Wat leert ons uiteindelijk een belediging? Hoe gaan we ermee om? Wie spreekt een beledigend woord uit? In welke context? Wat is zijn of haar positie in de maatschappij? Wat is een beledigend woord? En is een belediging voor iedereen hetzelfde of zien we verschillende lagen wanneer een beledigend woord gebruikt wordt door verschillende mensen in verschillende contexten? Wat betekent vandaag het woord “neger” anno 2019?   Het woord “neger” is een belediging. Punt aan de lijn. Het wordt door sommigen vandaag nog gebruikt als een normale en gebruikelijke manier om iemand te beschrijven die een donkere – donkerdere? – huidskleur heeft. Wat mensen met een andere huidskleur veelal niet beseffen is dat door een beledigende taal te gebruiken, deze belediging een leven lang gegraveerd blijft in de persoon die men beledigt. Zo blijft de belediging als gangbaar in een maatschappij gehanteerd en blijft de beledigde in die rol die hem wordt opgelegd. De identiteit van de beledigde persoon is bijgevolg minderwaardig en bespot; op die manier wordt een identiteit door de beledigende partij als een levensconditie     opgelegd : jij bent een neger (of een vuile homo, of een allochtoon of een vrouw…) en door jou zo te benoemen, voldoe jij aan de normen die ik je opleg. Ergo : ik ben zwart van huid (of ik ben een vuile homo, allochtoon, vrouw…) en ik zal me zus of zo in de maatschappij moeten gedragen om aanvaard (of onzichtbaar) te worden.   Anders dan bijvoorbeeld seksuele geaardheid die je nog enigszins kan verbergen, kan je je eigen huidskleur niet verbergen. En dat is maar goed ook.   Een belediging door bepaald woordgebruik (neger, vuile homo, je bent maar een vrouw..) van iemand die niet zwart of niet homo… is, is gewelddadig. Ook onze hele sociale wereld die ons omringt - en nog meer in ons beeldtijdperk – houdt minderheden onderdrukt. Uiteraard krijg je een reactie van die minderheden zelf; je kan moeilijk iemand met een donkere huidskleur verwijten dat hij of zij teveel ophef maakt wanneer je woorden als “neger” blijft gebruiken.   Het gevaar van het banaliseren van scheldend of beledigend woordgebruik, de trumpificatie van de taal en wanneer politiek zoals het Vlaams Belang het heeft over de waarden van de traditionele familie wetende dat deze partij haar bestaan op migratie issues bouwt, bestaat erin een scheldwoord of een belediging als iets acceptabel te doen uitschijnen terwijl de belediging of het scheldwoord beladen is met het ergste van racisme, homofobie enz. en wordt zo, vaak ongemerkt, geprofileerd als normaal en iets gangbaar.   Dit gemaskeerd ostracisme raakt mensen in hun identiteit. Giftig taalgebruik sluipt snel onze maatschappelijke cohesie binnen en verdeelt onze maatschappij. De strakke blauwe pakjes waarin Tom Van Grieken en Dries Van Langehove zich hullen, het afgeborsteld kopje en het misprijzend en arrogant grijnzen, staan symbool voor white supremacy. Ook de uitspraak van Dominiek Sneppe legt een totalitaire agenda bloot waar alleen de blanke (Vlaamse) heteroman bestaansrecht heeft. Daarom kunnen er nooit genoeg Dalilla’s zijn. Maar... Dalilla Hermans moet ook kleur bekennen, nl. dat racisme naar blanke mensen toe ook bestaat en evenzeer kwetsend en stigmatiserend werkt. Dat jammer genoeg extremen misbruik maken van dit zwart racisme. Er kunnen maar niet genoeg Dalilla's zijn om extremen (Vlaams Belang, het geflirt van de N-VA met diezelfde partij, de Alt-Right beweging, de impact van sociale media...) te bestrijden maar dan graag Dalilla's die kritisch kunnen omgaan met racisme, niet aan zelfverheerlijking doen en die niet navelstaren. Dalilla's die van zichzelf afstand kunnen nemen en een wij-verhaal de wereld in kunnen sturen. Dalilla's die weten waarmee zwarte mensen écht mee bezig zijn en niet waarmee Dalilla Hermans dénkt waarmee zwarte mensen bezig zijn. Dalilla's die systemen aanvallen, niet mensen. Columns lezen van Dalilla Hermans is lezen over Dalilla Hermans. Dat is niet lezen over racisme.  

Erwin Abbeloos
164 0

Over "De Schaduw van het Feest" - Michaël Maerten.

            De meeste fictie die ik lees, vervoert en bedwelmt me. Sommige boeken verblinden me door hun begeestering en enthousiasmeren me. Non-fictie wekt mijn nieuwsgierigheid op, geeft me nieuwe inzichten en schaaft mijn vastgeroeste ideeën bij. Die boeken lees ik allemaal uit.             Eén boek heb ik niet uitgelezen. Bij het lezen van “De Schaduw van het Feest”, een anti-Pride-en-zoveel-meer-anti betoog van Michaël Maerten, vroeg ik me bij iedere pagina af : meent die gast dat nu? Ik bedoel maar : echt, meent die dat nu? Ik moet toegeven  ik ben niet verder geraakt dan pagina 48. Niet omdat het saaie of ontoegankelijke lectuur zou zijn – Maerten kan wel schrijven -,  niet omdat zijn sociologisch taalgebruik verweven met woordkunst voor mij als Chinees zou zijn (ik ben zelf socioloog van opleiding), maar omdat ik op iedere bladzijde terug in de tijd werd gekatapulteerd, naar de jaren ’90 toen ik in Parijs meewerkte aan campagnes over samenlevingscontracten[1], naar het jaar 2002 toen ik op 1 mei in de straten van Parijs tegen het Front National van Le Pen mee stapte[2], naar 1972 toen ik als 4-jarige aan mijn moeder zei dat mannen met snorren me opwonden (dat doen ze nog steeds!), naar 1981 toen mijn eerste kus gedeeld met de stoere buurjongen zo goed en zo juist voelde, naar juni 2019 toen ik mijn standpunt over het gevaar van extreem rechts in onze maatschappij en onze politiek in De Standaard deelde[3].             Ik reken mensen niet af op hun persoonlijkheid en ik zal dat ook niet in mijn column doen. Maerten is een jonge socioloog die via opiniestukken in de pers zijn mening ventileert over alles wat LGBTQ+ thema’s aangaat; dat uit zich in een storm van frustratie, niet-constructieve kritiek en weinig positieve zelfbelevenis – of kennis – van homoseksualiteit en homoaffiniteit. Een wederwoord op feiten moet altijd kunnen, een recht op antwoord of een rechtzetting van iets dat misschien over het hoofd is gezien ook. Alleen neemt Maerten vrij snel een loopje met de begingeschiedenis van holebi-bewegingen waarbij hij de context  waarin bewegingen en strijden zich voordeden filtert naar zijn hand en de feiten zoals ze gebeurd en beleefd zijn, verdraait.             Onze jonge socioloog – van wie we, mag ik hopen, niet veel meer zullen horen – ontkent de kracht van seksualiteit die in iedere maatschappij een weg zoekt naar belevenis, uiting, erkentenis en zichtbaarheid. ‘Terug in de kast’ zijn woorden die te zacht de visie van deze socioloog uitdrukt maar het gaat wel die richting uit. Zijn schrijven, zou ik denken, is een beetje uitlachschrijven maar Maerten weet heel goed wat hij schrijft. Een snel-op-de-tenen-getrapt-zijn mentaliteit ligt in iedere zin, haast in ieder woord. Maerten is die niet zo neutrale socioloog die zijn verhaaltje schrijft al goochelend met beleerde woorden. Maar het brengt ons niets bij. Bovendien is zijn analyse niet kritisch onderbouwd wat een fundamenteel probleem is voor wie aan onderzoek doet.             Ik kan voor iedere pagina een kanttekening maken maar ik ga het niet doen. Het zou een commentaar van 250 bladzijden worden. Je kan voor of tegen de organisatie van een Gay Pride zijn. Toch is een Pride geen modeverschijnsel, wat men ook beweert. Ik heb op mijn blog ook mijn bedenkingen neergeschreven maar je mag verschillende factoren niet uit het oog verliezen : de vorm, de inhoud, de opzet, het doel, wie organiseert de manifestatie en uiteindelijk moet je de Pride schetsen binnenin een historische context. Je kan een Pride niet loskoppelen van een veel groter historisch geheel.             Wat de auteur van het boek ook ontgaat, is de strijd tegen aids en de strijd tegen al de heteronormatieve vooroordelen die wij (hebben) ondergaan. Geen enkel woord hierover in dat boekje! Verder vind ik nergens referenties van andere grote LGBTQ+ denkers en doeners die via teksten en acties de holebibeweging mee adem en leven hebben gegeven, iets wat zijn boekje daarmee uiteindelijk van enige waarde ontdoet. Maerten is nergens positief geïnspireerd. Ik heb vanaf mijn 17de tot de laatste letter van deze column en nog veel verder gestreden omdat de Dries Van Langehoves en de Maertens mij verplichten om alert te blijven. Ik blijf op die eerste rij staan. Die enkele rotte appels in de mand zullen de hele oogst nooit kunnen verloren doen gaan. Ik blijf, met zoveel anderen, in de Schittering van ons Feest staan.   [1] http://obspacs.chez.com/rapport_observatoire_du_pacs_1999.htm [2] https://fresques.ina.fr/jalons/fiche-media/InaEdu01101/manifestation-a-paris-le-1er-mai-2002-contre-jean-marie-le-pen.html [3] https://www.standaard.be/cnt/dmf20190705_04495985

Erwin Abbeloos
142 0

Manuscript zoekt uitgever.

Synopsis “Doorheen gebroken vensters”.   Wanneer het hoofdpersonage ontdekt dat zijn partner vreemd gaat, stort zijn hele wereld in en dat mag je gerust letterlijk nemen. In zeer korte tijd valt hij in een wereld van angst, vernieling, uitsluiting, ongebreidelde seks, giftige ontmoetingen en waar zekerheden niet bestaan. Na een namiddag doorgebracht te hebben met een ongekend iemand, regelt hij de begrafenis van zijn moeder. Hij herinnert zich dat zij hem een geheim toegefluisterd heeft toen hij nog een kind was. “Dit blijft tussen ons” zijn de enige woorden die hij zich herinnert. Deze zin heeft zijn hele leven geboetseerd. Sindsdien heeft hij de wereld rondom hem gefantaseerd, als houvast, omdat het daar veilig was. De echte wereld, zegt hij, is een illusie waar hij niet aan kan. Hoe kan hij uiteindelijk zijn moeder laten rusten en zichzelf tenslotte rust geven? Vluchtige personages personifiëren het negatieve van de maatschappij rondom hem. Zijn schoonzus die op geld aast, zijn zus die een zangcarrière beaamt, zijn broer, zijn vader en zijn vriend zijn afwezig in zijn leven en alleen ontmoetingen met gebroken mensen die zelf ook hun leven lijken te fantaseren, geven hem sterkte. Het verhaal neemt een kijkje in een onderwereld onder mannen, een Babylon zonder taboe, zonder schaamte, zonder schroom, met drift en lust. Een wereld waar seks eerder destructief werkt dan dat het zijn leven zou louteren en waar het beeld van de ander en zichzelf ondraaglijk is geworden. De moraal die de maatschappij hanteert schrijft kant-en-klare oplossingen voor maar voor hem lijkt vallen de enige oplossing te zijn om naar iets beters te gaan. Het is een helende en onconventionele zoektocht doorheen de duisternis van de ziel, waar alledaagse tot zelfs banale tegenslagen en voorvallen des levens niet meer overwonnen kunnen worden en waar verkeerde ontmoetingen van allerlei bedenkelijk allooi uiteindelijk het antwoord verbergen. Ligt de berusting uiteindelijk niet in het destructieve? En is de ontmoeting met Polux dé verlossing naar de realiteit van zijn leven?   Het is niet een ‘proper’ verhaal, het is niet het zoveelste geschreven verhaal over de liefde, het is geen eind-goed-al-goed sprookje. Het gaat over hoe ‘vensters in je eigen huis te doorbreken’ om toch iets van zichzelf over te houden, weliswaar gebroken.   Het is een verhaal dat tot stand is gekomen door observatie. Het is niet autobiografisch, hoewel ik graag toegeef dat bepaalde elementen hun inspiratie en oorsprong vinden in sommige belevenissen en als uitgangspunt hebben kunnen dienen om het verloop van het verhaal vorm te geven. In dat opzicht, en ook om de kracht van het verliezen te onderstrepen, is het verhaal in de ik-vorm geschreven. Het hoofdpersonage heeft om die reden geen naam. Het personage is uitgezuiverd tot wat de man louter voelt en beleeft.   Het genre dat ik schrijf valt onder de autofictionele roman. Die inspiratie komt o.a. van de boeken van de Franse schrijfster Christine Angot, , het werk van de Franse auteur Guillaume Dustan, de Noorse schrijver Karl Ove Knausgård. Of zoals vermeld in mijn manuscript : Mireille Cottenjé en Anja Meulenbelt. Ook de elpee  “Den Ständiga resan” van de Zweedse Marie Fredriksson heeft voor dieptegang gezorgd. Verdere inspiratie zijn ook mijn eigen ontmoetingen met mensen in allerlei situaties. Ik ben geïnspireerd door vele verhalen en mensen die mijn pad kruisen. Ook muziek speelt een belangrijke rol in mijn leven : een stem of een sfeer in een song, soms louter een woord, geeft me zuurstof om eigen verhalen uit te werken. Ik schrijf vanuit wat me bezielt, niet enkel wat mij of iemand anders bekoort. Ik schrijf vanuit het authentieke naar het authentieke, ik herschrijf niet wat al geschreven is. Mijn stijl is ruw, schuurt en tekent niet altijd het mooie van de mens. Ik schrijf wat écht is, wat gevoeld wordt, niet wat aangevoeld wordt. Tenslotte wil mijn schrijven herkenbaar zijn voor de lezer zonder te vallen in het pathetische of charlatan psychologie.   erwinabbeloos.over-blog.com/2019/07/synopsis-doorheen-gebroken-vensters.html    

Erwin Abbeloos
34 0

De regenboogpin is geen ideologie.

De hoffelijkheidscampagne van de stad Antwerpen waarbij medewerkers van de stad die in contact met burgers komen de regenboogpin niet mogen opspelden, maakt de link met een zeker nieuw salonfähig Vlaams conservatisme duidelijk. Het is een vreemde beslissing, niet louter omdat deze beslissing indruist tegen de principes van gelijkheid en vrijheid die de overheid moet garanderen – de regenboogpin is geen religieus kledingstuk -, het is ook een beangstigende beslissing voor wat de komende jaren in Vlaanderen als beleid zou kunnen gevoerd worden. De burgemeester van Antwerpen lijkt in de greep van het Vlaams Belang te zijn en de morele blauwdruk van een Vlaams regeerakkoord lijkt nu al duidelijk te worden, ook al zal er allicht niet geregeerd worden met Vlaams Belang. Er zal heropgevoed worden  naar traditionele vooroorlogse waarden. Via de sluipwegen van regeringsonderhandelingen kan alsnog een ethisch conservatief programma dat het Vlaams Belang nastreeft de Vlaamse maatschappij binnensijpelen. De regenboogpin is een symbool dat iedere burger aanbelangt, het is een symbool van een mensenrecht en is niet door een ideologie gestuurd, zoals neutraliteit van de staat dat voorschrijft. Het gaat over de vrije beleving van de eigen seksualiteit. Het puur en gewoon mens zijn. Het is een symbool gegroeid in een context van onderdrukking, schending van mensenrechten en polarisatie. Door het verbieden ervan maakt Bart De Wever duidelijk dat er maar één seksualiteit/affiniteit de norm is, zoals het ook staat in de beginselverklaring van het Vlaams Belang : ‘De eerste en belangrijke kern van de samenleving is het traditionele gezin, waarvan de waarde maatschappelijk erkend en gewaarborgd wordt door het huwelijk tussen man en vrouw’. Een huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht wordt de facto als minderwaardig beschouwd. Ik vraag me af wat de burgemeester gaat doen op 1 december, op wereld-aidsdag wanneer uw medewerkers het rode lintje willen dragen? Wordt dan ook uitgelegd dat de aidsstrijd een ideologische strijd is die het neutraliteitsprincipe van het stadsbestuur aantast? Of gaat de burgemeester nu al in het kielzog van het Vlaams Belang, Vlaanderen naar de donkere wateren van een extreem rechtse samenleving leiden en, net zoals bij het verbieden van een regenboogpin, het leed, de strijd, het herdenken van duizenden burgers die aan aids gestorven zijn negeren ? Het is komkommertijd maar het is ook in die tijd waarin de burger het meest alert moet zijn. En al zeker in tijden van vandaag.  

Erwin Abbeloos
0 0

In een tekst niet ver van hier.

In een tekst niet ver van hier, wandelt Valerie door het bos. Het is er kil. De grond is nat. Ze is op zoek naar stilte, ze wil herbronnen. Zo heet dat tegenwoordig. Herbronnen. Detoxen. Resourcer. Ze weet niet zo goed welke richting ze uitgaat. Door de bomen ziet ze de zon niet. Waar is het noorden, waar is het oosten. Dat weet ze niet. Ze probeert gewoon te zijn. Daar, in het midden van het bos. Verdwaald en eenzaam. Ze is niet bang van wilde dieren of ongekende wezens. Het gezoem van insecten kleurt de stilte die ze zo lang zocht. Zo lang al.. en eindelijk is ze in stilte. Ze is de stilte. Ze ademt in en uit, ze zucht en er gaat een kille ril over haar lijf. Alsof een geest haar ziel uit haar lichaam trekt. Ze ademt steeds dieper en dieper. Ze voelt zich gelukkig, voldaan en rustig. Ze voelt zich puur. Ze voelt dat alle lawaai en alle herrie waarmee de stad haar elke dag opnieuw mee vult, verdoofd en verlamd is. Hier wil ze zijn, hier wil haar lichaam zijn. Haar hoofd draait lichtjes omdat ze te diep adem heeft gehaald. Ze wrijft over haar volle borsten en buik als om zich houvast te geven. Het is mooi, het is goed, het is berusting. De natte geur van de bomen en het gras, de dode bladen en het donkergroene mos bedwelmt haar geest. De stilte wordt doorbroken wanneer ze in de verte haar vriendin Sam ziet. Sam wuift naar haar, joehoet en struikelt haar richting uit. Het beeld is verstoord, er is ruis. Waarom.. waarom toch, vraagt Valerie zich af. Valerie doet alsof ze haar vriendin niet gezien heeft maar dat maakt het lawaai alleen maar heftiger. Ze wendt haar gezicht af, kijkt of er een andere richting in het bos is, een schuiloord, ergens waar ze onzichtbaar is. Waar niemand haar ziet, waar niemand haar komt halen, waar niemand om haar geeft. Niemand. Ze loopt tussen het gebladerte door, houdt zich vast aan zware taken van de bomen, ze hijgt, ze verliest af en toe het evenwicht maar snel komt ze weer in het ritme van haar vlucht. Want dat wil ze. Ze wil vluchten. Ze wil weg. Gewoon weg zijn. Ze wil met rust gelaten worden. Het getier van haar vriendin wordt minder regelmatig tot het uitsterft en er alleen de longen van het bos te horen zijn. Het bos heeft Sam tot zwijgen gebracht. Vanachter een zware boom ziet ze hoe haar vriendin ontmoedigd rechtsomkeer maakt. Valerie hoopt opnieuw op rust en verbondenheid met de bomen. Ze zet zich neer op de knieën van de dikke eik en kijkt rond. http://erwinabbeloos.over-blog.com/2019/07/valerie-en-het-bos.html

Erwin Abbeloos
23 0

De sekstape van Linde Merckpoel.

