Als een leeuw in een kooi,
vol woede en haat.
Ik was een welpje,
lief, teder, zit in een spagaat.
Toen werd ik groot en ruig,
maakte iedereen bang.
Maar ben vanbinnen kleiner dan ooit,
zo verstrooid.
Ik kan het niet meer aan,
dus verdoofd ik mijzelf.
Zit met een constante strijd van dualiteit.
Mijn manen zijn wild,
mijn ogen vol haat.
Het welpje zit diep vanbinnen vast geroest: is het te laat?
Ik onderdruk het,
zie het als teken van zwakte,
maar ik durf het niet,
vanbinnen ben ik gebroken, vol hopeloos verdriet.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.