Er is geroezemoes onder de stripfiguren ‘Zou het kunnen dat hij er vandaag mee stopt? Is het waar dat zijn inkt op is?’.
Ze kijken allen naar de klok die in het centrum van de kamer hangt, waaronder De schrijver zit. Hij is nog altijd aan het schrijven, zijn gezicht is nog altijd even uitdrukkingsloos en zijn ogen zijn nog altijd even grijs.
De klok boven hem slaat naar 23:59 en het geroezemoes van de stripfiguren stijgt in volume. Door hun veelheid is een enkele stem niet te herkennen. Het klikt alsof er iemand boos op de toetsen van een piano dreunt.
En dan, op nog 10 seconden voor twaalf, neemt het volume af. De stripfiguren zijn stil en kijken bewonderend naar de hand van de schrijver. Hij tekent wat lijkt op een bijna volmaakte cirkel, tilt zijn vulpen op en draait naar een nieuwe pagina. Hij pauzeert en kijkt uitdrukkingsloos naar zijn stripfiguren.
“Er is nog inkt in de pen” zegt hij.
De vulpen daalt en inkt vloeit. De stripfiguren zuchten blij, gevold door gejuich, gebrul, en getier. De symfonie van hun leven zet zich voort.