Dag Linde, Onlangs maakte je een vlog over een BDSM kamer. Ik had al gehoord dat je nu fulltime vlogt en ik dacht : wel, laten we eens kijken (want ik had nog nooit naar je vlogs gekeken). “Ik was vorige week op een feestje en daar hoor ik er voor het eerst over”, begin je je verhaal. Het is inderdaad jouw verhaal want het verhaal is tijdens je vlog (dus geen reportage) eigenlijk nooit naar je toegekomen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het allemaal niet goed begrepen heb. Maar misschien begrijp ik ook de bedoeling van een vlog niet. Hoogstaand reportage maken is het niet. Ik hou van dieptegang en eerlijk ziel vertoon. Ik zou het ook geen uitlach teevee noemen, al zou iemand als Lex Draco die onderaan in de reacties staat het zo wel zou noemen. Misschien heb je nog een wereld te ontdekken want je hebt toch al zo veel bagage… Kijk, wij verschillen een wereld, en op zich is daar niets mis mee. Zo gaat het leven. Ik, als vijftiger en vele andere rollen achter de rug, ga voor minder sensatie. Maar ik ken je niet en ik ga je zeker ook niet veroordelen. Ik respecteer je werk. Het is wat het is, het is de generatiekloof, het is vloggen. Het is hier ook de disneyficatie van de wat meer serieuzere reportage. Enfin, het is niet mijn ding. Te licht, teveel “moi-moi-moi”, te veel lawaai en te weinig inzicht. Voor mij althans. Ik had graag minder meisje, meer vrouw, minder Disney, meer rauw gezien. In jouw vlog hoorde ik tweemaal “niet normaal”, één keer een “ik vind het raar”, er wordt constant gegiecheld en ik betwijfel ook heel sterk aan de titel sexpert van je vriendin. Door het gegiechel en het lachen. Maar soit.  Ik hoor met verwondering en verbazing “kijk, die materialen”. Ik zie jullie lachen met de hondenmaskers als was het Aalst carnaval. Om maar te zwijgen over jullie eerder gênante vertoning aan het St.-Andrews kruis. “Tsjak, en, voel je je al geil?” Wat was de bedoeling? Naar het einde van je vlog, geef je enkele van je bedenkingen vrij. Je ontdekt en je deelt het met de wereld. Jouw wereld. De wereld van iemand die een generatie na mij komt. Dat moment was eigenlijk het enige moment waarin ik dacht : hmm, die Linde is toch niet zo oppervlakkig. Wat je op het einde zei, weet ik allang. Dat komt door ervaren. Het leven en het beleven. En ik vermoed dat je wel openstaat voor nog vele onthullingen. Je bent geen Nicolette Kluijver uit “Spuiten en slikken” maar wie weet. Never say never.. https://www.youtube.com/watch?v=i4-nyTNi61k http://erwinabbeloos.over-blog.com/2019/07/valerie-en-het-bos.html  

Erwin Abbeloos
59 0

Stadsforum Model NL - Nederlands in Brussel.

Hoe moeilijk kan « Goeiedag, een glas witte wijn graag », « Goeiemorgen, twee boterkoeken” of “Dag, mag ik een zak alstublieft?” zijn – en bij de laatste uitspraak bij een tweede poging in de lucht een tekening van een draagtas maken. Het zijn dagelijkse situaties aan de kassa, op café. Maar soms ook aan het loket voor een rijbewijs, een nieuwe identiteitskaart. Het mag wel gezegd worden dat er meer en meer Nederlands gesproken wordt in Brussel. Als je meer inzoomt op wie het Nederlands in Brussel machtig is, gaat het over mensen zonder Belgische achtergrond, nieuwkomers en dat is buiten de huidige generatie jongeren van allochtone origine gerekend want deze generatie spreekt naast de thuistaal, Frans én Nederlands.   Het blijft me verbazen dat in sommige handelszaken het personeel de eigen producten in het Nederlands niet kent. Ook beleefdheidsformules die de normale omgang met mensen kenmerkt, kennen velen (nog) niet. Niet bepaald bevorderlijk voor het imago van het pand of respect voor de klant. Wijn, boterkoek (en ook al eens chocoladekoek), zak… het zijn toch geen woorden als hottentottentenstoonstelling? Toch is er merkbaar vooruitgang in het Brusselse. Terwijl de kennis van het Frans van de jonge Vlaming en chute libre is, is de kennis van meerdere talen van de Brusselaar in stijgende lijn. Ach, een deel dertig plussers van Franstalige origine zal het altijd vertikken om alleen het Frans te hanteren. So it be. Laten we daar niet bij stil staan. Some folks only see the liter, we don’t miss them when they’re gone zong een Zweedse popgroep 40 jaar geleden. Laten we focussen op wat wel goed gaat, waar we kunnen verbinden, met wie we kunnen verbinden en kijken wie, met goede wil, een duwtje in de rug nodig heeft. Welke mensen een hand nodig hebben. Daar waar politiek verdeelt en niet in staat is de mens centraal te zetten, verbindt taal. Het on hold zetten van de Cocof omdat ze zich bedreigt voelt in hun taalcultuur is daar een voorbeeld van, om maar te zwijgen over Faouzia Hariche wiens houding en dédain voor het Nederlands op zich alleen al de vertaling van politieke onwil is. Zo’n attitudes zouden bij Stadsforum Model NL ook aangekaart moeten worden. En openlijk om uitleg vragen. Wanneer de burgemeester Close in een interview zegt dat hij Nederlands heeft MOETEN leren, met alle respect voor deze man, dan zegt dat toch iets over hoe moeilijk het is voor Franstaligen en bij uitbreiding het Franstalig Onderwijs om Nederlands bij te brengen zoals dat in Nederlandstalige scholen voor het Frans gebeurt. Taal is ook cultuur, de cultuur van de andere. Ik wil hier nog een keer benadrukken dat in Brussel niet alleen het Huis van het Nederlands lessen Nederlands aanbiedt. De Franse Gemeenschap biedt in hun Promotion sociale even kwaliteitsvolle lessen Nederlands aan en we zien ook daar mensen evolueren, schitteren en van zichzelf een twee- of meertalige versie maken. Het Huis van het Nederlands heeft niet het monopolie en ik vind het eigenlijk jammer dat ook hier vandaag weer geen verbinding gemaakt wordt met de leerkrachten NT2 in het Franstalig Onderwijs. Wij staan altijd een beetje aan de zijlijn als het over NT2 lessen gaat. Er wordt nooit samengewerkt en ook wij wisten niet dat dit georganiseerd werd. Conventies met Actiris en vooral met het OCMW moeten beter. Er moet rekening mee gehouden worden dat veel cursisten nooit een klas hebben gezien, nooit van een opleiding hebben genoten. Het zijn niet alleen schitterende kansen die aangeboden worden maar deze overheidsinstanties staan vaak veel te ver van de persoon. Dikwijls zou het wijselijker zijn de persoon eerst een alfabetiseringscursus aan te bieden, in andere gevallen een inburgeringscursus. Conventies tussen opleidingen en Actiris/OCMW zouden moeten functioneren met een leerkracht NT2 als verbindend element. Met alle respect voor de mensen die er werken, maar gewoon mensen naar de klas sturen omdat ze toch een opleiding moeten volgen, cijfers te halen en dit zonder naar de situatie van de persoon te kijken, is geen optie en gaat ten koste van de (nieuwe) burger. Ik mis vandaag deze verbinding. Dus, beleidsmakers, Bruzz en anderen : richt jullie aandacht ook op ons in het Franstalig NT2 Onderwijs, verbind en durf de archaïsche systemen van conventies die enkel uit zijn op “zie hoeveel mensen wij naar de cursus Nederlands sturen” in vraag te stellen en te resetten. Kunnen we overigens eens de cijfers “de réussite” opvragen bij Het Huis van het Nederlands, Actiris en OCMW? Zo kunnen we het eens in het licht van de praktijk (in de winkels, bij de MIVB, aan het loket) houden en onze strategieën meer inhoud en richting geven. Tenslotte een tip : NT2 gaat niet alleen over competenties als spreekvaardigheid maar evenzeer om attitudes. Vorige week ben ik met een nieuwe klas gestart. Ook via een conventie. Drie studenten (terwijl het Huis van het Nederlands vol zit) die amper Frans of Engels spreken. Ze komen systematisch te laat en willen telkens opnieuw vroeger door want er zijn de kinderen of er is een niet al te duidelijke thuissituatie. Thuis wordt er niet naar TV in het Nederlands gekeken, er wordt geen tijdschrift in het Nederlands gekocht, een bezoek aan een bibliotheek levert niets op en het is eigenlijk 120 uur per module in een klaslokaal zitten. Als leerkracht kan je daar uiteraard je ding bij zeggen maar ook de overheid die de persoon naar een les Nederlands stuurt én de persoon zelf moeten meer in verbinding staan om duidelijk te stellen wat de bedoeling en de opzet is om een cursus Nederlands te volgen. Je kan ook tools aanreiken om de thuissituatie en de opleiding beter te combineren en in evenwicht te houden. Vraag de mensen ook naar hun doelen, naar hun goestingen, naar hun dromen in hun leven. Durf van cursisten mensen te maken. Meer zelfs, laat het mens zijn in iedere cursist naar boven komen, verbind met het Nederlands en werk samen aan een project in het leven van de persoon die zich aanmeldt om Nederlands te leren. Neem me niet kwalijk maar er zijn veel mensen die gestuurd worden via deze conventies en waarvan ik overtuigd ben dat Nederlands voor hen verloren tijd is. Bij vele profielen zijn andere opleidingen efficiënter voor het integreren in de maatschappij en het vinden van een werk (en niet alleen een job). Als wij kunnen genieten van loopbaanbegeleiding en werktrajecten om ons optimaal te laten functioneren in het werk dat we doen en wat we willen doen, mogen we ook de anderen een stukje van deze taart geven. Krijgen cursisten en ex-cursisten ook inspraak in deze dag? Ik kijk dan ook uit naar de uitkomst van deze dag.

Erwin Abbeloos
14 1

Frida (ABBA).

Frida is een vrouw met pure klasse. Een afwezige blik in de ogen, ogen met weemoed uit het Noorden, een verlegen glimlach en ze is eerder gereserveerd; wanneer ze spreekt, draagt zij die eenzaamheid die de miljoenen gezichten van Scandinaviërs tekenen. Als een gravure van voortdurend lijden die zelfbeheersing kenmerkt. Was Frida een kleur, zou zij absoluut de kleur rood zijn. Rood van vurigheid, passie en bloed. Kleur van de pijn van tranen en de wijsheid in het leven. Rood zoals in vrouwelijkheid en kracht, rood zoals in moed en intelligentie. Frida incarneert deze bron van kracht die uit het innerlijke niets met stille kracht uitbarst en waaraan je je graag verbrandt, jezelf toevertrouwt en jezelf uiteindelijk berust vindt.   Ze zegt van zichzelf dat ze niet zozeer dezelfde persoon is die mensen zien in allerlei videoclips en televisie optredens. Ze is een gevoelig persoon en die gevoeligheid wil ze ook beschermen. Dat komt ook door haar levensparcours. Op die weg ligt veel muziek en ook tegenslag en verdriet heeft haar pad gekruist. Er ligt muziek, liefde, huwelijken, pijnen en dood. Een leven met kinderen, verlies en eenzaamheid. Alles gaat in etappes. En na ieder ongeluk weet zij als geen ander hoe te herboren worden en het ongelukkige te laten rusten daar waar het moet rusten. Frida zegt van zichzelf dat ze alleen maar sterker kon worden door tegenslag. Om uiteindelijk rust te vinden.   Frida is een eenzaam iemand. Ze vindt er haar toevlucht in. Eenzaamheid is als een beschermend huis voor haar waarin ze kan zich herbronnen. Frida heeft eenzaamheid aanvaard als vriend en bondgenoot, niemand ontsnapt aan eenzaamheid. Je leert er ook positief mee om te gaan. Wanneer je even bij jezelf stilstaat is eenzaamheid je beste meester.   Frida heeft een eenzame stem, iets jazzy, haast fluweel, eenzaam en nostalgisch naar vroegere tijden. Binnenin ABBA neemt Frida de meeste nummers die niet als single worden uitgebracht voor haar rekening. Ze speelt de vrouw die getekend is door de gebeurtenissen van het leven. Ze is niet ongevoelig, ze is sterk. Ik denk aan “Knowing Me Knowing You” en evenzeer aan “I wonder” en “Should I Laugh Or Cry”. Nostalgie op zijn felst vind je terug in “Our Last Summer”. Angst in “The Visitors”, de lichtheid van musicals in “I Let The Music Speak” en een afscheid van het leven in “Like An Angel Passing Through My Room”. In “When All Is Said And Done” slaat Frida uiteindelijk opnieuw een bladzijde om. En ook al benijdde ze soms de keuze van leadvocal voor Agnetha in de meeste ABBA-nummers, vervult Frida haar rol als zangeres met elegantie, vastberadenheid en vreugde. Ze is, net als Agnetha, de briljante achtergrond zangeres net zoals Agnetha dat doet voor Frida. Twee zangeressen, twee stemmen, twee persoonlijkheden ook.   Frida is de afwezigheid van een moeder, een zus, een vriendin, een vrouw in het  leven. In “Summer night city” incarneert ze het avontuurlijke en wilde leven dat de nacht zo kenmerkt. Frida is er disco. Frida is disco. Frida speelt de kaart van sensualiteit en verleiding. Frida is een vrije vrouw. Frida mysterious disco queen. Cézanne zei ooit : “Als de kleur haar hoogste rijkdom bereikt, heeft de vorm zijn hoogste volheid”.   Frida beheerst deze volheid die de kleur rood zo kenmerkt, Frida is vol, sensueel en seksueel, Frida spuit lava. Rood van wat verboden is, rood van wat onbereikbaar is, rood van wat in verleiding brengt, rood om zich eraan te verbranden, rood van de intensiteit. Het mysterie en de onthulling ervan. Lichaam en ziel. In “Summer Night City” biedt de nacht alle mogelijkheden, waar ontmoetingen intens en vluchtig zijn en waar ’s ochtends “nothing’s worth remembering” is.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/article-frida-37721233.html  

Erwin Abbeloos
260 0

Perfectie.

Het perfecte huis met de perfecte man, de perfecte baan, de perfecte vrienden, de perfecte avond uit. Allemaal in de perfecte stad. Het perfect dagje uit. De perfecte vakantie. Het perfecte popje. A sorta fairytale.   The perfect ABBA-song. De perfecte maaltijd. De perfecte stilte. De perfecte aankoop. De perfecte vrouw. That perfect dress. The perfect perfume. De perfecte kleur. De perfecte vriend. De perfecte snijboon. De perfecte pint. De perfecte lijn. De perfecte jeans. De perfecte huid. The perfect deal. De perfecte kandidaat. Het perfecte kapsel. The perfect lover. Un plan parfait. Un amour parfait. The perfect dream. Une taille parfaite. L’âge parfait. De perfecte prefect. De perfecte perverse prefect. Het puntje op de “i”. When push comes to shove. Al bij al. « Et alors ? » Het perfecte boek. De perfecte toon. Het perfecte licht. Het perfecte uur. Parfaitement à l’heure. Le moment parfait. Het perfecte misverstand. Een perfect alibi.   De perfide minnaar.   “Tu m’as parfaitement compris”, dit-elle les yeux enragés, « tu sais parfaitement ce que je veux dire ». D’un seul mouvement de la main, elle brisa la fenêtre qui donne sur le boulevard. L’air frais de Paris remplissa ses poumons. Elle ressentait que la maison se libérait de ses angoisses, comme l’air qui s’échappe d’un ballon. Devant une telle rage, il ne pouvait que l’aimer. Elle avait retrouvé sa liberté. Elle avait tué son âme. Elle était belle. Elle était libre.                                                            Rien n’est parfait. La réponse serait-elle dans le passé, le plus que parfait ? A Paris on a la réponse parfaite pour tout.                                                                                        « Viens… on rentre ». Il mit ses bras protecteurs et musclés autour de lui. Il commença à pleuvoir. Il commença à pleurer. Dans cet instant parfait, il l’aimait. Il se sentit protégé et réconforté. Cette nuit-là, pour la première fois depuis longtemps, dans les pleurs de ses yeux, il retrouva le repos tant recherché.

Erwin Abbeloos
0 0

Een vriendin en haar keuken.

Ze slurpte met veel lawaai van haar warme chocomelk. Ze verbrandde haar lippen en vloekte. De twee mensen aan de tafel naast ons gooiden op een hautaine manier de hoofden in de nek. Hun blikken spuwden venijn naar ons. Wat denkt die tafel niet. Ik negeerde hen en vroeg haar verder over haar nieuw appartement. We waren in de keuken beland.   “Er valt niet veel te vertellen over de keuken. Het is een beetje een tegenvaller. De ruimte is hoog en het geheel is ongeveer 3 op 7 meter. Als je er met twee instaat, is het overvol. Toch is er alles wat je nodig hebt; ja, dat durf ik wel zeggen”. Ze zette de warme kop chocolade opzij en stak een sigaret op. Tot grote ergernis van de tafel naast ons. “Ik heb een zelfgemaakte keukentafel met vier barkrukken erbij. Dit idee komt van de vorige eigenaar, een Kristel Vermeylen uit Hoogstraten. Ik heb die nooit gekend maar ze had wel oog voor architectuur, design en ruimte. Aan de witte muren heb ik enkele kruidenposters uit de Flair gehangen. Die hebben hun nut wanneer mensen komen eten. Mensen denken daardoor al snel dat ik mijn gerechten besprenkel en bewerk met al wat op die foto’s staat. Zo laat ik een goede indruk achter, nietwaar”. Ze blies de rook van haar dunne sigaret in mijn ogen. Waarom doe je dat?   “Er hangen ook drie posters van de drie grootste hamburgers die je bij Quick kan verkrijgen : de Giant, de Big Bacon en de Chicken Filet. Un goût plus fort que tout! Het gasfornuis is klein en neemt amper plaats in. Het was een cadeau van Erik T., ken je die nog?” Ze kuchte. Voor ik kon antwoorden, zette ze haar verhaal verder. “Ik heb het nu al een maand of vier en het kookt als geen enkel andere huismoeder. Af en toe kook ik voor mezelf of als ik wil afwassen, ‘zet ik warm water op’. Ik heb helaas geen stromend warm water in de keuken”. Ik knikte.   “Ik heb een open keukenkast. Dat is jong, modern en blits. Maar eigenlijk vind ik dat niet zo praktisch. Ik moet de keukenkast voortdurend uitkuisen, afstoffen of ontvetten en dan is mijn wonderkeuken een mijnenveld van glazen, kommen, borden, kruidenpotjes, potten en pannen. Tof is anders hoor”. Ze vraagt of ik haar wil vergezellen in een Gin Tonic. “Eentje van die dure, komaan, we laten ons eens gaan”. Ze vertelde verder. “Op de vensterbank staan, naast het meest doeltreffende wasmiddel en het meest citroenfrisse afwasmiddel, twee planten die één keer per week een slokje water krijgen met een vitamineproduct erbij. Voor de venster hangt een geel rolgordijn. Dat was ook een idee van die Kristel. Ik doe het alleen naar beneden wanneer het echt warm is. Het gele rolgordijn geeft karakter aan mijn keuken. Geel en grijs zijn de hoofdkleuren in mijn keukenpaleis”. Ze lachte, bestelde twee Gin Tonic, “van die dure” en vertelde verder.   “Om het allemaal wat meer allure te geven, heb ik een blauwe keukenlamp gekocht maar daar heb ik me wat in misrekend; ze hangt nu zo hoog dat je de blauwe kleur van het kapje niet ziet. Jammer want ik heb ze echt gewild maar het mocht niet zijn”. “De grond bestaat uit wit vinyl en ik ben verplicht om elke twee dagen te dweilen zoals een non dat in het klooster doet : op haar knieën! Daar is veel discipline en doorzettingsvermogen voor nodig. Ik heb mijn hoofd al veel tegen de tafel gestoten. In de badkamer ligt hetzelfde vinyl dus dan poets ik de badkamer ook snel”. De Gin Tonics werden geserveerd, we toastten op haar nieuwe woning. “Je moet eens komen eten. Wat doe ik daar veel? Kuisen, dat wel ja, maar ook koken voor vrienden. En afwassen. Ik schrijf er ook aan. Ik heb mijn bureau verplaatst en ik voel me beter hier in de keuken. Het is een kwestie van feeling. Het bureau staat nu in de slaapkamer. Wanneer ik hier schrijf, staat meestal de muziek aan. Ik luister veel naar Madonna. Wat vind jij van Madonna?”   Ze slurpt een dosis gin binnen. “Ik heb het niet zo voor Madonna” antwoord ik. Ze kijkt verschrikt op. “Maar ik al zeker eens komen kijken,” herpak ik me. Ze verslikt zich. “Niet komen kijken, kom eens eten”. Ik zuchtte en beloofde haar binnenkort eens af te spreken.

