De koffer

16 jun. 2020 · 10 keer gelezen · 0 keer geliket

Pas toen haar assistent het Starbucks-filiaal binnenwandelde, merkte Céline de reclamefoto op. Het paneel was minstens vijf meter breed en hing aan de muur tegenover een taxfree giftshop waar reizigers in afwachting van hun vlucht, vooral Belgische pralines en latten Toblerone kochten. De foto was genomen in een Amerikaanse stad en toonde een jonge vrouw op het trottoir, die onder een grote stalen constructie langs winkels en take-away restaurants liep. Wind blies het haar van de vrouw voor haar gezicht, waardoor ze onherkenbaar was. 

Ze droeg een rode koffer. 

De rest van de foto was in een korrelig zwart-wit afgewerkt. In graffiti-font was op het donkere staal dat de bovenkant van het beeld vulde, de slogan “Taking you home” aangebracht, met daaronder het logo van een Amerikaanse luchtvaartmaatschappij.

Eigenlijk had Céline de foto al veel vroeger kunnen zien, maar ze was te hard in de spanning van het moment opgegaan om haar omgeving in ogenschouw te nemen. Haar assistent, een schattige jongen van drieëntwintig die Julian heette, had met haar nog de laatste agendapunten doorgenomen, maar op een gegeven moment had ze er genoeg van gekregen en hem richting Starbucks gestuurd. Daarna was ze op een stoel gaan zitten en had ze van Julians afwezigheid gebruikgemaakt om de spannende gebeurtenissen in haar leven te laten bezinken. Hoe ongelooflijk het was dat haar lingerielijn op social media een global event was geworden, welke stukken ze zou ontwerpen in het hoofdkwartier van de grootste designer van intieme mode ter wereld, hoe het appartement er uit zou zien in de Upper East Side. En hoe ze op het punt stond om terug te keren naar een stad die haar bijna had vermoord.

Tot haar oog dus op de reclamefoto viel.

Achter haar ging een alarm af, omdat een suffe reiziger met zijn scheerassortiment voor mannen het anti-diefstalsysteem te dicht was genaderd. Alleen klonk het geluid haar eerder dof in de oren, alsof er een muur tussen haar en de bron was opgetrokken. Wat ze namelijk op het reclamepaneel zag, leek alle zuurstof uit de luchthaventerminal weg te zuigen. Dit kan niet waar zijn, dacht ze. Even nog schudde ze langzaam haar hoofd en bracht ze haar vingertoppen naar haar mond. 

Daarna sloeg het besef haar keihard in het gezicht: de jonge vrouw op de vijf meter brede reclamefoto was zij!

Ze herkende zichzelf niet alleen aan de kleren die ze droeg (een legging, versleten Doc Martens en een kleedje dat niet helemaal haar maat was omdat ze het in een impuls uit de American Eagle Outfitters op Times Square had gejat), of aan de buurt in Brooklyn waar ze doorheen liep, maar vooral aan de rode koffer die ze stevig in haar linkerhand droeg. Céline kon hem gemakkelijk uit een stapel van duizenden gelijkaardige exemplaren aanwijzen. Op de zijkant kleefde namelijk een sticker die ze bij aankomst in New York had gekregen in een hamburgerrestaurant op de luchthaven van Newark. Ze herkende de koffer ook aan de versleten cijfersloten en aan de schreef die erin was getrokken toen hij een keertje was komen vast te zitten in een draaideur op de Galapagoseilanden. 

O ja, het was absoluut haar koffer, daar op die reclamefoto. En zij was degene die hem droeg, daar in Brooklyn, New York. De neonreclame van de takeaway op de afbeelding was grijs. Maar Céline wist dat hij in werkelijkheid gifgroen was. Hoeveel malen waren zij en Jerôme niet bij die B&K Fish Mini Market naar restjes gaan schooien? Soms was het hen gelukt; andere keren waren ze onder luid gevloek terug de straat opgestuurd. Ze herkende zelfs het jonge zwarte meisje dat op de stoeprand haar vingerpoppetjes telde. Macy, de dochter van de eigenares van het nagelsalon.