Erwin Abbeloos
0 0

Waar is Agnetha Fältskog?

Ik voel het aankomen. Het is één van die nachten die op oneindigheid staat. Het is half twee ’s ochtends en ik weet nog steeds niet wat te doen. Na het werk thuiskomen, iets eten, iets drinken en gewoon wat in de zetel zitten werkt niet inspirerend. Ik ben niet moe. Van slapen is geen sprake. Ik zou een boek kunnen lezen om toch maar slaap te vinden maar als ik eerlijk ben, weet ik dat ik niet veel zin heb om te gaan slapen. Nu nog niet. Ik wil nog wat naar muziek luisteren. Ik kan natuurlijk ook naar muziek luisteren terwijl ik in bed lig en dan komt er geen boek bij van pas. Twee activiteiten tegelijkertijd om me te ontspannen is me wat te veel. Naar de radio luisteren in bed is te riskant; ik ben bang dat het toestel oververhit geraakt terwijl ik lig te slapen en ik heb nog geen brandverzekering.   Ik heb liggen zoeken naar “Maybe it was magic” van Agnetha Fältskog maar ik vind het liedje nergens terug. Ik weet wel dat ze op bijna elke cassette staat en dat ik geen enkel bandje mag afspelen of ze duikt op met het nummer, maar nu vind ik haar niet terug. Wat zou het praktisch zijn om gewoon op een knop te drukken om ze te horen waar en vooral wanneer ik dat wil. Dan maar Kate Bush, die zingt iets over “A little light” (of zoiets). De exacte titel ken ik niet; ik ben af en toe te lui om titelnummers op de kartonnetjes van de cassette bandjes te schrijven. Wat zou het praktisch zijn om gewoon songteksten en titelnummers waar en wanneer te vinden. Er heerst geen Kate Bush sfeer vannacht. Allicht omdat ik met “Maybe it was magic” in mijn hoofd zit. Het is één van haar beste solonummers. Vooral inhoudelijk omdat ze hier de ABBA-jaren bewierookt. Het mag geschreven worden dat ze ook slechte nummers heeft. Verder valt er over Agnetha Fältskog niet veel te schrijven.   Morgen is het vrijdag en dat betekent een verlofdag. Ik breek me het hoofd over wat ik zou doen. Eventueel. Ik kan toch proberen vroeg op te staan en naar de wasserij te gaan omdat ze me thuis laten weten hebben dat ik niet moet afkomen met kilo’s vuile was. De wasmachine daar doet het niet meer en ze wachten al een week op iemand van Bauknecht. In de wasserette kan ik rustig de Flair lezen. Zo’n wasbeurt neemt al snel anderhalf uur in beslag. Er werkt een oudere dame die voor iedereen de was insteekt, plooit en netjes teruggeeft. Je mag de winkel niet verlaten. Strijken moet je zelf doen.   Wanneer ik strijk, kan ik naar Radio Contact luisteren. Ze draaien daar een dag voor publicatie de nieuwe single van Madonna.   Maar ik zal uitslapen; ik voel me de laatste dagen niet zo erg fit. Zo staat er een afwas van twee dagen. Nochtans heb de laatste dagen geen al te overdreven lichamelijke inspanningen gedaan, tenzij de bewegingsoefeningen op De Kleine Academie. Ik heb ook niet overdreven gesext, vraag het maar aan Kurt, een gast uit Vlaanderen die hier wat blijft rondhangen. Mijn bioritme is wat in de war gebracht, misschien ligt het aan de lente die in de lucht hangt (witte bloemen, geuren en vrolijke mensen; krolse katten en wulpse teefjes). Ik ben toe aan orde, rust en stilte. Een beetje magie. Een beetje vakantie. En vitaminen. En zon. En geld.   Terwijl ik me ziek zoek naar die onnozele Agnetha, denk ik wat na. Over wat ik nog van het leven verwacht. Ik zou iets werelds kunnen doen, iets waar veel mensen baat bij zouden hebben. Mezelf een imago aanmaken. Een beetje verandering. Met durf. Met lef. Iets anders. Wat zou ik bijvoorbeeld kunnen doen? Voor een tijdschrift werken. Ik heb altijd al voor een tijdschrift willen werken. De Flair, want ik lees dat graag, ik voel me betrokken bij hun visie en hun reportages en ik ben ervan overtuigd dat ik goede artikels zou schrijven. An Brouckmans werkt daar en daar heb ik al eens me gegeten. Een toffe madame. Ze heeft me een tijdje wekelijks de Flair opgestuurd maar nu doet ze dat niet meer. Misschien schrijf ik ooit wel voor Flair. Misschien ook niet.   Ik zou morgen mijn appartement kunnen poetsen. Opruimen en poetsen. Het ligt er nogal vuil bij. En wanneer ik schrijf vuil, dan bedoel ik écht vuil. Voel jij (de lezer) je geroepen om hier af en toe alles eens aan de kant te zetten? Tegen een zeer kleine vergoeding? En de ruiten moeten ook eens gelapt worden.   Ik schreef het al, ik zal weer uitslapen. Hoeveel tijd heb ik niet in bed verloren, gewoon door daar te liggen, terwijl ik na dit leven een leven lang zal kunnen slapen. Mijn vroegere flatgenoot, Erik, met wie ik hier ooit woonde en die nog steeds de sleutel heeft, zal me uit bed bellen en me luiheid verwijten. Ik kan morgen aan Peter vragen wanneer we nog eens gaan autorijden. Ik wil echt mijn rijbewijs halen. En deze keer gaan we niet seksen! Anders geraak ik nooit aan mijn rijbewijs. Morgennamiddag komt Geert over zijn problemen praten. En ik verwacht in de vroege avond Erik en Bart. Ik moet dus van alles in huis hebben. Die mensen moeten iets kunnen eten en drinken. Morgen ligt de nieuwe singel van Madonna in de winkel. “Like a prayer”. Het nummer klinkt alvast goed en de zangeres neemt alweer een andere muzikale richting.   Ik heb hoofdpijn. Ik ben op het werk op een gladde vloer uitgegleden en ik heb mijn hoofd tegen een tafel gestoot. De pijn was niet om te lachen, terwijl mijn collega’s dat wel deden. Ik denk af en toe aan Kurt, die gast uit Vlaanderen. Ik denk aan hem wanneer hij hier niet is. Wat me logisch lijkt. De domste plaat van ABBA was ooit “You owe me on”. “Chiquitita” gaat eigenlijk nog wel.   Blijkbaar wil Agnetha “Maybe it was magic” niet meer zingen. De cassette waarop ik dacht ze te vinden, is af. Misschien kan ik morgen een ticket voor Las Palmas kopen om mijn ex Steven te bespioneren. Ik kan ook in mijn eentje naar Amsterdam gaan. Voor wat avontuur. Die Hollanders en hun seks. Het is me wat!   Wat zou er gebeuren als ik ongemerkt en onaangekondigd uit de running, uit het circuit verdwijnen? Wie zou me niet zoeken! Erik die de sleutel van mijn appartement heeft, zou al luttele briefjes achter gelaten hebben. Bart zou misschien met mijn ouders langs geweest zijn. En dan sta ik daar plotseling terug! Iedereen tussen woede en opluchting. Ik zou die avond mijn hele avontuur moeten vertellen en de volgende dag zou de routine mijn leven alweer domineren. Et j’en ai un peu marre. Ik sta al jaren in het rood en iedere drie maanden moet ik 2000 frank lenen van Erik om een dag op de rekening boven de nul te staan. Wanneer houdt dat op, zeg! Zeg mij, God, wanneer houdt dat op? Ik kan morgen misschien een bijverdienste zoeken, iets waar ik op een niet al te moeilijke en vermoeide manier 3000 frank kan bijverdienen. Tappen. Schrijven. Seksen. Neen, dat laatste niet. Daar ben ik veel te preuts voor. Dan liever een proefreportage voor een tijdschrift. I need the money. En wat ga ik morgenavond doen, wanneer de Peters, de Erikken, de Barten en de Geerten weg zijn? Kurt wil niet uitgaan (hij is niet zo’n café type), en ik wil wel uitgaan (ik ben zo’n café type). Weer alleen in het trieste Rijk der Zinnen.   Ik ga morgen gewoon de nieuwe single van Madonna kopen. Ik kan misschien morgenavond naar Agnetha luisteren. Misschien dat ze toch door magie opduikt. Gewoon thuisblijven. Nog nooit gedaan op een vrijdagavond. En hopend dat er ooit een dag komt waarop ik “Maybe it was magic” meteen vind waar en wanneer ik dat wil.

Erwin Abbeloos
0 0

De vrouw en het kind in de supermarkt. In Brussel.

« Ah, de kleine Dylan ! » hoor ik de man zeggen tegen een klein jongetje dat er wat verloren en goedkoop gekleed bij loopt. “Hoe gaat het met je? Aan het winkelen?” Het is niet al te druk in de supermarkt. “Waar is je mama?” vraagt de man. De kleine Dylan kijkt de man niet aan. Zijn blikken zijn gericht op wat in de rekken staat. Cornflakes. “Ik mag van mama niet tegen jou praten want jij bent een vuile janet”. Zo, dat was gezegd.   “Dylan, kom hier. We gaan naar de kassa”. Een vrouw van rond de dertig trekt aan de arm van het kind. “Ah, ja, een vuile janet”, zegt de man. De vrouw kijkt de man niet aan en zegt tegen het kind dat het moet doorlopen. “Dus, jij wordt zo’n etterke van een kind”. Het kind kijkt verward naar de man. Dan richt hij zich tot de vrouw. “Mooi is dat. Ik kan er mee leven dat een kind tegen me zegt dat ik een vuile janet ben, hoewel ik Dylan er toch op wil wijzen, janet, ok, tot daartoe, daar heeft hij gelijk in maar vuil klopt niet; ik heb me gewassen. Dat doe ik elke dag, ’s morgens en ‘s avonds”. De vrouw maakt aanstalten om door te lopen maar de man houdt haar met scherpe woorden tegen. “Mooi om te zien dat jouw zoon binnen pakweg tien jaar zijn diploma niet zal afmaken, op zijn 16de achter de vuilkar zal lopen, de straten veegt met zo’n stofzuiger van de stad en in zijn vrije tijd wat experimenteert met cannabis en goedkope speed”. De vrouw snuift. “Hoe durf je!” Ze kijkt de man met vurig venijn in de ogen. “Jij moet me niet komen vertellen hoe de toekomst van mijn kind eruit ziet. Jij moet mij en mijn kind met rust laten”. Haat spuwt uit haar mond; de man blijft opvallend kalm. “Ach kind toch”, en loopt rustig verder.  

Erwin Abbeloos
16 0

Visie en geen tunnelvisie meer voor Brussel.

Na de Mayeur/Peraita schandalen blijft de core business van de PS onveranderd : een ééntalige Franstalige Schepen voor Nederlandstalig Onderwijs in de persoon van Faouzia Hariche . Eigen volk eerst. Het klinkt als spierballentaal van het Vlaams Belang mais en français. Uiteindelijk draait het allemaal rond macht. In Brussel is het tijd voor verschuiving en herverdeling.   Ik werk als leerkracht NT2 voor de Franse Gemeenschap. Eerst heb ik moeten bewijzen dat ik de Franse taal machtig was : de Franse Gemeenschap stelde een examen Frans voor. Mijn directeur heeft dat toen tegen kunnen houden omdat ik mijn universitaire diploma’s in Parijs heb behaald. Iemand die rechten heeft gestudeerd in Parijs kan toch wel Frans, neen? Door de laatste hervormingen die de Franse Gemeenschap gehouden heeft, heb ik dan weer moeten bewijzen dat ik het Nederlands machtig was; met een Frans diploma op zak ben je Franstalig, toch? Politiek van andere tijden maar toch nog actueel.   Ik ben nu de trotse eigenaar van het hoogste NT2 certificaat. Als Nederlandstalig geboren zijnde kan dat tellen. Wat van mij als Brusselaar wordt verwacht, moet ook voor Brusselse ambtenaren, schepenen en burgemeesters gelden. Geen ééntaligheid. Geen “geen commentaar”. Geen “Je moet begrijpen dat…”. Brussel heeft nood aan ambtenaren die verbinden, die positieve signalen naar onze jongeren, jong volwassenen en volwassenen sturen, Brussel heeft nood aan gedreven en begeesterde mensen aan het stuur.   Taal is niet de eigendom van de NV-A of het Vlaams Belang. Taal is wat iedereen verbindt, cultiveert en ongelofelijke versies van onszelf maakt. Nederlandstalige Brusselaars doen dat, meer en meer Franstalige Brusselaars ook. Dat is wat Brussel van vandaag naar morgen maakt. En waar we morgen verbinden, kijken we vandaag met verbazing naar gisteren. Om te groeien, om van Brussel en het Gewest een volwaardig Gewest te maken met ambitieuze mensen. Maar evenzeer door de Disneyficatie van onze stad tegen te gaan en ook in te zetten op de rijkdom van het hele Gewest.   Faouzia Hariche heeft allicht andere competenties die de PS elders kan gebruiken. De heisa van de afgelopen dagen kan dat alleen maar beamen : the right woman/man on the right place. Laat ons ook geen heksenjacht openen op deze vrouw.   Laten we van de verkiezingen in oktober in Brussel geen communautaire taalkwestie van maken, laten we de schepen van Nederlandstalige Aangelegenheden op de vingers tikken en haar nalatigheid omtrent communicatie naar de Nederlandstalige Brusselaar of Vlaming die al eens in Brussel komt, proberen te herstellen. Laat haar 100 regels “Ik zal geen taalfouten meer in mijn communicatie naar de burger toelaten” schrijven. 500 regels desnoods. Laten we vooral graaicultuur, eigen-volk-eerst-cultuur, communitarisme en ééntaligheid voor Brussel voorgoed begraven. Laten we niet toegeven aan plat populisme en polarisatie. Maak als politieke partij duidelijk aan de Brusselaars welke voorakkoorden je sluit en met wie.   En tenslotte, een kiezersstrijd kan je ook voeren door niet met modder naar elkaar te gooien. Op 14 oktober komt de afrekening, de dag erna hebben de Brusselaars nood aan mensen met visie, mensen die gedurende hun hele mandaat Brussel leefbaar maken voor iedere burger; iets wat de afgelopen legislatuur toch wat op het appèl ontbrak. Visie en actie. En tweetaligheid. En euh… een nieuw logo misschien ook?

Erwin Abbeloos
1 0

Wie laat vanavond de kat uit?

‘Auto,’ riep ze en verschoof haar groene pion zeven plaatsen verder. ‘Hoezo, auto?’ vroeg ik verbaasd.  ‘Ja, auto. A-U-T-O’. ‘Oké oké, al goed. Toch kan ik het niet echt goedkeuren. Mijn beurt’. Ik gooide de drie dobbelstenen op het speelbord. Er waren in totaal 25 vakjes, elk voorzien van een willekeurig getal tussen 23 en 74.610 en waarin een patroon te vinden was. Tussen enkele cijfervakjes had je zes klinkers van het alfabet, de letters F, L en T en de tweeklanken UI en OE. Er waren maar drie kleuren : geel, groen en paars. Eén vakje had de enige kleur appelblauwzeegroen. Ik telde het aantal stipjes van de dobbelstenen op, dat was 15 en ik schoof mijn pion drie vakjes verder. ‘Weerspiegeling’ zei ik. Ik voegde er ‘scheerapparaat’ aan toe. ‘Hmm,’ gromde ze. ‘Goed gespeeld’. Ze nam een slok van haar limonade. ‘Niet slecht, die nieuwe limonadesmaak, maar ik zou het toch minder zoet maken’. Iemand die  Tina heette, had voor iedereen wat limonade gemaakt en testte deze op de bewoners van de residentie uit. Volgende maand ging haar café open en ze wou uitsluitend zelfgemaakte drankjes serveren, buiten Duvel en Kriek gerekend. Het bier kocht ze aan bij een lokale brouwerij en de koffie was Fare Trade. Mijn vriendin gooide een totaal van vier stipjes, schoof haar pion negen plaatsen verder en zei : ‘Slokdarm! Ik heb gewonnen!’ Ik moet toegeven dat ze slim was in dit spel. Ze berekende haar score en kwam op ‘De verwarming staat veel te hoog’. Jij hebt ‘Ze moest de kat nog uitlaten’. Ze onderstreepte met vastberadenheid haar score. ‘Wie laat er nu een kat uit,’ lachte ze. ‘Volgende keer beter’. Ze stond op, nam de lege glazen en liep naar de keuken. Ik vroeg me telkens weer af wat de bedoeling van het spel was. Ik stond op, liep de kamer uit en zag dat het voor haar alweer tijd was. ‘Tot morgen,’ riep ik nog maar ze hoorde me niet meer. Ze haalde uit naar de hoofdverpleger en ze weigerde haar medicatie te nemen. ‘Ze zeggen dat het paard de koningin zal vertrappelen, hoor me! Hoor me! De koningin herken je aan haar gele bikini, zeg het aan Rik’.  

Erwin Abbeloos
17 0

Brussel sterft en niemand wil het geweten hebben.

In De Volkskrant van 3 augustus publiceert Murat Isik een column over het probleem Airbnb in Amsterdam (https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/de-oplossing-voor-amsterdam-pak-airbnb-eindelijk-eens-serieus-aan~b6fbcc12/ ). De auteur van “Wees onzichtbaar” heeft zeker een punt maar het probleem gaat veel verder en we zien hetzelfde gebeuren in de meeste steden van Europa. Brussel blijft hiervan niet gespaard.   Het geval Airbnb is maar één van de gevolgen van niet alleen een verziekte wegwerpmaatschappij van ‘likes’ en ‘belevenis-on-the-spot’, evenzeer van een op hol geslagen en falend politiek beleid van politieke partijen die niet meer kunnen of willen samenwerken en waar prestige en postjes belangrijker zijn dan een leefbare ruimte waar inwoners, leefruimte en toerisme convergeren.   Ik ben geboren in hartje Brussel. In mijn leven heb ik ruim 15 jaar geflirt met Parijs. Maar een kind komt altijd terug bij zijn moeder, zo kwam ik in 2007 terug naar huis. Dat was Brussel toen : warm, gezellig, volks, menselijk en geruststellend. Ik zag de vooruitgang van haar inwoners, ik zag hoe mensen het elkaar naar de zin maakten en met elkaar praatten, in contact kwamen. Brussel was ook een rustige stad. Niet zo’n saaie stad waar na het avondmaal van 19u niets meer gebeurt, niet zo’n hectische stad waar iedereen in totale onverschilligheid over het hoofd van iedereen kijkt maar waar mensen naar buiten kwamen; mensen gingen op restaurant, op café. De bruine kroegen ten spijt, amuseerden mensen zich. Er werd geleefd in respect naar elkaar, zelfs in de rij om 2 uur ’s nachts aan het frietkot kon je gemakkelijk nog met onbekenden aan de praat gaan en nadien weer op café gaan.     Vandaag ontkomt Brussel ook niet aan het vandalisme van het massatoerisme. De collectieve verkrachting van mijn stad gebeurt niet alleen ’s nachts, in donkere steegjes, in duistere kroegen of in ongewassen lakens van een hotel de passe. Het gebeurt dag in dag uit voor mijn deur, in de voegen van haar straten, over de koppen van haar kasseien, in volle daglicht. Schaamteloos, selfievol, boertig en luidruchtig. Daar waar pendelaars Brussel discreet en met angst voor de grootstad ontvluchten, vallen toeristen van allerlei allooi uit bussen en treinen neer om zich sans retenue over te geven aan goedkoop vertier. Met als gevolg dat Brussel meer een pretpark wordt, een amusante aangelegenheid voor toeristen, eerder dan een stad met gewichtige geschiedenis en cultuur. Vandaag staan mensen liever in rijen aan te schuiven voor een industriële wafel, een prularia van een souvenirwinkel, een overdreven geprezen Gourmet Burger, een kledingstuk van schande bij Primark. Dat is het nieuwe beleven. Mensen denken dat ze een unieke belevenis meemaken maar in werkelijkheid zitten ze in hetzelfde stramien als eenieder lambda persoon. Zelfs op Instagram maken mensen dezelfde foto’s : https://www.onemorething.nl/2018/07/dezelfde-fotos-instagram/ .   Het is sign of times en Airbnb is maar één van de spelers die inzet op het dierlijke van de meeste toeristen. Toeristen met honger naar belevenis, likes en selfies. Niet meer dan dat. Instant satisfaction. Mensen komen niet meer naar Brussel voor haar geschiedenis, voor haar volkse karakter, voor de locals te ontmoeten, voor een rondleiding, voor een museum (zelfs in Antwerpen vinden jongeren de weg niet meer naar kunst : “Voor zowat de helft van de museumbezoekers is een bezoek aan een museum ongewoon : https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2018/08/04/antwerpse-musea-zetten-een-avond-de-deuren-open-tjidens-museumna/  ). Mensen zijn bedwelmd door de vrije markt, kopen, eten en drinken van hetzelfde en razen door de hoofdstad als op hol geslagen vee. Een gulzig monster dat de grenzen van fatsoen niet meer waardeert. Niet voor zichzelf, nog minder voor een ander. Langs de andere kant zie je dezelfde trend terugkeren in de horeca en vooral in de retail : mensen moeten kost wat kost werken, de klant boet in kwaliteit in. Men neemt kwaliteit in service en goederen niet meer zo nauw. Why should I care? Tell me, really, why should I care, care for you?   Net als in Amsterdam is het Disney Brussel 24u op 24 open. Het massatoerisme bedwelmt ons door de Ryanairs, de Flexibussen, de Izzy’s en de zoveel andere goedkopere low cost initiatieven. Onlangs nam ik de Thalys naar Parijs. Ik ging voor drie weken schrijven in de Franse lichtstad. Ik was de enige die twee koffers meehad, en ik reisde 1ste klasse. Rondom mij zag ik alleen maar een rugzakje, een handtas of een tas voor de computer. Een vreemde ervaring. Reizen was vroeger iets dat je lang vooruit plande, je spaarde ervoor, je had connecties in het buitenland. Je keek ernaar uit. Je leefde er naartoe. Vandaag ligt de hele wereld niet meer in onze achtertuin maar in onze woning.   Is ons leven dan gemakkelijker geworden? Allicht wel. We hebben aan comfort gewonnen maar we hebben onze kritische geest verloren. We hebben het fatsoen voor onze voorouders en het respect voor de natuur verloren. De meeste van die toeristen die ik iedere dag in mijn straat zie en die ik ook tegenkom in de column van Murat Isik lijken deze tendens van het tomeloze handelen en lege denken te onderschrijven.   Iedere avond heb je op de warme kasseien van de Brusselse Grote Markt honderden mensen die elkaar onderling treffen voor enkele uurtjes lachen, praten… en drinken. Op zich niets mis mee. Ik kan betreuren dat deze mensen de Brusselse kroegen niet meer beleven en ik kon daar redelijk pissed off over zijn maar ik heb het gelaten voor wat het is. Alleen wanneer diezelfde mensen naar huis gaan, laten ze een berg afval achter, gewoon daar, op de grond. Hetzelfde zie je op bv. festivals (Werchter, Tomorrowland..) waar mensen tenten, frigoboxen en allerlei plastic achterlaten want waarom zou ik alles weer moeten opruimen? Onlangs ben ik met enkele vrienden naar de Abdij van het Ter Kamerenbos gegaan om gezellig samen iets te drinken. Er staan enkele tafels, er is een bar met basic eten en drinken en eco-toiletten. Er waren veel families met kinderen en ook veel mensen met linnen ecozakken (én met opschrift : “Moi, je suis ecolo. Je trie”). Wanneer die mensen dan weggingen, lieten die gewoon alles staan op de tafels. Met een beetje wind en alles waait over naar het park, de bomen… kortom, naar onze stad, onze gezamenlijke leefruimte. Het is zoals die mensen die het nooit kunnen laten hun voeten op de banken in de metro te zetten. Alors quoi, c’est quoi ton problème?   Moet dan achter iedere burger blauw staan? Ik ben geen voorstander van repressief blauw maar met dergelijke attitude is het alsof al die goedbedoelde en goedlachse mensen donkerblauw op straat willen. Wat is er toch met de civilisatie gebeurd…   Mensen zouden heropgevoed kunnen worden. Mensen zijn niet meer kritisch. Mensen staan niet meer stil bij het gewone van het dagelijkse leven, mensen zijn blind geworden voor zichzelf en voor elkaar. Ik kan me niet van de indruk onttrekken dat er ergens in overdracht van fatsoen en van kennis, iets wat generaties met elkaar doen, iets verkeerd is gelopen. Wat is er gebeurd? Wie zijn die toeristen die achteloos met hun vuile voeten onze steden vertrappelen? Zijn het onze jongeren? Zijn het mensen van mijn generatie? Zijn het mensen die nooit iets beleven in hun leven? Hebben ze een specifiek sociaal profiel? Wie maakt onze steden kapot door wansmakelijk gedrag? Zijn wij locals even schuldig want wij verhuren toch aan Airbnb…? Wie denkt alleen op de wereld te zijn, onoverwinnelijk en onbedwingbaar te zijn en het je m’en foutisme te prediken? Wie, wie toch?   Je ziet het ook hoe (gewone) mensen de stad beleven : niemand gaat nog naar de film, tenzij iets in de trend van Mamma Mia Here We Go Again. Iets gemakkelijks, iets wat je meteen kan consumeren. Vergeten the following week. Georges Jetter, mede-uitbater van de inmiddels gesloten Actor’s Studio Cinema, zegt zelf dat het centrum meer een aangelegenheid is geworden voor toeristen (https://www.bruzz.be/film/bioscoop-actors-studio-sluit-2018-07-29 en verdere analyses rond dit artikel in dezelfde media).   Kortom, er is iets gebeurd in de stad dat we hebben zien aankomen, iets wat we niet verhinderd hebben en dat vandaag in etter gegroeid is. Brussel heeft generaties Brusselaars gekend die het zwanzen en het goedlachse leven kenmerkte. De meeste van die Brusselaars zijn vertrokken. Een stad evolueert, een stad groeit, een stad ontvangt generaties. Maar het is vandaag dat ik met tranen in de ogen en woede in de vuisten naar zoveel leegte, zoveel debiliteit en zoveel belediging kijk en hoe een stadsmens, een Brusselaar, een burger van de wereld, het zwijgen wordt opgelegd door gemakzucht en individualiteit. Het is iets wat gebeurt, het is iets van onze tijd. We zien het, we beleven het maar we doen niets meer. Of is het monster al zo groot geworden dat het niet meer te temmen valt?   Mensen heropvoeden. De schuld treft evenzeer hoe politiek de stad en het bestuur inkleurt. Brussel wordt bestuurd door een burgemeester die de burgers niet hebben gekozen. Dat kan al tellen. De huidige en ook de vorige burgemeester ziet Brussel eerder als een pretpark, een Franstalig Disney (zie bv. het ééntalige gangsterlogo van de stad), een tempel van fast en furious vertier. Een bestuur zonder visie voor openbare ruimte (Het slaperige De Mint, de kale betonnen pleinen aan de Opera, De Brouckère en het idee alleen al voor vier ondergrondse parkings). Een bestuur zonder gevoel voor de stad. Een bestuur met koele sympathie voor de burgers. Een bestuur dat liever restaurantketens de stad laat bezetten dan lokale talenten te ondersteunen. In hartje Brussel vind je zelfs geen enkele bakker, geen enkele beenhouwer meer. Toerisme is een belangrijke bron van inkomen voor een stad, voor de kas te spijzen, de mensen aan het werk te krijgen en eigen geschiedenis voelbaar te maken. Alleen lijkt dit bestuur louter voor gadgets te gaan eerder dan voor duurzame belevenis en kwaliteitsvolle lokale investering met visie op Brussel.   Het Amsterdam van Murat Isik is onherkenbaar geworden. Voor de burgers van Venetië, Rome of pakweg Barcelona gebeurt hetzelfde. Brussel gaat dezelfde richting uit. Brussel is altijd een speelbal geweest tussen verschillende lagen bestuur, nu eens in het Nederlands maar dan zint het de Franstaligen niet en omgekeerd. Brussel sterft, of moet ik schrijven : het Brussel dat Brussel zou kunnen zijn, is aan het sterven. Tenzij onze Brusselaars opstaan et qu’on laisse à nouveau chanter et bruxeller Bruxelles.  

Erwin Abbeloos
39 0

De Morgen en De Zalm.

Zware onweders hebben gisteren de Franse hoofdstad Parijs geteisterd. Verschillende straten stonden daardoor blank. Na de hittegolf volgden de onweersbuien en die hebben lelijk huisgehouden. Zo werden bomen ontworteld, en liepen straten en metrostations onder water. Dit is een berichtgeving op de website van De Morgen, in samenwerking met VTM : https://www.demorgen.be/buitenland/parijse-straten-blank-na-zwaar-onweer-b28472b2/   Wanneer ik de volgende woorden uit het artikel haal, krijgen we dit : ‘Zware onweders’, ‘Parijs geteisterd’, ‘lelijk huisgehouden’, ‘bomen ontworteld’ en ‘straten en metrostations liepen onder water’.   Apocalyps in de lichtstad. Parijs in staat van ontbinding. Dit artikel is een typisch voorbeeld van hoe je feiten kan verdraaien, hoe je dingen zoveel maal erger kan maken dan dat ze eigenlijk zijn.   Ik ben op dit ogenblik in Parijs, al 10 dagen en ik blijf hier nog 2 weken. Het artikel dateert van zaterdag 28 juli. Vandaag is het zondag 29 juli, is het op het middaguur alweer 20 graden en wordt het alsmaar warmer en warmer. De hittegolf was hier te voelen vanaf woensdag. De temperaturen bleven stijgen en de piek was op vrijdag bereikt.   Op vrijdagavond begon het inderdaad te regenen en te hagelen, afgewisseld met bliksemflitsen en wat gerommel in de hemel. Er was geen sprake van knallen die je van hier tot in Keulen kon horen, eerder een urenlang gebrom vanuit de wolken dat zich buiten de grenzen van het ‘75’ afspeelde.   Op de video zie je geen ontwortelde bomen en onderwater gelopen straten en metrostations. We zien overigens geen enkel metrostation, laat staan een ondergelopen metrostation. En geteisterd… ja, dat is wel zware woordenschat voor wat eigenlijk heet een heftige regenval met hagel.   Ik weet dat het komkommertijd is, de wereld lijkt stil te staan en er is inderdaad een pak regen en hagel gevallen, ook hier in hartje Parijs. Maar het afdoen als een geteisterd rampgebied vind ik persoonlijk er wel wat over. Het is hier helemaal zo niet gebeurd. Ook die banale video van een riolering die zoveel wateroverlast niet kan houden doet niet veel terzake. Tenzij je de hele opzet van het artikel verandert en iets wil schrijven over een overgelopen straatje in Parijs.   Met alle respect voor de auteur van het artikel, Rob Van herck.   Ik mag hopen dat De Morgen in de nabije toekomst, vol uitdagingen door verkiezingen (lokaal, nationaal en Europees), met Bannon en gevaarlijk populisme dat aan onze voordeuren staat, niet alleen serieuzere berichtgeving verschaft maar ook kritischer schrijft en informatie tiendubbel checkt.   En dat de zalm niet met de stroom meezwemt. Prettige zomer!   http://erwinabbeloos.over-blog.com/  

Erwin Abbeloos
201 0

Madonna Woman of the Year 2016 (Billboard).

Wat weten we over Madonna ? Wat weten we over Madonna de zangeres en wat weten we over Madonna de vrouw achter de zangeres? Ik laat het aan het internet over om een beknopte geschiedenis van haar carrière te lezen. Wat we wél weten is dat Madonna volgende maand 60 wordt en wat we misschien niet weten : Madonna was Billboard’s Woman of the Year 2016. Who cares hoor ik het al. Woman of the year, dat klinkt een beetje als de werknemer van de maand. En wat met al die andere werknemers… of artiesten? Een Youtube filmpje wakkerde mijn nieuwsgierigheid aan. Zoals bij iedereen afgelopen nacht kreunden de muren van mijn slaapkamer onder de hitte en was in slaap vallen totaal niet mogelijk. Ik keek naar wat live performances van haar. Het mag gezegd worden dat haar shows puur amusement en genieten is. Na drie keer verschillende dansversies van ‘Vogue’ gestreamd te hebben, zonder me te hebben verveeld of te hebben gegeeuwd, was de volgende video : “Madonna Woman of the Year 2016”. Het begon een beetje als business as usual. Queen Madonna wordt op het podium gevraagd, krijgt een denderend applaus, krijgt een beeldje. En dan vraagt ze om stilte. Haar eerste woorden waren niet echt origineel : ‘I always feel better with something hard between my legs’, refererend naar haar award en heel even dacht ik : oké, gaan we die toer weer op, een druk op ‘next’ en zo naar een volgende versie van ‘Vogue’. Maar dan veranderde alles. Ondanks de lelijke facelift die ze sinds enkele jaren heeft ondergaan (het resultaat van haar MDNA Skincare?), verscheen een streng kijkende Madonna op de scène. Voor het eerst sinds 1982 – sinds 1982! – zag ik een Madonna die, figuurlijk naakt, open en bloot haar verhaal kwam vertellen. Over die jonge Madonna eind jaren ’70 tot de vrouw van vandaag. ‘I stand before you as a doormat. Oh, I mean, as a female entertainer. Thank you for acknowledging my ability to continue my career for 34 years in the face of blatant sexism and misogyny and constant bullying and relentless abuse’. De toon was gezet. De beginjaren in New York waren niet zo romantisch als sommige biografieën laten doorschijnen. Maar al deze ervaringen hebben haar ook gesterkt en ‘ (…) it also reminded me that I am vulnerable’. Sterk! ‘There are no rules — if you’re a boy. If you’re a girl, you have to play the game. (…) Be what men want you to be. (…) I was called a whore and a witch. One headline compared me to Satan. I said, ‘Wait a minute, isn’t Prince running around with fishnets and high heels and lipstick with his butt hanging out?’ Yes, he was. But he was a man. This was the first time I truly understood women do not have the same freedom as men’. Madonna werd emotioneel : ‘It’s not so much about receiving this award as it is having this opportunity to stand before you and say thank you. Not only to the people who have loved and supported me along the way, you have no idea…you have no idea how much your support means’.   En dan kon ik met verbazing alweer gaan slapen. Verbaasd omdat ik geen zelfbeklag heb gehoord, omdat ze niet in het hokje van 60-jarige vrouw wil geduwd worden door feministen die haar pathetisch vinden. They just don’t get it. Madonna is zeker niet de perfectie en dat zegt ze ook niet. Natuurlijk zijn er artistieke misstappen en persoonlijk vind ik de ‘MDNA skin care’ er ver over maar hey, it’s business and you’re adult enough if you want to buy that shit. De dagcrème uit de Lidl doet ook wonderen (if not even more..). Wat een man mag, mag een vrouw ook. Een constante in haar songs en haar carrière. Something t oremember.   Link :  https://www.youtube.com/watch?v=c6Xgbh2E0NM&t=64s http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
0 0

Kassa 4

Kassa 4. Aan kassa 4 staan geen klanten. Ik heb een mandje met fruit, witte wijn en Italiaanse delicatessen. Aan de kassa zit een vrouw met een hoofddoek. Ze zegt “Bonjour” maar kijkt me niet aan. Ik zeg “Bonjour” terug. Mijn mandje is 24,56 euro waard. Dat zegt ze ook zonder me aan te kijken. Ik geef een briefje van 50 euro. Op de rolband legt ze het wisselgeld terug. ‘Bonne journée’ zegt ze, zonder me aan te kijken. ‘Bonne journée’ zeg ik haar en ik verlaat de winkel.   Kassa 4. Aan kassa 4 staan geen klanten. Ik heb een mandje met fruit, witte wijn en Italiaanse delicatessen. Aan de kassa zit een oudere dame, grijsblond of blondgrijs, ik merk het verschil niet meer, ik schat haar leeftijd rond de 60. Ze zegt ‘Bonjour’, glimlacht en begint te scannen. Ik zeg ‘Bonjour’ terug. Mijn mandje is 24,56 euro waard. Dat zegt ze me terwijl ze me het bedrag op haar display toont. Ik geef een briefje van 50 euro. Ze geeft me mijn wisselgeld in mijn handen terug. Ik wens haar ‘Bonne journée’, ze wenst me ‘Bonne journée’ terug.   Kassa 4. Aan kassa 4 staan geen klanten. Ik heb een mandje met fruit, witte wijn en Italiaanse delicatessen. Aan de kassa zit een jongeman, ik schat rond de 20, luidop de mérites van voetballer Mbappé te loven tegenover een collega. Ik zeg ‘Bonjour’, de jongeman prevelt, zonder me aan te kijken, een ‘Bonjour’, scant mijn producten en praat verder. Ik heb het raden naar de prijs. Ik geef een briefje van 50 euro. Hij legt het wisselgeld op de rolband, zegt snel een ‘Bonne journée”, staat op en gaat verder praten bij zijn collega.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/    

Erwin Abbeloos
21 1

Nederlands in Brussel.