Eigenlijk kon de foto maar op twee momenten zijn genomen. Ofwel bij haar aankomst in Brooklyn, op weg naar Jerôme; ofwel onderweg naar het vliegveld, wég van Jerôme. Céline kwam tot het besef dat de laatste optie de juiste was. Toen ze zichzelf daar zag lopen, onder het premetrostation ter hoogte van Kosciuszko Street, bevroren in de tijd, herinnerde ze zich dat er een scheur in haar legging zat, ter hoogte van haar kruis. Dat beeld bracht meteen een nieuwe golf van herinneringen met zich mee. 

Het was de bloedhete zomer van 2011. Ze was halsoverkop verliefd geworden op Jerôme, een Amerikaanse jongen, type emo, die ze in een chatbox voor street photographers had leren kennen. Ze was hem in New York komen bezoeken met het voornemen om er een tijdje te verblijven, maar lang had het niet geduurd voor de kwelgeest in het leven van Jerôme zich met de relatie was komen moeien. 

Crystal meth had hen eerst een ongelooflijke high bezorgd, maar daarna had de drug geldproblemen achter hen aan gestuurd, en schuldeisers. Die schuldeisers waren op een verstikkende zomeravond de kamer op Pulaski Street binnengedrongen en hadden Jerôme voor een ultieme keuze gesteld: ofwel zouden ze zijn benen versplinteren met een voorhamer, ofwel zouden ze zijn vriendin neuken tot de hele bende het erover eens was dat de schuld was ingelost. Een man met uitpuilende ogen en een vishaak door zijn lip had de beslissing van Jerôme bekrachtigd door de legging van Céline open te scheuren. Na hem waren er nog drie anderen gevolgd. Elk hadden ze tergend traag en op hun eigen perverse manier duidelijk gemaakt hoeveel geld ze precies tegoed hadden. Het misbruik had misschien een uur geduurd, maar voor Céline kon het evengoed een eeuwigheid geweest zijn. Om het pijnlijke tafereel niet te moeten aanzien, had Jerôme zichzelf met een dubbele dosis richting comaland gerookt.

Céline beet op haar onderlip terwijl ze strak naar de rode koffer op de reclamefoto keek. Drieëntwintig, rekende een analytisch deel van haar bewustzijn voor haar uit. Ik was toen drieëntwintig jaar.

De ochtend na de verkrachting had ze het noodfonds van haar moeder aangeboord, een vlucht naar Brussel geboekt, haar koffer volgestouwd en de deur van het appartement achter zich dichtgetrokken. Met de kleren om haar lijf, waarin ze de vorige nacht nog was misbruikt, was ze richting premetrostation Kosciuszko Street gelopen. Wellicht had de gejaagde jonge vrouw met de knalrode reiskoffer toen de aandacht van een street photographer getrokken. Met een simpele druk op de ontspanner had hij of zij een brug door de tijd gecreëerd, over negen jaar van wanhoop en moeizaam herstel heen. 

Hoe die foto, dit microfragment in haar leven, uiteindelijk op een reclamepaneel was terechtgekomen, interesseerde Céline niet. Het enige waaraan ze kon denken was de serendipiteit waarmee twee scharnierpunten in haar leven door een stom toeval in een luchthaventerminal waren samengekomen.

Julian kwam haar tegemoet met een beker waarop haar naam met zwarte viltstift was gekrabbeld. 

‘Miss Céline, your espresso macchiato,’ zei hij eerbiedig, waarna hij haar de beker overhandigde. Ze streek een plooi in haar mantelpak glad en stond op. 

’Thank you Julian. I think business class is ready to board now.’

Voor haar voeten stond dezelfde rode koffer als degene die op de reclamefoto was afgebeeld. Al die jaren was ze hem blijven gebruiken en was hij met haar meegereisd. De koffer was niet veranderd, maar de vrouw wel. 

Céline stapte statig met haar assistent richting gate. Deze bood haar nog aan om haar bagage te dragen maar dat weigerde ze. 

Mocht iemand op dat moment vanuit de juiste hoek haar richting hebben uitgekeken, dan zou die persoon voor een fractie van een seconde twee vrouwen hebben gezien, die met dezelfde koffer in de hand in tegenovergestelde richting van elkaar weg wandelden. 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

16 jun. 2020 · 10 keer gelezen · 0 keer geliket