In het hippe centrum van Brussel ligt een trendy bar waar het na het werk gezellig rondhangen is. Voor eten zou ik hier niet stoppen, een prijzige smaakloze afgekoelde pasta levert niet de juiste culinaire belevenis – het is zo’n bar waar je de koffie, de thee, de muffin en het drankje met onuitspreekbare naam en waarvan je nog nooit gehoord hebt niet zomaar benut, je moét het beleven. Toch weet ik de plek te appreciëren, de wijn is er lekker, er hangt een ongedwongen sfeer en op één serveuse na die écht alles doet om onvriendelijk te zijn, zou ik wel een positieve recensie schrijven op Tripadvisor. De eigenaar van het concept blijkt uit Frankrijk te komen (zoals tegenwoordig veel horeca door Fransen wordt opgekocht), met leerschool in Parijs en het établissement heeft dit hangen : “Cherche étudiant(e), connaissance français et anglais. Néerlandais apprécié”. Daar stond het. Daar beleefde ik het weer. Ik ben al na meerdere mokerslagen opnieuw opgestaan en doorgegaan en ik heb de naweeën ervan altijd met filosofisch tegenwoord weten te beschrijven. Zelfs met humor want Nederlands ligt gevoelig. Ik ben herleid tot een appreciatie, een bijrol in een commercieel succesverhaal, een voetnota op een aanwervingsbord, een derderangs (klote) klant. Een klant die Nederlands spreekt. Djeezes, man! Ach, appreciatie is de troostprijs. We hebben ons best gedaan maar het is ons niet gelukt. En jullie Nederlandstaligen spreken toch allemaal een handig mondje Frans en Engels? Toch? Je weet toch dat het daar niet over gaat. Toch? Als ik mijn geapprecieerd worden niet zou herleiden tot iets om te lachen (humor), was ik geheid een “sale flamand”, een ambetante gast die het nu wel érg doordrijft. Eentje van de NVA zeker? Of van het Taalactiecomité. Laat me het dan met humor en met de nodige filosofie aanpakken. In de Delhaize op de Anspachlaan begrijpt niemand wat “Mag ik een zak alstublieft?” betekent, tenzij die enige Bulgaarse of Roemeense, misschien een vrouw van Russische afkomst, aan de kassa. Bij Paul weet de verkoopster niet wat een boterkoek is, bij Panos weten ze ook niet wat een volkorenbrood is. Bij Club is het verloren moeite te vragen waar de agenda’s liggen, in de biowinkel is het stilzwijgend afrekenen en verder communiceren in gebarentaal, een klantenkaart aanvragen bij DI? Vergeet het maar. In de Inno slaat de verkoopster in paniek wanneer ik zeg dat mijn aankoop voor een cadeautje is. In Rituals wordt naast elkaar gepraat. Niet alleen in de privé, ook in het openbaar Brussels bestuur getuigt communicatie in de andere landstaal van incompetentie. Voor een burgemeester ligt de letter “K” moeilijk en ook de informatie op de bouwwerf van de voetgangerszone wordt niet meegegeven zonder spelfouten. Ziek worden, de dood in de ogen beleef je maar beter niet in een Brussels ziekenhuis. Toch om te lachen allemaal? Toch? Cijfers, iemand begroeten, producten kennen die je verkoopt, iemand bedanken… het zijn allemaal simpele en dagelijkse belevenissen die toch zo moeilijk liggen. Ik lach mijn Franstalige vrienden niet uit. Ik zie er wel de humor van in – sommige spellingsfouten zijn écht schitterend trouwens, ik zou het zelf niet beter gevonden hebben! Mij maakt het niet uit of je het Nederlands wel dan niet beheert. Je m’en tape! Waar ik niet tegen kan is me “sale flamand” noemen, me geapprecieerd laten weten (wat van mij dan weer die moeilijke gast maakt), reacties op een Vlaams liedje in een bar : “C’est quoi ça?” of, “C’est quoi cette merde?”. Dat zijn reacties die kwetsen. Ik ben ook maar een Belg. Waarom is het toch zo moeilijk voor een deel van de Brusselse bevolking om, ik zeg maar, een opleiding Nederlands te volgen, zich te interesseren voor de andere cultuur, verbinden in plaats van schimpen. Ik begrijp de onkunde. Ik begrijp dat het Franstalig Onderwijs niet altijd de juiste keuzes biedt. Ik begrijp dat het Nederlandstalig Onderwijs kwaliteitsonderwijs is. Laat ons onze wonden helen. Laat ons meer zijn dan gewoon elkaar te appreciëren, laat ons meer zijn dan scheldwoorden en desinteresse. Laat ons nieuwsgierig zijn naar elkaar. Geef elkaar meer dan woordenlijstjes en grijze grammatica. Geef ons elkaar België terug. Geef ons elkaar Brussel terug. En laat het ons niet in handen geven van gevaarlijke domme politici. http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
0 1

Kritisch blijven denken

In het Brussels Gewest, in de groene gemeente Sint-Lambrechts Woluwe, heeft de school Singelijn in 2017 besloten om geen aandacht meer te schenken aan Moederdag en Vaderdag. Populistische reacties bleven niet uit : het hellevuur kwam weer van de islam. Zo dachten en schreven veel mensen hun ongenoegen uit op sociale media. In een later bericht stond te lezen dat het een beslissing is geweest waar de school al jaren over nadacht. De school had immers opgemerkt dat het klassieke gezin ‘mama + papa + kind’ niet meer het enige model was, niet alleen in de Singelijn maar ook in onze Belgische samenleving. Langs islamitische hoek kwam dan even populistisch (uit)gelach in de column “Niets is pittiger dan een nieuwsfeitje dat een multiculti- of islamstaartje krijgt” van Yasmien Naciri in De Morgen van 12 mei 2017.   Ik kan de school geen ongelijk geven maar was het niet beter geweest de communicatie beter te verzorgen en duidelijk te maken waarover het ging? Wij Belgen zijn de schatbewaarders van onze volkse tradities, iets als “Moederkesdag” neem je niet zomaar weg. Want dat dachten de mensen, dat hun Moeder-Vaderdag op het altaar van de multiculti lag om onverdoofd als een halalschaap afgemaakt te worden. Kijk naar de heisa rond Sinterklaas en zijn Zwarte Piet, of verbaas jezelf over het feit dat in bepaalde kringen niet meer gesproken mag worden over de Kerstvakantie of de Paasvakantie maar dat het gaat over de Wintervakantie en de Lentevakantie. Ook de benaming Kerstmarkt in het hartje van Brussel heeft zijn ziel moeten verkopen aan het platte Winterpret.   Het Rode Kruis organiseert jaarlijks een stickeractie die veel bijval treft bij de Belgen. Dit jaar stonden de Kiekeboes in de kijker. Zo leren we dat blonde Fanny een mond-aan-mond reddingsactie op het strand onderneemt. Op de achtergrond veinzen alle mannen flauw te vallen om ook door de bekoorlijke Fanny geanimeerd te mogen worden. Alle mannen.. en een vrouw (een lesbische dan nog wel, zo schrijven de kranten). Het Rode Kruis heeft besloten deze vrouw weg te laten omdat, na raadpleging en overleg, de mensen echt niet zouden begrijpen waarom die vrouw mee flauw valt. Deuh!   Het valt te betreuren dat de Singelijn niet met een alternatief is gekomen. Waarom niet een dag om alle ouders (lees : ieder volwassenen die zich met de opvoeding van het kind bezig houdt) van alle kinderen in de bloemen te zetten? Wie beslist eigenlijk over Moeder- en Vaderdag? Of is dat iets voor het ministerie van Volksgezondheid waar ook al eens de ‘mayonaisewet’ op de overlegtafel kwam? Dat het Rode Kruis niet in staat is om uit te leggen aan hun mensen dat er anno 2017 – en al héél lang – ook vrouwen zijn die graag door vrouwen gekust worden, baart ook zorgen. Iets simpel als bonjour wordt in een handomdraai met de gom weggeveegd. Een lesbische vrouw laten zien, dat doe je toch niet?   Wat scheelt er met onze Belgische maatschappij? Waar is onze openheid en waar is ons kritisch denken en argumenteren gebleven? We hebben grootse dingen gedaan in ons klein landje : van euthanasie tot homohuwelijk. En ook de islam heeft een plaats naast onze kerktoren gekregen. Ligt het aan de generatie “Likers en Volgers”, ligt het aan de media? Ligt het aan de platvloerse politiek, ligt het aan de VTM-cultuur zoals Arno het ooit zo prachtig zei? Gaan we nu zo verder, dat we niet meer nadenken over wat we schrijven, over wat we denken? Gaan we onze vrijheden van schrijven en denken compromitteren door plat populisme gekruid met angst en ‘wat we zelf doen, doen we beter’ te hanteren? Voor zo’n maatschappij pas ik. Voor een kritische, vrije en constructieve maatschappij blijf ik schrijven. Nu weet u dat ook.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/  

Erwin Abbeloos
0 0

Het rode slipje.

Ze stapte alsof ze te laat ging zijn op een afspraak maar het waren haar zenuwen die haar passen op dreef hielden. Misschien was het gewoon de koude winter die over Weesdonck gevallen was en die haar op de hielen zat. Uit haar jas nam ze een opgevouwen papiertje met het juiste adres. Hier had ze geen afspraak maar hier moest ze wel zijn. Ze liep naar de deur en belde aan. Ze herschikte nog snel even haar blonde haren. Was ze nu gisteren toch naar de kapper geweest maar ze had zich met enkele mensen en haar vriend liggen suf neuken bij haar thuis. Er kwam niemand open doen. Na een minuut belde ze nog eens aan. Deze keer met aandrang, iets langer dan de eerste keer. Ze hoorde een deur open en weer dicht gaan. Een stoere vrouw deed de deur open en begroette haar. “Ah, jij bent het”. Ze glimlachte onwennig, zei hallo en opende haar grote handtas. “Ik denk dat je deze gisteren vergeten bent”. Ze gaf de vrouw een rood slipje waar vooraan een kunstpenis was vastgehecht. “Ooh, dank je wel”. De stoere vrouw nam de lingerie aan en vroeg of ze even binnen wou komen voor een kop koffie. Of een pintje. Of iets anders. Ze bedankte. “Ik heb een afspraak bij de kapper. Een andere keer misschien”. De stoere vrouw glimlachte terwijl ze de kunstpenis als een volrijpe courgette in haar handen vast hield. Het rode slipje bengelde er wat onhandig aan. “Ik heb het niet gewassen” zei ze nog. “Oh, maar dat is prima. Ik doe dat wel. Wat fijn van je om snel even langs te komen. Ik apprecieer het enorm”. “Dan ga ik maar,” zei ze zelfverzekerd alsof ze te laat ging zijn op een afspraak. “Tot een volgende keer misschien”. “Ja, misschien wel”, zei de vrouw met de dildo in haar handen en ze verdween achter de gesloten deur. Ze was opgelucht. Ze liep de voortuin uit. Wat een knap huis, dacht ze nog, hoewel ze door haar zenuwen niet veel van het huis heeft kunnen bekijken. Hier is geld. Ze stak haar verkleumde handen in haar veel te grote groene fluo jas en liep vastberaden naar haar auto die een straat verderop stond geparkeerd. Vreemd, dacht ze bij zichzelf terwijl ze met de sleutel de deur van haar oude Toyota opende, die vrouw heb ik nog nooit gezien. Het was toch een triootje met twee mannen?   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
44 0

Wie is Mirthe?

Mirthe lag thuis in bed. Haar leven was niet echt opwindend te noemen. Tien jaar geleden is ze naar dit Vlaams boerendorp gekomen om weg te zijn van het platvloers achterland waar het leven bestond uit bidden en op de boerderij werken. Ze had geprobeerd rechten te studeren maar ze was niet verder gekomen dan een cursus Snit en Naad via een advertentie dat ze in een of ander vrouwenblad had gevonden. Zo maakte ze als geen ander dekbedjes voor nieuw geborenen, sierde ze het hele huis met kanten prularia en stopte ze de kousen voor het hele gezin. Dat was goedkoper, geen cent teveel dat in haar huishouden werd uitgegeven.   Mirthe deed het allemaal zonder erbij stil te staan en algauw werd ze geprezen om haar door God ingegeven natuurtalent. Haar bedeesdheid breide ze weg en haar kijk op de wereld vormde ze met de roddelblaadjes die ze kreeg van de buren. Het fascineerde haar te lezen hoe haar tv-helden met glans en glitter door het leven gingen, her en der op feestjes verschenen, vechtscheidingen aangingen en miljoenen dollars opstreken door gewoon te zijn. De saaiheid en de verveling in haar leven woog zwaar, ze voelde zich voortdurend depressief en wist geeneens waar het vandaan kwam. Ze wou graag een andere uitdaging aangaan, iets doen voor zichzelf, iets waarmee ze zich verbonden kon voelen. Een werk, een nieuw geloof, een nieuwe God, maakte niet uit.                                     Een rare vrouw die Mirthe. Ze keurde mijn levensstijl af. Niet dat ze zichzelf preuts of ouderwets vond, ze noemde zichzelf eerder vooruitstrevend conservatief. Dat zei ze wanneer iemand naar haar levensstijl vroeg. Ze vond dat er in het leven dingen zijn die niet strookten met een waardig en voorbeeldig leven te leiden. Ze wist van mijn duizenden sekspartners, mijn cocaïne-feestjes en hoe ik mijn visie op de liefde niet al te nauw nam. Dat wist ze. Dat leerde ze uit al die verhalen in de boekjes. Mannen die van de lusten van andere mannen hielden, homofielen, deugden niet. Zo wist ze het zeker van mij. Trouwens, voor haar deugde onze hele familie niet. Die moeder die altijd op haar kap zat, ’t is maar goed dat ze gestorven is. En dan die zus met haar zingen. Wat een gekweel! En maar miljoenen verdienen. Van mijn broer Ronald vond ze dat de glans er na twintig jaar samen leven, af was. Hij was net ontslagen en nu zaten ze allebei zonder werk. Ze wist dat die oude moeder geld op de bank staan had. Dat plan liet ze aan Ronald over. Ze had andere dingen te regelen. Ze had haar eigen leven te regelen.                    Een hele tijd al dacht ze er sterk aan een ander geloof aan te nemen. Al had ze goede herinneringen aan het zingen en het bidden in de kerk van het dorp. Iedere zondag en als het even kon ook op zaterdagavond, ging ze naar de misviering terwijl haar vriendinnen bezopen onder cafétafels lagen. Dat hoorde toch niet voor een zichzelf respecterende vrouw? Neen, het samen zijn in de kerk met enkele dorpsgenoten gaf haar voldoening, maakte haar sterk en zo begreep ze wat vrouwen écht moesten betekenen eens het gebedsuurtje voorbij was en zij haar nieuwe energie buiten de deuren van de kerk kon laten gelden. Een mens moet zijn waarden kennen, vrouwen moeten hun plaats kennen.                         De laatste maanden waren er barsten in haar geloof gekomen. Wat moest ze met die kerk waar niemand nog naartoe ging? En hoe ver stond de priester niet van de gelovigen? En dan al die schandalen en al dat geld waarvan zij nooit een euro zag. Mooi is dat, dacht ze! Nu ze zelf in geldnood dreigde te geraken. Van een aalmoes was ze niet gediend. En ze heeft altijd gevonden dat ze recht had op meer. De islam zou me nog kunnen bekoren, heeft ze me ooit een toevertrouwd ze. Daar geven mensen nog, eten, drinken, het is allemaal gegeven.   Ik heb haar sindsdien nooit meer gesproken, ze heeft de rug naar me toe gekeerd. Zoals het de islam belieft.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/  

Erwin Abbeloos
0 0

Let's talk!

I had diner at my local favorite Thai restaurant. A city boy like me doesn’t like to cook every day, catching up with friends is far more entertaining than standing in that magazine kitchen I don’t have. The room was crowded and the staff gave me a nice table next to their working space and next to a table with eleven people; yes, I’ve counted them between my aperitif and my order. Eleven Flemish speaking people in a restaurant in the heart of Brussels is as rare as finding that guy that suits you perfectly.   I was kind of intrigued. Who are these people? They seemed to be more colleagues than close friends. The few conversations I could pick up didn’t mention broken hearts or NSA experiences. Unfortunately I couldn’t pick up enough words to understand what they were talking about. Amongst them was one Flemish speaking veiled young girl. I noticed that. And I thought : well, they’re probably teachers who welcome non-native speakers to learn to understand and to speak Dutch. The meal I had was fine, the drinks were fine, my evening out was perfect. But back home I couldn’t help thinking : why didn’t I go to ask them what they do in life since I’m also a teacher. What brings them here? Instead of making a first move, I made up so many scenarios in my head. And I missed an opportunity of talking to people, to hear their story. I invented their history, I classified them (the veiled woman, the guy with the baseball basket is probably gay, the girl with the blond hair looks so common, how can one be dressed like that and so on).   I’ve noticed we don’t talk to each other anymore. When I go out clubbing and we stand in the smoker room, we just smoke, we look away or we look at each other without looking. Are we afraid? Have we become social media avatars? Do we really need our smartphone to actually get in contact with that guy standing next to us? Is all communication lost? Are we looking for perfection?   We live in a strange world. We strive for perfection. The perfect home with the perfect man, the perfect job, the perfect friends, the perfect evening out. We live in the perfect city. We have a perfect day, we live the perfect holiday. The perfect ABBA-song. The perfect meal. The perfect silence. The perfect underwear we bought. That perfect shirt. The perfect body. The perfect perfume. The perfect color. The perfect friend. Even the perfect haricot is important in our lives. The perfect beer. In perfect shape. The perfect jeans. The perfect skin. The perfect deal. The perfect candidate. The perfect haircut. The perfect lover. A perfect plan. Un amour parfait. The perfect dream. The perfect size. Size matters. The perfect age.   When push comes to shove, only then it’s time to talk. But do we talk? Do we dare to talk? Or do we just throw the other in the bin? Do we feel that our ego is in danger?   The perfect book. The perfect tone. The perfect light. Perfect timing. Perfectly right on time. The perfect moment. The perfect misunderstanding. The perfect alibi. I missed out a chance to widen my horizons, to adjust my opinion – I’m a guy who always wants to have the last word -, and to take me or eleven people to new levels. A lot of people don’t talk anymore. They imagine. A lot of people don’t feel anymore, they only (screen)touch. A lot of people run away from other people who might need us, and then we cry in silence at home because solitude has become a friend. We judge books by their covers. We don’t read the first chapter anymore. It’s sign of times.   What can be more fulfilling in a life than to go and talk to people we don’t know, to open a secret door that we never dared to open, talking to that guy in full leather, talking to that slut you see all the time, having a no virtual chat with some rubber skinheads, the sneaker freak and even with the party boy. Having a drink with that old queen who lived in the gay scene for more than 40 years. Sharing experience with HIV positive people, sharing experience on how we use Prep. We’d be surprised how great we become when we share knowledge.   If we don’t read the first chapter anymore, if we stay in our own perfect world, then our world is a cold world like a ghost town. We easily reject people. It hurts. When reading the first chapter, you can always put the book back on the shelf when it doesn’t suit. By reading the first chapter, it’s also your own book that’s been written. It’s also sharing a part of your pages. It’s that perfect encounter that pops up when unexpected.   I recently met a great guy. He’s not perfect, I’m not perfect but the book is open. Love always finds its way, trust me. There’s a whole new book to read and to write. And as for us at Alpha Tribe Magazine, we open a lot to new experiences on our pages and the events we attend. You’d be surprised of the library you discover!   http://erwinabbeloos.over-blog.com/  

Erwin Abbeloos
0 0

Hoofddoek bij de politie... een andere opinie

In het virulente opiniestuk « Geen hoofddoek bij de politie ? Eerst maar eens die blinddoek afzetten” in De Morgen van 22 mei 2017 wijst Yasmien Naciri op irritante manier en met polariserende vinger op het zoveelste hoofddoekendebat in België (nummer 384 by the way), op de neutrale positie van de overheid en dat uiteindelijk uitdraait op het nutteloze 385ste hoofddoekendebat.   In het stukje staan voor mijn vrijzinnige en vrije ogen veel tegenstrijdigheden, ongemakkelijke onwaardigheden en her en der merk ik een zorgwekkend gebrek aan kennis van de wetgeving, of zelfs wat er in het verleden van het Belgische volk geleefd heeft; misschien ook gebrek aan empathie voor de maatschappij waarin zij leeft – wat an sich in het échte debat niet telt -, met als resultaat een populistisch aaneenrijgen van ingebeelde jacht-op-moslim, valse waarheden en een onbeduidend opjagen van zij tegen ons.   Doorheen het gezeur van het opiniestuk heeft Naciri wel een punt waar ze allicht achterstaat maar dat lees je niet in haar column, nl. dat het artikel 9 van het EVRM (Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden) duidelijk de fundamenten van godsdienstvrijheid uittekent en waar ik zelf als vrije en vrijzinnige burger volledig achter sta. In Artikel 9 staat o.a. geschreven dat de overheid gedwongen wordt tot een a-religieuze houding en dat op zich godsdienst – en bij uitbreiding religie – een irrelevante factor bij het uitoefenen van haar taken is. Zo zien we ook dat de Europese Grondwet geen melding maakt van de katholieke roots van Europa.   Religie is macht. En waar macht is, mag ook tegenmacht (contre pouvoir) zijn, whether you like it or not.   Het opiniestuk valt verder wat in gemakzucht door kritiek op Theo Francken (NV-A). Zucht. Naciri spreekt van een probleem maar dat is pure polarisatie want er is geen probleem. En hoewel wetgeving altijd in beweging is, en zeker niet written in stone is, niets wat ik lees kan iets bijbrengen om ook maar iets te veranderen. Het Calimero-gehalte in de column, het aloude gezeur over, - hè hè weer die hoofddoek – brengt niets nieuws aan het debat terwijl Naciri perfect weet dat het niet over hoofddoeken in se gaat maar over religieuze symbolen. Religieuze symboliek brengt immers sterke boodschappen over en beroert een volk. Symboliek vertelt niet zo neutrale verhalen aan mensen. Symboliek kan tellen. Symboliek geldt daar waar macht niet sterk genoeg is.   Ik kom iedere dag in contact met moslims en moslima’s, evenzeer met mensen die een ander geloof dan geen geloof belijden. Het was ooit anders : ik heb gewerkt in een wijkgezondheidscentrum waar voor mijn aanwerving aan een bijna totaal gesluierde moslima gevraagd werd of het geen probleem zou zijn om met mij in één ruimte te werken. Gelukkig mocht ik er zijn. Een andere gesluierde collega  weigerde me de hand te schudden en daar ben ik toen heel fel van geschrokken omdat de hand van iemand schudden iets menselijks is, iets van de maatschappij is. Deze symboliek maakte me duidelijk dat ik vies was.   In een blogstuk schrijf ik dat ik bang ben. Ik maak me zorgen over de nieuwe wereldorde, over hoe met alle gemak gemakzuchtig en destructief leiderschap vandaag gehanteerd, bespeeld en gepromoot wordt; ik ben bezorgd over het plat populisme dat scoort bij de mensen. Tussen Trump, Macron en De Wever vermeld ik ook Naciri omdat haar bijdrage geen enkel constructief debat opstart, omdat het ook de moslims en de moslima’s die ik ken afschildert als individuen die neutraliteit van de overheid niet zouden respecteren, de Belgen niet zouden waarderen. Het stukje stelt mijns inziens moslims en moslima’s in een slecht daglicht. Ach, het zijn gekende marketing truckjes, toch?   We leven in pure populistische tijden. Populisten geven vrijkaarten aan mensen met slechte bedoelingen en simplistische opvattingen, aan kritiekloze losers en zwart-wit denkers. Wanneer Fatima – maar ook Rita als moslima of devote christene maar dat lees je niet bij Naciri… - met hoofddoek of kruisje (lees : religieus symbool) zichzelf boven de neutraliteit zet waar haar openbare functie voor staat en zij bijvoorbeeld weigert een hand te schudden of samen te werken met een man, dan heb ik een probleem met die overheid die zij uitstraalt. Omdat de symboliek in religieuze uiterlijke tekenen ook macht vertoont vanuit een door God gegeven dogma. En dat de schending van de scheiding der Machten daar ligt.   Het merendeel van de Belgen heeft geen probleem met de islam. Voor de Belgen hoort de islam thuis in hetzelfde huisje van het katholicisme, een religie die hun zielen jaren lang geteisterd heeft. De Belgen lopen nog met de wonden die de nonnen en de paters hebben toegebracht en daar heb je echt geen processen voor nodig om dit in onze maatschappij te voelen. De Belgen willen geen religie als macht meer, de Belgen willen godsdienst als een sublieme en persoonlijke belevenis waar het goed wonen is voor de ziel. Naciri mag eens leren de dingen in historisch perspectief te schrijven, eens werkelijk te kijken waar de Belgen vandaan komen. Kijk naar hun ziel, kijk naar hun verleden, niet naar hun geschiedenis dat je leest in de boeken. Luister naar de Belgen, luister naar hun gebrokenheid, naar hun godsvrees en luister naar hun verwoeste levens. Misschien moet je zelf eens de blinddoek afdoen. En tenslotte, voor wat het waard is, Vrouwe Justitia draagt nét juist die blinddoek om ook jou te beschermen.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/  

Erwin Abbeloos
22 0

Just ask!

In zijn advertentie staat, naast zijn leeftijd – 24 – en een foto, geschreven : « Just ask!”.   Ik : If I’d ask, what would you tell? Hij : I don’t know, what would you ask? Ik : Well, I’m asking now, what would you tell? Hij : ??? (niemand begint een zin met enkele vraagteken, dat is iets voor arrogante losers vol pretentie) What would I tell what? Ik : I don’t know, I’m asking you since you ask me “Just ask!”. So, I ask. Hij : I don’t get your point. Ik : Well, I’m asking you. Hij : this conversation is driving me mad! What are you up to? Ik : I don’t know, I’m asking you. Hij : I’m here for fun. Ik : That’s a coincidence, so am I. Hij : I don’t think you want the same fun as me. Ik : Just ask! Hij : I’m off. Ik : Well, you could’ve asked. Hij : Ok, let me try : what are you looking for? Ik : Fun. Hij : Is that all? What kind of fun? Ik : I don’t know, I’m asking you. Hij : This is not gonna work. Ik : You’ll never know if you never ask… Hij : You seem to be a smartass, you seem to know it all. Ik : Is that so? What makes you say that? Hij : You never answer my questioning. You avoid in a smart way what I want to know. It’s driving me mad. Ik : Yes, but I asked and it’s actually you who never answers. You invite me to ask you, and then you don’t say it. I must admit, your profile is a bit confusing. Hij : Confusing?! Me? Ik : No, not you, your profile. Hij : But I’m my profile, I created it. Ik : That’s’ why I ask. Hij : Ask what?!?! Ik : I don’t know, you asked me to ask you. Hij : sigh…. I agree… Would you like to meet for a coffee? I’ll pay. Ik : I thought you’d never ask! Hij : You’re funny. Ik : I’m not but you can always ask. Hij : To be funny? Ik : Yes. Hij : I want you to be funny when we meet. Ik : Just ask!   http://erwinabbeloos.over-blog.com/  

Erwin Abbeloos
0 0

You know what I mean

I wish I could write you a lovesong To show you the way I feel   _________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________   _________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________   _________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________   _________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________   _________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________   _________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________   Seems you don’t like to listen   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
12 0

U heeft (1) ongelezen bericht.

Meestal ben ik Rachelle. Profiel : achteraan in de veertig, roodkleurig van haar (geverfd), lang gedragen en zacht gekruld (ingezet), niet echt een verzorgde snit, ook niet vormloos, gewoon lekker in de war. Ik ben eigenares van een kledingzaak voor babies in Marseille en mensen zeggen wel eens dat ik de Elizabeth Taylor van het Zuiden ben : mannen ja, mannen die blijven, ze zouden wel willen, één man die blijft, neen. Op één uitzondering na. Ben één keer getrouwd geweest maar het huisje-tuintje leven was niet voor me weggelegd. Daarom heb ik besloten de mannen niet te ondergaan maar ik zou wel laten weten dat er een Rachelle in Marseille is en heel land zou het weten.   Mijn gevoelens laat ik meestal thuis, mannen zijn alleen uit op wat ik achter mijn slipje hou, hoe vervelend ik dat ook vind. Ik werk in mijn eigen kledingzaak en heb onlangs een jong meisje aangeworven, Wardia, net afgestudeerd en die ik naar mijn hand en de warmte van mijn slipje kan draaien. Maar zover raakt ze niet. Ik heb al vaak gemerkt dat haar hete blik naar mijn wulps lichaam lonkt maar daar ga ik niet op in. Ik kom gewoon iedere avond langs om de kassa te maken. Ik weet dat Wardia vurig verlangt aangepakt te worden in de achterboetiek, zelfs wanneer er nog enkele moeders in de winkel rondhangen. Ik laat ze maar sidderen. Wie weet ga ik er ooit wel eens op in. Eigenlijk haat ik kinderen en mijn lievelingsfilm is nog steeds “Rosemary’s baby”. Ik ben allergisch aan de goede moraal die in mijn stad heerst. Doe dit en niet dat. Nog een beetje en ik verhuis naar andere oorden.   Na de sluiting ga ik meestal een glaasje drinken in het buurtcafé, “La balançoire mystérieuse” waar ook enkele vriendinnen van me vrijwel de hele avond rondhangen. Ook de commissaris komt hier al eens binnenwandelen voor een gezellig vrouwenonderonsje. En ook hier geldt de achterboetiek als een geprivilegieerde ontmoetingsplek voor enkele happy afters avec finition. De diensters bedienen veelal de wenken van het mannelijk schoon dan de glazen die ik bestel. Lang blijf ik dan ook niet hangen en al snel wandel ik halfzat naar mijn appartement waar ik in mijn eentje op het internet surf.   Daar zit ik. In de linkerhand een klassieker, gin-tonic, de rechterhand klaar met pen en papier om telefoonnummers te noteren. Mijn kut is nog ijskoud maar dat ligt aan de animator die me leven inblaast.   Rachelle is een virtuele sexbom die nooit zal ontploffen bij gebrek aan ontsteking en haar enige vrienden zijn enkele goed geschapen rubberen speeltjes die ze verkiest boven zinloze conversaties met van huis weggelopen mannen. Daar heeft ze toch niets aan, altijd dat gezaag over hun saaie wijven en lastige kinderen en hoe slecht het gaat op het werk. Neen, geef haar de aandacht van het wereldwijde web en ze zal zelf wereldwijd ontvankelijk zijn.   Heerlijk is dat, daar ligt ze te genieten van zoveel aandacht. Daar ligt ze, licht gekleed als een onbereikbare en onzichtbare sexgodin boodschappen te sturen naar mannen die ze niet kent. Mannen die ze ook niet wil kennen. De eerste gin-tonic wordt al snel gevolgd door een volgende gin-tonic, niet zonder eerst wat champagne koel te zetten. Als afsluiter van de dag. Rachelle rookt lange fijne sigaren met een lichte geur van vanille die de kamer kleurt. Haar stem heeft het elegante timbre van een vervallen Jeanne Moreau.   De ongebreidelde vrouwelijkheid van Rachelle gaat dwars door het scherm heen en komt sluipend in menig Franse huiskamer binnen waar enkele eenzaam geworden mannen hopen op een virtuele aai, een wilde fantasie of gewoon een reële ontmoeting. René is zo’n kwijler. René Le Quéler. Een klein stukje mensenverdriet van amper een meter zestig, kalend en fel behaard, inclusief nek en rug. Hij kent alleen maar supermarktslipjes en goedkope parfum. Profiel : stoere bink, donkerharig en felgebruind, één meter tachtig, met kennis van het leven, zoekt amoureus avontuur. Sportief, gecultiveerd, reist veel, kaderlid en blablabla.   Doch, het oog van Rachelle is als het oog van God : Rachelle ziet alles. Rachelle is een mythe. Virtueel althans want in het dagelijkse leven is ze gewoon niemand. Daarbuiten bestaat ze niet. Ze weet ook dat René Le Quéler een gemakkelijke prooi is om haar lusten aan te wakkeren en te laten duren. Dat zijn de spelregels van animatie. Nog even een slok van de gin-tonic. Slurp slurp.   Iedere avond is De Kwijler daar. Met lieve woordjes, met attentvolle uitspraken, met offers om de godin gunstig te blijven, met pogingen tot een afspraakje. Die man schreef op een dag dat hij speciaal zijn agenda voor haar een week had opengelaten om elkaar te ontmoeten. Maar Rachelle gaat nooit in op afspraken. Hoe kan ze ook? Niet alleen blijft ze liever thuis om met haar poes te spelen maar wat als René ontdekt dat ik Rachelle ben, een niet onknappe jongeman die ’s avonds wat bijklust om de huur te kunnen betalen.   “Rachelle, ik moet je iets bekennen”. Met iemand die iets te bekennen heeft aan Rachelle valt het ergste te vrezen. En het ergste was geschied. Iedereen weet dat Rachelle haar winkel heeft in de “Rue neuve” van Marseille heeft. Ik persoonlijk ken deze stad niet maar iedere grootstad heeft wel een belangrijke winkelstraat waar her en der een kledingzaak is voor babies. “Ik ben naar je winkel gekomen, Rachelle”. Ik schrik me een aap. Mij komen opzoeken? En wat was er dan te zien? “Ah ja…?” vraag ik vertwijfelend. “Rachelle, ik heb je winkel gezien en ik kon het me niet laten binnen te kijken in de hoop jou te zien”. Het geluk van de man was oprecht. Ik vroeg wat hij precies gezien had. “Rachelle, je bent de mooiste vrouw die ik ooit heb gezien, je bent zo goddelijk als je jezelf beschrijft iedere avond. Je bent een geschenk van de puurheid van de natuur. Wat doet zo’n mooie vrouw als jij iedere avond alleen? Je zou duizenden mannen gelukkig kunnen maken”. Dat wist ze wel en dat deed ze ook.   Het werd tijd om van de goddelijke verschijning een ijskoningin te maken. Een collega, Muriel 7 vroeg  me uit en grinnikte. “Ik heb die ook al gehad en hij sprak veel lof over jou. Als een jaloerse Muriel kan ik dit uiteraard niet hebben dus blijf ik hem uitvragen naar wat die del van een Rachelle wel heeft wat ik niet heb”. “Rachelle… ik hou van jou”. Daar was het. Daar stond het virtueel geschreven, oprecht en overtuigend. Iets waar de schrijver van dit stuk zelf naar verlangde. Ik hou van jou. Het gaf me virtuele voldoening. Zo vergat ikzelf een beetje mijn eigen ongeluk. Ik kon de grens tussen het bijklussen en mijn eigen eenzaamheid verheffen om later die avond gelukzalig naar huis te gaan en weten dat het nog kan gebeuren. En te beseffen dat er ergens nog wel iemand is die van me houdt.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
0 0

De keerzijde van Toernée minérale

1 maart klokslag middernacht. Het geluid van het ontkurken van een fles cava weergalmt eindelijk nog eens in mijn keuken. Gekoeld coupeke klaar, enkele gekruide en in blokjes gesneden Brugse kaas om het alcoholgif dat zolang uit mijn lijf verdreven is, wat tegengas te geven. Ik hef het glas op mijn wilskracht, mijn doorzettingsvermogen, op het streng geweest zijn voor mezelf om een maand lang geen alcohol te drinken. Het smaakt. Het smaakt naar “back to my roots”, enfin ik moet nu ook niet overdreven, meer naar een “Darling, I’m back home!”. En toch vraag ik me af : waarom eigenlijk. Ik bedoel…   Waarom Tournée minérale. Waarom ga ik of all people als een verloren gewaand schaap mee in de kudde van honderdduizenden Belgen die een maand lang niet drinken? Wat is eigenlijk de drijfveer bij al die mensen? Gezondheid maar dat staat met persbericht via een woordvoerder die de bevindingen van De Ingeschrevenen naar buiten brengt. ’t Zal wel zijn, gezondheid. Met alle respect maar is dit antwoord al niet in se verkronkeld in de hele omslag van het gebeuren omdat er inderdaad niets gezond is aan alcohol? Hier leer ik niets bij, al is het maar dat mensen vandaag nog steeds, of misschien beangstigend meer en meer in kudde leven, blindelings ja zeggen of erger nog, niet meer kritisch staan tegenover eigen verzuchtingen.   De meerderheid van de Tournéemineralers kennen weinig of geen problemen met alcohol. Kan tellen, hoewel Tournée minérale, naar ik meen, geen surrogaat voor de AA wil zijn. De hele opzet is om de tijd van een maand stil te staan bij je eigen alcoholgebruik- en gewoontes. Lovenswaardig initiatief, dat wel.   We leven in vreemde tijden. Beangstigende tijden waarin politiek Macht gebruikt om het peuple in het gareel te houden, een tua culpa op de borstkas te slaan en mensen af te houden van pijnlijkere zaken die het belang van eenieder aangaat. Het volk mag zich niet (meer) amuseren tot court. Fais pas ci et fais pas ça. It’s about macht. Volksstemmerij. Een “ik weet wat goed voor je is want jij weet het niet”. De overheid als controlerend apparaat.   Ik zeg maar wat : is er iemand die zich bekommert om de gezondheid van het personeel in grote parfumwinkels waar werknemers uren lang vertoeven in de walmen van parfums, blushpoeders en psssshht-bussen? Is er iemand die zich bekommert om de rugklachten van die fietsende 'werknemers' die met kilo’s eten en drank op de rug door de stad rijden?   Zeggen dat Tournée minérale naast de kwestie is, is een beetje kort door de bocht. Het is altijd een positieve onderneming om een duw te geven naar eigen reflectie. Maar de uitwerking mist een beetje zijn doel en lijkt meer op een attractie pour amuser le peuple, om het volk te bedwingen, om het volk ergens naar toe te leiden (geld storten voor de Stichting tegen kanker) en om later overbodige gezondheidslijnen uit te krijten; ik zeg maar wat,  als iedereen als reden om deel te nemen het belang van zijn of haar gezondheid opgeeft, krijgen we geheid binnen zes maanden de aanmanende overheidsvinger, in de vorm van persberichten, brochures, websites en toolkits van het ministerie van Volksgezondheid over het gebruik en de gewoontes van alcoholgebruik en blijven de échte alcoholiekers in de kou van de AA staan.   Waarom dan Tournée minérale voor mij? Ik wou bij mezelf eens checken of ik wilskracht kan tonen. Ik lijd namelijk aan uitstelgedrag en ik geef nogal snel op. Tournée minérale leek me de ideale truc om mezelf op korte termijn te onderwerpen aan iets groots en zichtbaars zonder mijn geest of mijn persoonlijkheid te ondermijnen. De motivatie kon worden aangewakkerd door de nieuwsbrief en de enkele mensen rondom mij die meededen. Ik zeg maar : ik wil me niet schuldig voelen over het glaasje wijn dat ik thuis na twaalf uur werken drink. Ik wil me niet schuldig voelen omdat ik me al eens laat gaan tijdens een weekend. Mensen die me kennen weten dat ik mijn lichaam tamelijk goed onderhoud, hoewel het slapen beter kan; mijn lichaam is echter geen heilige tempel.   Conclusie : ik zou niet meteen roepen : “Volksmanipulatie!”, ik heb deze maand met water weggespoeld, mijn doel is bereikt en ik kan weer een beetje trots op mezelf zijn. Een slag binnen voor mijn doorzettingsvermogen. Daar drink ik op!   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
19 0

De kleine wereld van Eric G.

Mijn lijf ligt verlamd op een koud bed. Als dood staar ik voor me uit. Geen toekomst, geen perspectieven. Alleen hier en nu. Het bed stinkt naar de mufheid van ongewassen lakens. Ik lig hier zonder jou met jou. Ik heb heimwee naar de toekomst. Heimwee naar beschadiging dat vandaag de contouren van mijn ziel zo kenmerkt. Heimwee naar dat allesoverheersend moment van verslagenheid en van aanvaarden dat jij er niet meer bent. Ik heb pijn aan de herinnering van de toekomst, het is in die toekomst dat ik jou met pijn zal herinneren en mijn beschadigde ziel heeft pijn nodig. Ik heb pijn nodig om te voelen. Ik heb pijn nodig om jou te voelen. De incompleetheid van mijn ziel braakt de leegte vol met slechte mannen, chems, alcohol, vrouwen zonder parfum en zoek geraakte woorden in een Moleskine schriftje. Ik zal denken aan jou, aan ons. Aan zovele anderen. Maar waarom? Ik zal denken aan de verdovende momenten van de chems. Aan wat gefantaseerd was en wat echt is. Aan de muziek. Aan de geuren van uitgeblazen kaarsen zoals op het einde van geslaagde feestjes. Aan het ochtendgloren op het einde van elk geslaagd feestje. Aan de stilte en het lawaai. En dan opnieuw aan ons en zien hoe je niet meer bestaat, zien hoe je in de onmogelijkheid van je eigen leven leeft, zien hoe jouw mistroostigheid je veroudert, verlelijkt, vertekent en verderft, ten spijt van nog enkele jaren van verrukking, verrijking, verwondering en verbazing.   Mijn lichaam is geen tempel. Mijn lichaam is geen heilig huis. Stilte, bezinning en wierook beheersen mijn lichaam niet. Mijn lichaam is mijn lichaam. Mijn lichaam is gewild en verstoten, bereden en gegeseld, versierd en bespuwd, voldaan, betraand, verjaard, bedaard, getroost ook. Mijn lichaam is een afgeleefd huis in verval en vandaag in herstel.   Ik voel me als een leeg en verlaten huis met gebroken vensters. Eindelijk.   De vochtigheid sijpelt in iedere ader. Mijn lijf doet zeer. Mijn lijf verkrampt van zoveel vochtigheid. Het huilt in mij zoals het regent in dat huis. Berusting is op komst.   Ik zie je profiel op een dating site met een foto waarop je charmant maar fake en haast kinderlijk glimlacht. Je liegt met zes jaar over je leeftijd en je hebt net je baard geverfd. Maskers dragen is altijd je sterkte geweest. Net als je onmogelijkheid tot emotie over te gaan. Vluchten. Verbergen. Genegenheid zoeken, verkeerde signalen geven. Je foto verbergt zoveel pijn, je foto is dezelfde foto van zovele andere foto’s die ik ook van jou heb gekregen – aan een dagelijks ritme overigens : ‘Zie me graag!’, ‘Hou van mij!’, ‘Help mij!’. Hetzelfde verdwalen, dezelfde onmogelijkheid om thuis te komen. Je profiel op de site is het masker dat je alle dagen draagt. Het mooi willen overkomen. Het liegen en bedriegen van jezelf. Opnieuw zal één iemand blijven, opnieuw zal weer niemand blijven. ‘Ga weg!’, ‘Ik verlang je niet!’, ‘Ik heb je nooit verlangd!’, ‘Je begrijpt me niet!’. Opnieuw zal één iemand gekwetst zijn. Maar dan heeft hij het toch zelf gezocht, toch? Zo zou je dat toch verwoorden, toch? Zo totaal geen verantwoordelijkheid dragen, dat is je ding, toch? Et tu as bientôt 46 ans.   De liefde van een moeder en de aandacht van een vader nooit ontvangen. Het missen van een veilige thuishaven. Het niet ervaren van seropositief zijn. Het risicovol gedrag. Het lichamen beschadigen. Geen werk. Geen stabiliteit. Geen emotie. Alleen in de armen van losse scharrels die enkele weken blijven. Ik had een groot huis voor ons willen bouwen. Ik had een groot huis voor ons willen bouwen. Of neen, we hadden samen een groot huis kunnen bouwen omdat we allebei een groot huis willen.   Ik mis je. I really do. Waarom... Ik ben een winnaar, je bent een loser. Hoe duidelijker kan het nog zijn. Het staat op onze lijven gebrandmerkt, jouw ziek lijf dat je graag weggeeft, mijn herstellend lijf dat begeerd wordt. Mijn lijf is geen tempel, neen. En jij bent geen god. Jij bent als een giftig gas dat het leven van anderen binnensluipt en onzichtbaar vermoordt.   Ik zie je met een ander. Gisteren nog en morgen misschien dezelfde en de dag daarna allicht een andere. En iedere dag sta je op die dating site. Met je fake zelf. En je bent zo broos. Zo verloren. Zo gebroken. En uiteindelijk zo alleen. Mistroostigheid huist in je lichaam. Ik heb geen medelijden met jou Ik heb me verbrand aan je innerlijke, je hebt me verstoten en nu pak ik de koffers. Nu breek ik met jou mijn vensters, sloop ik de muren die je rondom mij hebt gebouwd en ga ik ademen in evenwicht.   Ik zie doorheen het scherm de breekbaarheid in je lichtblauwe ogen, ik zie zoveel pijn. Hier, aan de onbereikbaarheid van je virtuele blauwe ogen huizen mijn angsten. Nu je weer helemaal virtueel openbaar bent, is er de angst dat een ander jou zal helen, door er te zijn, met woorden, met fantasieën, met seks, met knuffels en met ontbijt. De angst dat een ander jou zal troosten. Terwijl de (her)stellingen aan jouw huis worden opgesteld, brokkelt mijn huis steen per steen af.   Eindelijk.   Ik wou je zo graag herstellen.. omdat ik dacht dat ik met jou mezelf ook kon herstellen. Ik wou zoveel met jou. Je bent, net als ik, gebroken. Twee gevaarlijke gelijken kunnen elkaar nooit tegenkomen of ze moeten elkaar en enkel en alleen elkaar tegenkomen maar zover ben jij niet. Jij blijft opgesloten, ik ben vrij.   Jij wil dat huis niet uit. Jij kijkt met je gebroken blauwe ogen door gesloten ramen, jij hebt de kracht niet om met vertrouwen of zelfs met liefde voor mij je ramen te breken. Jij sluit me uit, alle deuren op slot. Je blijft binnen. Je blijft in de valse geborgenheid van een gefantaseerde wereld, waar niets moet, waar alles en iedereen kan. Waar je lijf, afgetakeld en bereden, probeert op pillen en poeders te overleven. Waar je liegt over je lijf, waar je je lijf camoufleert. Ik wil daar niet leven. Ik wil niet leven in vertoning. Ik wil niet leven waar het gefantaseerde uitdraait op een ontwaken vol walging, spijt en een zielig vertoon van “help mij”. Waar een warm woord voor mij misplaatst zou zijn. Waar ik tenslotte niet meer zal blijven aanbellen en je tenslotte achterlaat in je, mag het even vulgair, eigen stront.   Ik heb geprobeerd. Ik heb gegeven. Mijn lijf is geen heilige tempel, mijn ziel is dat ook niet. Mijn leven evenmin. Maar het voelt verdomd goed aan buiten de gebroken vensters te vertoeven.   Ik ga doorheen mijn gebroken vensters. Naar een ander, naar een andere wereld. Kijk goed naar buiten, blijf goed naar buiten kijken. Kijk hoe ik daar met de anderen speel. Kom je ooit ook nog buiten spelen? En zou je dan toch nog met mij komen spelen?   Ik hou van jou.   Ik zucht. Welk monster huist er in jou? En welk monster huist er in mij? Welk ander monster dan ik zal je ooit opeten?   http://erwinabbeloos.over-blog.com/  

Erwin Abbeloos
0 0

De drinkfontein

Aan de overkant van het huis staat een publiek kraantje. Eigenlijk staan er drie kraantjes netjes naast elkaar. Eentje met water op normale temperatuur, een ander kraantje met gekoeld water en het laatste kraantje geeft heerlijk gekoeld bruisend kraantjeswater. Nergens staat aangeduid dat het water drinkbaar is maar onduidelijke pictogrammen met druppels en bubbels laten verstaan dat je hier je dorst kan lessen. Boven die enkele pictogrammen hangt het logo van de watermaatschappij. Sommige mensen vinden het vreemd, zo’n waterfontein in de stad, gratis en voor niks. Dat zijn meestal omhooggevallen individuen die alles en iedereen wat maar publiek is ontvluchten. Nochtans zie ik ze elke dag met dezelfde achterdocht als waren ze een bange zwarte kat rond de waterfontein draaien, de kraantjes betasten en er zijn zelfs mensen die nog beter gekleed gaan en die de kraantjes besnuffelen, niet eerst zonder rond te kijken of niemand hen ziet. Stel je voor zeg. Je zou maar iemand tegenkomen die je kent, een goede vriend of een collega van het bureau. Andere mensen geven minder show en komen routineus aangelopen met kleine lege flesjes. Het ene station uit, het andere waterstation in. Nog andere mensen verwarren al eens drinkfontein met badkamer en hoewel niemand uit de kleren gaat, blijft het zich wassen tot het verfrissen van het zweterige gelaat en stinkende oksels. Eén zeldzame keer heeft een vrouw er haar voeten gewassen.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
0 0

Excuseer meneer (3)

Het was een hete zomer geweest, een voor hem onuitstaanbaar seizoen. De ondraaglijke hitte, het overdreven enthousiasme van de mensen, de lompe toeristen en de zatte tienerkoppen die hun zattigheid ’s nachts onder zijn venster uitbraakten. Hij kon er niet meer tegen. Hij kon niet meer tegen zoveel oppervlakkigheid die de zomer altijd bloot legde. De zomer haalde het slechtste uit de mensen. Iedereen moest op vakantie geweest zijn, iedereen moest dat orange-bruin kleurtje hebben, iedereen moest België uitgegaan zijn. Hij deed er niet aan mee. Brussel was voor hem een vakantie die al die anderen nooit zouden kunnen hebben. Hij kende de geheimen van de stad, geheimen die hij nooit met zijn vrienden zou delen. Ze moesten eens weten…   Maar vandaag was het anders. Het was 26 augustus en het regende. Het regende alsof het november was, of maart. Hij was blij. Vanuit zijn venster zag hij ze lopen, de mensen, verdreven door regendruppels die uit een witte hemel met miljoenen aantal op de Brusselse kinderkoppen neervielen. Tijd om naar buiten te gaan.   Aan zijn deur stonden drie mensen in blauwe plastieken zakken gehuld te schuilen voor de regen. Ook dat nog. Ze schrokken toen hij met opzet het hekken nogal fel opendeed. Ze stonden als een barrière voor hem en een licht excuus zijnentwege deed hen ietwat opzij schuiven. ‘Voorouait, fraach het aan dese meneehr’ zei een ietwat oudere dame tegen een jongeman. ‘Dach meneehr, we sijn op soek naahr de Grawnd Plees’. Naast hem stond een jong meisje verveeld in het rond te kijken. ‘De wat?’ vroeg hij geamuseerd. ‘De Grawnd Plees. Het sou hierh in de buurht moeten sijn maahr ve finden het nerghens’. Sad, oh so sad…   ‘U gaat neemt deze straat naar boven, tot aan het kruispunt. Daar gaat u naar rechts. U neemt de metro richting Erasmus of Weststation, maakt niet uit. U stapt af in Graaf van Vlaanderen. Daar is een grote markt’ zei hij met een glimlach op het gezicht. ‘Nou, dat is heel fijn van u, meneehr!’ joelde de oudere vrouw. ‘Ja,’ vervolgde de jongeman, ‘hartsikke bedankt hoorh’. Het meisje liep in de pletsende regen de straat al naar boven.   Zo, dacht hij, weer een goede daad vandaag en liep langs het straatje naar beneden, de Grote Markt over tot aan zijn namiddagcafé achter het Stadhuis.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
0 0

Verloren hebben of verloren zijn

Ze heten Snoopy, Punch, Lady en Mirza. Anderen Tijger, Spoetnik, Garfield en Catherine. Overal in de stad hangen affiches van verloren huisdieren, veelal onze vrienden viervoeters hond en kat. Er worden beloningen uitgeschreven maar er wordt nooit bij verteld wat deze beloning inhoudt. Het kan 50 euro zijn, voor dezelfde moeite krijg je een doos pralines of een fles goedkope wijn. Of een simpel dank-je-wel-merci-beaucoup. Ach wat geeft het, als het diertje maar veilig terug naar huis keert.   De meest vreemde affiches die mensen op de straten hangen gaan niet over huisdieren. Een halskettinkje, een portefeuille, een boek. Noem het en de mensen zijn het kwijt. Ook wel eens gezien : een zetel, een computer, een staanlamp, een paraplu.   Ook in de categorie ‘verloren vreemde voorwerpen’ : een hart – zoals in : ik heb mijn hart aan haar verloren. De tijd zoals in : ik verlies mijn tijd. Zichzelf : ik heb mezelf verloren in deze relatie. Het weekend zoals in : ik heb dit weekend niets gedaan, het is een verloren weekend geweest. Een ontmoeting zoals in : what a waste of time this encounter. Een ziel zoals in : hij heeft zijn ziel aan de duivel verloren. Een oog zoals in : ik ben hem uit het oog verloren. Een job zoals in : ik ben ontslagen, ik heb mijn werk verloren. Een moeder zoals in : ik heb mijn moeder twee jaar geleden verloren. Punten zoals in : ik heb flink wat punten verloren door mijn onoplettendheid in de klas. Geld zoals in : ik ben heel wat geld verloren door deze weddenschap. Belkrediet zoals in : ik heb heel wat belkrediet verloren deze maand omdat ik zoveel naar het buitenland heb gebeld. Maagdelijkheid zoals in : gisteren heb ik voor het eerst seks gehad met de buurjongen en ben mijn maagdelijkheid verloren.   Waar hebben de mensen het hoofd? Zelfs het hoofd wordt verloren, zoals in : ik wist het niet meer, ik was compleet het hoofd verloren. Lopen die mensen dan verder in het leven zonder een hoofd op hun lichaam?   Als we altijd alles voortdurend verliezen, wat hebben we dan nog over? Betekent het dat we alles altijd en overal bij de anderen verliezen, domweg vergeten weer mee te nemen? Neem nu de maagdelijkheid van het meisje en de buurjongen. Gaat ze toch terug de volgende dag om haar maagdelijkheid weer op te halen?   Gelukkig kan je in de meeste gevallen datgene wat verloren is, weer terugvinden. In de meeste gevallen in een andere vorm zoals een job. Ook een hart kan je terugvinden door iemand anders te ontmoeten. Geld is een constante, een overleden moeder komt nooit meer terug. Verloren jaren is pure nostalgie naar een leven dat je misschien had willen leiden. De verloren jeugd is een hele generatie tieners waarmee de maatschappij niet omgaat.   Het is de vergetelheid van de mensen die hen vervolledigt. Het is het hernieuwen en herbronnen. Het is eens iets anders uitproberen. Het is ook ermee leren te leven, zoals het verliezen van maagdelijkheid.   Het mooie aan verliezen en verloren is dat je het kan vervoegen met hebben of zijn. Laten we dat niet vergeten!   http://erwinabbeloos.over-blog.com/  

Erwin Abbeloos
0 0

Twijfelen

Twijfelen, het overkomt iedereen, zelfs de meest eloquente persoon. Alles kan eensklaps in vertwijfeling vallen. Al de muren die je rondom jezelf, je bezittingen en je geliefden gebouwd hebt, kunnen 1, 2 en 3 in brokken uiteen vallen. Het leven is voor iedereen drijfzand en met de beste riemen kan je niet altijd roeien. Angst overkomt iedereen, zelfs de meest verzekerde persoon. Alles kan eensklaps paniek veroorzaken. Alle bescherming ten spijt, vallen die zekerheden weg. We lopen allemaal op drijfzand en in drijfzand kan je zelfs met de beste riemen ter wereld nooit roeien.   Iedereen is irritant. Alles en iedereen kan al eens op de zenuwen werken. Het hysterisch gegil van dronken jongeren die van kroeg naar kroeg naar huis slingeren. Reacties van lezers op artikels. Beste nieuwjaarswensen als lege en zinloze woorden voor een al even leeg jaar. Wat is een jaar… Waarom is die overgang van jaar naar jaar zo belangrijk? Waarom slachten we schapen, waarom knuppelen we nog steeds zeehondjes dood, hoe komt het dat jij zo maar, 1, 2 3 van mij weg kan gaan, waarom zijn alle biografieën van gekende mensen al geschreven terwijl ze nog niet dood zijn, waarom werken er zoveel Marokkanen bij de MIVB, waarom kan een Franstalige Belg van pakweg 40 jaar oud geen woord Nederlands? Waarom respecteren we de nood aan stilte van mensen rondom ons niet? Waarom drinken wij, waarom zuipen wij en verwoesten wij elkaar met woorden als vlijmscherpe messen? Hoe komt het dat het beeld van onze zorgeloze jeugd, met liefdevolle moeders, gespierde vaders en vervelende zussen en broers, waar onze kijk op de wereld en onze verwachtingen van het leven slechts de grootte van een Vlaams dorp hadden, vandaag herleid is tot een tafereel dat we slechts in mijmerij vasthouden?   Mijn hoofd doet zeer, zoals in dat ene liedje waar het lijf van Ann Christy pijn doet en waar ook de pijn mijn vragen versmoort. Handen beven, benen trillen. De slaap is niet meer te vatten. Hooguit drie uur. De peuken in de asbak liggen er in een verwoest landschap van as en afval bij. Puinhoop en stank kleuren de leegte. Het is tijd om te gaan, weg van dit Babylon zonder hoeren, tijd om terug te gaan naar mijn minnaar met zijn sterke schouders, zijn beschermende armen en zijn ziekelijke bezitterigheid. Niet dus.   Het is tijd om naar huis te gaan. Om veilig te zijn. Om er keuzes te maken, in stilte. Om er de wereld te schetsen, de wereld te hertekenen, om er met rust gelaten te worden. Om de wereld te schrijven. Om de wereld opnieuw leefbaar te maken. Om openingen te vinden en deuren te sluiten . Voorgoed. Om de kat eten te geven, om naar het doodsprentje van mijn moeder te staren, om door gebroken vensters de wereld zien voorbij te wandelen, om antwoorden te vinden op futiele vragen. Om oud te worden want oud worden is mooi worden.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
24 0

Het mooie verval van een beschadigde ziel

Ik wist dat dit het einde was, zoals het bij iedereen ooit het einde zal zijn of al is geweest. Ik lag in de besloten armen van een onbekende vrouw, op zoek naar troost. Mijn verschrompeld, afgeleefd, uitgedroogd en afgepeigerd lichaam lag als een foetus een beetje stuntelig op haar dijen. Mijn huid droeg geen kleur meer en doorheen mijn breekbaar vel kon je mijn ribben tellen. Wat eens een gezonde bolle buik was, werd nu herleid tot een diepe holte waar al het goede leven leek uitgezogen te zijn. En hoewel ik nooit veel haar heb gehad en de laatste jaren van mijn bestaan door het leven ben gewandeld als een kaalgeschoren man, hingen aan mijn met bruine vlekken bezaaide schedel enkele ongekamde en uitgedunde slierten geelgrijs haar waar deze onbekende vrouw met een sussend geluid enige vorm in trachtte te aaien. De vrouw had iets weg van Kristien Hemmerechts, hoewel haar haren iets korter waren geknipt dan het stijlloze haar van de bekende schrijfster.   Waarom Kristien Hemmerechts? Ik weet het niet, misschien omdat ze onlangs op tv is komen praten over haar nieuw boek en ik ze ook regelmatig zie wegvluchten uit Brussel, tussen de Galerijen en de ingang van het Centraal Station, zoals zovele Vlamingen en andere landgenoten mijn stad snel uitwandelen onder het voorwendsel een trein naar hun dorpen te halen, omdat ze naar Brussel moeten komen, terwijl ze naar andere Belgische steden gewoon gaan.   Mijn ogen die altijd een scherpe en kritische kijk op de wereld hadden, waren nu één en al wazigheid. Net geen honderd jaar was ik en als een hulpeloos welpje lag ik totaal uitgeput van het leven, van het niet genoeg geleefd te hebben, van verdriet, van schaamte en van teveel gegeven hebben, vastgeklit aan de warmte van het lichaam van een vreemde vrouw. Haar zachte handen werkten helend, alsof ze me zeiden dat alles wel goed zou komen. Dat ik niet meer bang hoefde te zijn omdat het leven voor mij hier zijn eindpunt had bereikt. Maar ik was bang. Doodsbang. Ik trilde niet, ik snikte niet, ik braakte niet en doorheen het staar van mijn afdwalende ogen probeerde ik me dat leven te herinneren. Ik probeerde zo goed ik maar kon te kijken naar die hoge muur voor mij, zo hoog als de hemel ver van mij was. Een muur waar alle rood uit was. Deze mistroostige muur was gekleurd als mijn ziel, donker en met her en der zwartgrijze vlekken, met hoeken af, met schubben en met verval. Ik voelde me als deze levensloze muur.   Ik vroeg aan de vrouw of ik nog heel eventjes, echt, niet voor lang, dat leven nog eens mocht overdoen en als dat niet zou kunnen, of zij misschien fijne herinneringen in mijn ziel kon tekenen. Ze keek niet verbaasd op, ze hield me ook niet tegen. In stilzwijgen maakte ik me los van haar strelen en stond op. Ik was helemaal naakt, mijn oud mannenlijf was ronduit lelijk, een afschuw voor het oog en ik stonk naar de dood.   Opeens was ik 47. Opeens stond ik in een ruimte zo groot als een kathedraal, een ruimte die ingericht was als een professionele keuken, zo’n keuken die je in die vervelende TV-programma’s ziet waar een tiental kandidaten kok-in-spe dingen naar een titel, naar een bestaan en naar een belachelijk grote geldsom. Alle materiaal lag, stond en hing er, van het kleinste knoflooksnijdertje tot de grootste Magimix en de grootste fornuizen met wel acht gasvuren per stuk. Alles in blinkend spik-en-span metaal, geen vingerafdrukken, geen vetplekken, zelfs een half leeggedronken glaasje wijn dat iemand benuttigt tijdens het koken stond er niet. Alsof ik in een uitgezuiverde en saaie keuken stond van een modern presidentspaleis. Alles was er mooi opgepoetst en opgehemeld tot het uiterste. Geen spoor van afwas, alles netjes ordentelijk in de hoekjes en de kantjes opgeborgen. Ik merkte dat ik kleren droeg, ik voelde dat mijn vale huid glad was, ik had opnieuw de huid van toen ik 47 was. Overal zag je door de kasten heen. Potten, pannen, glazen en borden stonden netjes in hun rij. Nergens was eten te bespeuren, hoewel ik ook geen honger had. Alleen de donkere hoge muur stak fel af in contrast. De muur domineerde door haar statigheid, haar afbrokkeligheid, haar lelijkheid. Wat haar weer mooi maakte. Ik voelde dat ze hier thuis hoorde. Ze maakte het huis helemaal af ondanks haar verval. Althans ik dacht dat het een huis was. Ik zag nergens andere ruimtes en ik heb ook nooit in zo’n huis gewoond.   Achter mij stond diezelfde Kristien Hemmerechts lookalike. Ze noemde me lieverd of schat, dat weet ik me niet meer zo goed te herinneren. Ik leidde af dat we getrouwd waren. Ik die het altijd met mannen heb gedaan en nooit verder ben geraakt dan de forse borsten van Christine. Mijn vermoeden over onze relatie werd alleen maar sterker toen door diezelfde ruimte twee volwassen tieners gehaast rondliepen, een beetje in paniek om de bus te missen. Ze droegen kleding die deed denken aan strenge schooluniformen en ik vermoedde dat ze die ochtend naar school gingen. Ik begeleidde hen tot aan de enige deur die ergens in een verloren hoek stond afgetekend. Ik liet ze uit en mijn twee tienerdochters stapten in een nogal fel witgeel licht waar ze ingezogen werden en vervolgens veranderden in donkere en doelloze schimmen.   Ik keerde terug naar mijn vrouw maar ik werd onderweg tegengehouden door mijn oude vader die nu zo oud niet meer leek. We stonden in een oude vervallen Vlaamse hoeve zoals je die nog tegenkomt in de Vlaamse velden van Lebbeke ergens begin vorige eeuw. We stonden aan een afgebroken waterput en hoorden vanuit de diepte een wanhopige kreet van weer een andere vrouw. We konden haar heel duidelijk zien, ze droeg een doorzichtige witte jurk, haar lange haren waren iets gekruld en hadden een rode glans, zoals vrouwelijke popsterren dat weleens droegen in de jaren ’70. Met haar houding was zij als ‘De Schreeuw’ van Munch en haar blik wist ons niet echt te vinden. Ze gilde en krijste maar niemand kon haar helpen, zo diep zat zij onder de vochtige grond. Ze had letterlijk haar keel opgezet, zo groot als je ze soms in stripverhalen ziet wanneer een personage iets luids wil communiceren. In deze verhalen staan de kelen ook vaak wijd open getekend.   Ik had het gevoel dat iemand me een tweede kans wou geven om nog eens te leven. Ik wou niet doodgaan tussen de troostende armen van een onbekende vrouw, een echtgenote, een krijsende schone en mijn vader. Ik draaide me om, wilde wegvluchten maar ik werd tegengehouden door een vriend uit Vilvoorde die zich verkleed had in een angstaanjagende nar. Hij overhandigde mij een A4 blad waarop met uiterste zorg titels van elpees en cd’s op gedrukt waren. Ik moest iets kopen, drong hij aan. Maar ik had alles al. Uiteindelijk kocht ik een elpee met goedkope Hollandse discodeuntjes en weg was hij.   En dan werd ik wakker. Ik lag nog enkele minuten stil, de ogen wijd open, te bekomen van mijn avontuur. Toen ik me omdraaide, zag ik dat het tien over vier ’s nachts was, zo’n uur waar je bij denkt : het is te vroeg om nu al op te staan en het is te laat om te hervallen in een diepe slaap, uit angst het geluid van een vrolijke harp dat ik al jaren heb ingesteld om wakker te worden niet zou horen. Ik lag wat te peinzen. Zowat een uur geleden was ik 46 jaar geleden geboren. Ik zit nu al in mijn 47ste levensjaar. Ik peinsde dieper en dieper. In de rubriek ‘doodsberichten’ van de krant zal je lezen, geloof me, dat de meeste mensen net voor of net na hun verjaardag sterven. Zo is het ook met mijn moeder gegaan : gestorven op 5 april, geboren op 10 april.   Maar als die lelijke muur mijn ziel was, de onbekende vrouw mijn troostende moeder, mijn vader mijn eeuwige held, de twee tienermeisjes slechts droomfiguranten waarvan ik één die avond nog in een doktersprogramma over bedplassen op Vitaya had gezien en als de schreeuwende vrouw mijn bevrijding was, dan kon ik mezelf geruststellen : zeggen dat het leven me goed afgaat en ik wenste mezelf een mooie en gelukkige verjaardag.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
49 0

Mijn roman in Parijs schrijven

Ik was vergeten hoe zorgeloos Parijs kon zijn in de warmste zomermaand van het jaar. Ik herinnerde me alleen nog de pijn die de lichtstad kon geven. Mijn eerste indrukken zijn de sterksten van mijn trip to Memory Lane en staan in deze eerste tekst.   Ik kom twintig dagen schrijven in Parijs. Om het drama gehalte in mijn schrijven te accentueren. Om af te rekenen met Parijs zoals ik 23 jaar geleden afgerekend heb met Brussel.   Ons eerste weerzien gebeurde schuchter. We vibreerden allebei daar in het Gare du Nord. Het was een aangenaam maar ongemakkelijk en verrassend weerzien. Ik had niets gezegd over mijn terugkeer. Aan niemand. Alleen aan Parijs. Parijs, mijn oude vriend die me zoveel geboden heeft, zoveel afgenomen. Parijs die me geperverteerd heeft, Parijs die me getroost heeft. Waar ik de mooiste mensen heb ontmoet, waar… ach, het zal allemaal de komende dagen geschreven zijn.   Nog steeds wandelen Parijzenaren gehaast door de straten zonder iemand een blik te gunnen, nog steeds heerst er chaos, wanorde en ongeduld in de straten. La baguette française smaakt nog even heerlijk en boodschappen doen is een heuse culinaire wandeling langs afgemeten rekken gevuld met rillettes en terrines de campagne. Ik vind mijn sirop d’orgeat terug en vraag me af of de mayonaise hier ook onder bepaalde wetgeving staat. Zelfingenomenheid, attitude en drama sieren de gemiddelde Parijzenaar. La parisienne doordrenkt met de juiste dosis arrogantie. Het kleine kopje koffie aan de toog, het ritme van het spreken, oude vrouwen zien eruit als verloren kunstenaressen en het hipstergehalte is onrustwekkend hoog. De gemiddelde dertiger raast nog steeds krap en knap in kostuum op scootertjes door straten en op voetpaden. Mannen blijven hier mooi, al verandert de charme al snel door de flagrante arrogantie in hun spreken, in hun gestes, gewoon in hun manier van zijn. Seks hangt in de lucht, verleiden blijft een lokale sport.   Het worden twintig dagen van schrijven, herontdekken, ontdekken, kennismaken en mezelf voorgoed feliciteren met wat ik in Parijs ooit heb bereikt. Een ander heeft het nooit gedaan. Waar zou ik mijn standbeeld kunnen neerzetten? Of klinkt dat té Parijs?   En dan, Parijs ’s ochtends? Parijs overdag? Paris by night? Parijs in Summer Night City mood?   Ik weet nu nog niet waar het naartoe leidt. De omstandigheden zijn gunstig : mijn Spotify galmt door een Bose luidspreker, temperaturen gaan boven de 30 graden, het appartement dat ik twintig dagen mag hebben is rustig en heeft een mooi uitzicht. In ruil ben ik dog- en papegaaizitter. De frigo heeft eten en drinken. Er is geen uur. Het is exen terugzien, plaatsen een plaats geven, het is een leven terug glad strijken. Het is afsluiten. Het is een nieuw ander leven durven beginnen met een ander in mijn eigen stad. Het is opnieuw kunnen zeggen aan iemand : ik hou van jou. Het is opnieuw leren aanvaarden dat hij ooit hetzelfde zegt tegen mij. Het is van de warmte van de zomer van Parijs naar mijn eigen Zomer in Brussel gaan. Het is dit boek schrijven.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
19 0

De overkant

Vanop het vijfde verdiep zie ik niet echt over Brussel maar ik klaag niet over het uitzicht dat mijn kantoorruimte me geeft. Tussen ons bedrijf en de enkele huizen aan de overkant ligt een brede laan die leidt naar het station. Om maar te zeggen dat ik nog wat ademruimte heb. De huizen aan de overkant ken ik zo goed als woonde ik er zelf. Er brandt ’s avonds niet veel licht bij de bewoners, alleen in dat ene huisje dat, naar ik vermoed, verdeeld is in twee appartementen. Op het bovenste verdiep is altijd wel iemand maar er is nooit echt beweging. Het appartement eronder trekt meer mijn aandacht. Het blijft er vrijwel lang donker maar ik kan wel zien dat een jongeman regelmatig in de keuken staat. Uit zijn bewegingen kan ik opmaken dat hij respectievelijk de afwas doet en dan aan het avondeten begint. Wat de man eet, weet ik niet maar één keer heb ik wel veel sla, tomaten en vis gezien, alsof Pascale Naessens herself er stond. Een man naar mijn hart. Ik noem hem Ryan. Zoals in Gosling. Hij heeft er iets van weg.   Vroeger woonde er nog iemand met hem maar ik denk dat ze uit elkaar zijn want ik heb die andere man al meer dan een half jaar niet meer gezien. Die man leek op de Amerikaanse zanger Moby. Ik heb ze niet veel samen gezien. Telkens ze thuis kwamen, ging Moby naar de achterkant van het appartement terwijl Ryan in de woonkamer televisie bleef kijken of op de computer werkte. Toch spreekt Ryan tegen iemand. Ik vermoed tegen een kat. Ik heb er al een kat voor het venster zien spinnen of die ene keer toen er een grote krabpaal voor het venster stond en de kat als een luie prins in een mandje lag op zweefhoogte, met oog op wat binnen en buiten gebeurt. Van een hond is niets te bespeuren, anders zou ik Ryan zeker af en toe op de brede laan tijdens een wandeling opmerken. En dan had ik een excuus om hem aan te spreken, om af te spreken. Het zou gebeuren, onze ontmoeting.   Mijn onbekende man heeft niet echt regelmatige uren. Twee keer in de week komt hij ’s avonds tegen tien uur thuis, terwijl hij al vertrokken was om acht uur. Arme kat, dan zie ik hoe de kat ’s morgens meestal wat probeert te slapen maar veelal door de drukte van buiten afgeleid is. Vooral bij optrekkende vrachtwagens met zwaailicht spitst hij zijn oren en volgt hij met de precisie van een jager het grote monster. Op de dagen waarop hij blijkbaar de hele dag alleen is, verdwijnt hij na een tijdje van het venster, vermoedelijk om ergens anders te gaan liggen, misschien om een bezoekje te brengen aan de kattenbak of gewoon om iets te eten. De namiddag slaapt hij helemaal door, wat uiteraard mijn eigen werktempo niet bevordert. Rond een uur of vijf is de kat opnieuw wakker en zie ik dat het beest wat rondspringt in het appartement. Als daar maar niets gebroken wordt. Ik vraag me af hoe mensen zo wreed kunnen zijn, huisdieren zo lang alleen laten. Waarom neem je dan een dier in huis? Maar Ryan is een lieve man. Als ik zie dat hij ’s avonds tegen tien uur thuiskomt, rolt de kat zich ettelijke malen over de vloer. ’t Zal wel zijn, zo blij zijn! Maar mijn man heeft gevoelens, hij buigt zich over de kat en aait over het buikje. Ze spelen nog een tijdje kat en muis en dan krijgt de kat een soort van kattensnoepje. Ryan steekt veelal een pizza in de oven.   Mijn man is blijkbaar moe. Hij verdwijnt even naar de achterkant van de woonst om zich om te kleden, hoewel hij dat al enkele keren in de woonkamer gedaan heeft. Dat kan ik allemaal zien vanwaar ik werk. Ik had al thuis moeten zijn maar thuis is niemand die op me wacht. Wanneer Ryan zich in comfortabelere kleren heeft gestoken en de pizza uit de oven heeft genomen, werpt hij zich in de zetel. De kat komt naast hem zitten. Hij kijkt al etend televisie. Net op tijd voor het Journaal op één, nadien zapt hij wat rond. Na het eten, brengt hij zijn leeg bord terug naar de keuken, dooft enkele lichten en legt zich languit neer in de sofa. Hij kijkt naar een film of een herhaling van “Komen eten”. De kat heeft zich teruggetrokken in het zwevend mandje voor de venster. Normaal gaat hij tegen half één ’s nachts naar de achterkant van het appartement waar allicht de slaapkamer is. Maar het gebeurt ook dat hij in de zetel in slaap valt tot het geen uur meer is.. Mijn man, mijn man met slaap in de ogen.   Ik weet niet echt wat hij van werk doet maar ik vermoed dat hij in het onderwijs staat. Ik zeg, vermoeden. Ik heb gemerkt dat hij ieder jaar tussen eind juni en begin oktober thuis is. Buiten die periode verlaat hij met regelmaat het huis en komt hij op vrijwel dezelfde uren terug thuis. Dat is buiten zijn uitgaan patroon gerekend. Met enige regelmaat, en dat is vrijwel iedere donderdag, vertrekt hij rond half één ’s middags en komt terug thuis tegen half zeven ’s avonds. Dan neemt hij een douche en gaat steevast tegen een uur of acht ’s avonds de deur weer uit. Dan wacht ik lang op hem, veel te lang.. Ik zou hem ooit eens willen volgen maar ik durf niet. Soms is het middernacht, soms is het vier uur ’s morgens wanneer de lichten weer aangaan. Ik weet niet of hij dan nog besef heeft van tijd en ruimte, hij drinkt een glas wijn of een of andere digestief maar na een sip valt hij meestal al in de zetel in slaap. Mooi zicht is dat, in de zetel liggen met alle kleren en alle lichten aan tot negen uur ’s morgens. Het kan de kat niet schelen, die blijft in het mandje. ‘Maar negen uur is wel een uur om op te staan en om me eten te geven!’ De kat kruipt dan geleidelijk aan over zijn lichaam en geeft hem likjes.   Wanneer Ryan zo uitgaat, komt hij altijd alleen thuis. Alleen de afgelopen maanden is er regelmatig iemand meegekomen die ik nog nooit gezien heb. Samen dronken ze een likeurtje en waarschijnlijk door de drank werd het allemaal nogal handtastelijk. Eén keer bijna pornografisch maar deze film werd onderbroken doordat ze allebei naar de achterkant van het appartement gingen. Het is de enige man die ik gezien heb sinds die andere weg is. Ryan lijkt me iemand die voorzichtig is in het omgaan met anderen. Misschien zoekt hij wel hetzelfde als mij. Iemand.   Hij nodigt niet veel mensen uit. Ik heb er nog nooit bezoekers gezien. Deze zomer is hij drie weken weggeweest, dan was het er allemaal rustig en donker. Vandaag is hij terug en ik ben blij. Sinds hij terug is gekomen, lijken er dingen veranderd te zijn. De kat ligt nu in een boekenrek en hij zit meer achter zijn computer dan dat hij in de zetel voor het tv- scherm ligt. Die man van voor de vakantie komt niet meer langs, ik zie geen lege pizza dozen meer, hij gaat nog wel uit maar valt niet meer in slaap in de sofa. Zou hij een schrijver zijn? Zo iemand die allerlei dingen meegemaakt heeft en die het dan allemaal van zich afschrijft zonder autobiografisch te zijn? Daar hou ik wel van.   Terwijl ik hier zit te mijmeren, zie ik dat hij thuis is. Hij werkt op de computer. Af en toe drinkt hij een slok rode wijn. De kat ligt opgerold in het mandje dat op een boekenrek staat. De televisie staat af en hij heeft enkele kaarsjes aangestoken. Mooi is dat. Zo rustig. Zo eenzaam. Zo alleen. Misschien luistert hij wel naar een bepaald soort schrijfmuziek wanneer hij daar zo zit te schrijven. Misschien is hij wel eenzaam. Misschien is hij triestig om verloren liefdes. Misschien is hij gewoon geconcentreerd aan het werken voor de komende dagen. Voor zijn baas of voor zijn leerlingen wanneer zou blijken dat hij in het onderwijs staat. Hoewel, hij lijkt me meer een schrijver. Hij wordt iedere dag iemand die ik graag zou leren kennen, iemand die ik graag zou willen beminnen, iemand met wie ik op avontuur wil, iemand met wie ik oud wil worden. Iemand die ik wil beschermen. Iemand tegen wie ik wil zeggen dat het allemaal goed komt. Iemand die ik graag in zijn eenzaamheid laat wanneer nodig. Iemand. Gewoon iemand.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
0 1

Wat weert, deert.

Iedereen draagt geheimen in zich. Van kleine niemendalletjes tot dingen die het licht niet mogen zien. Daartussenin liggen de geheimen die branden, die pijn doen en die schreeuwen om uitgebracht te worden en het licht te zien. Geheimen die gesproken en uitgesproken willen worden maar die dat niet kunnen. Of liever, niet mogen.   Wat niet gezegd kan worden is het pijnlijkst wat iemand zijn hele leven meedraagt. En wordt het uiteindelijk wél gezegd omdat de drang naar bevrijding en verlichting groter is dan een leven lang te leven in een leugen, word je afgestraft. De ander slaat toe. De verwijten, de beschuldigingen wegen zwaarder dan de lichtheid van de verlossing. De afstraffing voor iets wat je nooit gedaan hebt maar je moest het verzwijgen. Toch? Je had moeten zwijgen, je had het me niet moeten zeggen, je had het achter de rug kunnen houden. In het donker. Uit het licht. In stilte. Discreet. Ergens waar ik niet ben, op een ander, niet bij mij.   Met evenveel gemak leggen mensen andere mensen het zwijgen op, zomaar, zonder het ook maar te beseffen. Iedereen heeft wel een reden om een geheim te hebben. Om iets niet te zeggen. Iedereen heeft wel een geheim dat zich wil outen maar dat zich niet mag outen. De vrouw die stiekem een minnaar heeft, de vrouw die alcohol verstopt in alle gleuven van het huis, de man die stiekem rookt, de echtgenoot die anderhalf jaar bedriegt, het kind op een ander, de enorme schuldenberg, de fraude, het ooit geschreven theaterstuk, de moslima die bier drinkt in de donkere hoeken van een homocafé, de huisvrouw die in de namiddag hoer is, de jonge homo die bij zijn vriendje gaat “studeren”, de home made pornofilm die ergens op internet een eigen leven leidt, de schaamte rond een lichaam, fan zijn van Lindsay en Laura Lynn, de onzichtbare ziekte waarmee je kan leven, huilen in de toiletten van de werkvloer, bevriend zijn met een gekend iemand, de lotto gewonnen hebben, de zogezegde overuren en ellenlange vergaderingen, de zwakke gezondheid, de one way love, het dagboek van Anne Frank, de geheime agenda, het louche hotel. Wat niet weet niet deert.   Niets mag ooit geweten worden. En toch moet alles gezegd worden, vroeg of laat. Laat het me zeggen, laat het uitgespuwd worden, daar, op jou, op de grond als in de lucht. En dan zal ik zwijgen, voorgoed.   Want wat weet, deert. En wat deert, heelt.   http://erwinabbeloos.over-blog.com/

Erwin Abbeloos
38 0

Opleiding

Ooit heb ik eens deelgenomen aan een workshop creatief schrijven maar zo in een groepje schrijven is niet echt mijn ding. Het gaf me een beetje het chirogevoel van vroeger : je bent erbij zonder erbij te zijn want je kent niemand en er wordt van je verwacht elkaar goed te kennen. No offense, echt waar, maar ik werk liever door observatie en uiteraard een goeie dosis (schrijf)discipline.

Publicaties

Blog : http://erwinabbeloos.over-blog.com/ en artikels in fetisj gay magazines.

Prijzen

Geen enkele prijzen al was het maar gewoon dat ik een schrijfappartement heb in Parijs waar ik 1 à 2 keer per jaar naartoe kan gaan. En dat mijn schrijven zeer gemakkelijk te combineren is met mijn job als leerkracht. En leerkrachten, die hebben toch veel vakantie, neen?