De papegaai

29 mrt. 2021 · 16 keer gelezen · 1 keer geliket

De papegaai

Er was eens een bankdirecteur die het héél, héél druk had. Eigenlijk was het niet zo’n slechte man: als je hem zag, moest je meteen denken aan dat grappige, bolle mannetje dat in een reclamespot van lang geleden in de supermarkt een broodje met Philadelphia kaas binnengesjeesd krijgt, ervan proeft en dan met een gelukzalige blik zegt: “Mmm… Philadelphia… mmm… Philadelphia!’

Maar de bankdirecteur kreeg heel wat stress te verwerken en dat maakte hem af en toe een beetje nors. Dat hij hypergevoelig was, hielp natuurlijk niet meteen. Bovendien keek hij niet altijd goed rond. Zo had hij bijvoorbeeld een jonge, bijzonder lieve secretaresse die om de week een nieuw bloemstukje op zijn bureau zette. Ze zorgde ook altijd voor een kop verse koffie als hij aan zijn werkdag begon. Jammer genoeg kreeg ze voor al die kleine gebaren maar weinig terug: als ze de directeur een goede dag wenste, kreeg ze van hem soms zelfs een norse “Grmmpf” als antwoord. Druk dat die man het had! Druk, druk, druk.

Zo kwam het ook dat hij niet opmerkte hoe een papegaai zich op een mooie lenteochtend zette op de vensterbank aan het open raam van zijn kantoor. Pas toen de vogel luid maar niet onvriendelijk “Goeiemorrrrggen!!!” kraste, keek de directeur verstoord op. Een tijdlang keek hij de papegaai aan. Het was een mooi dier, met diepblauwe en frisse gele vederen en verder af en toe een lichte groene toets. Vlak onder zijn bekje zat ook een wit vlekje; het was het mooiste wit dat de bankmanager ooit gezien had. Het deed hem denken aan schilderijen van Felix De Boeck. Toen namen zijn reflexen het opnieuw over en boog hij het hoofd weer diep over zijn papieren, tot hij er tot over zijn oren in zat. De papegaai bleef nog een tijdje zitten en vloog toen weg.

Maar de volgende ochtend was hij er opnieuw. “Goeiemorrrrggen!!”, klonk het alweer. De bankdirecteur, die voor die dag net een extra volle agenda had, keek hem aan met een blik van ben-je-daar-nu-weer, en richtte dan zijn blik onmiddellijk weer op zijn computerscherm. Ook nu bleef de papegaai nog even zitten. Hij leek niet beledigd of verdrietig, integendeel, zijn blik had iets geamuseerds. Toen sloeg hij opnieuw zijn vleugels uit en klapwiekend zocht hij de blauwe lucht en de lentezon op, twee geschenken die de directeur die dag niet meer te zien kreeg.

Het werd een vast ritueel: dag na dag kwam de papegaai bij de directeur aangevlogen en kwetterde hij vrolijk “Goeiemorrrrggen!!” De secretaresse, die één en ander in de smiezen kreeg, vond de vogel erg charmant en gaf hem af en toe een knipoogje; dat werd keer op keer zonder aarzelen met een vette papegaaienknipoog beantwoord. De directeur zelf reageerde naargelang de barometer van zijn humeur: nu eens stond hij de vogel aan te gapen, dan weer was het storm op zee en leek het alsof hij zijn vaste bezoeker met een stevige gooi van zijn schoen zou wegjagen. Maar nooit zei hij iets tegen de papegaai.

Op zekere dag stopten de bezoekjes van de vogel. Hij kwam niet meer langs. De secretaresse was de eerste die het opmerkte, en ze vond het jammer. Ze miste de vogel.

Ook de directeur merkte uiteindelijk dat zijn trouwe ochtendbezoek uitbleef. Hij vroeg aan zijn secretaresse of zij de papegaai nog gezien had, maar ze antwoordde hoofdschuddend. Uiteindelijk moest ook de directeur toegeven dat hij de papegaai wel miste. Hij begreep niet goed vanwaar dat gevoel van gemis kwam – hij was het beestje soms liever kwijt dan rijk – maar het was er.

Toen de directeur, precies één maand na het laatste bezoek van de papegaai, opnieuw het vertrouwde “Goeiemorrrrggen!” hoorde schallen, keek hij aangenaam verrast op. De secretaresse, die net een extra kop koffie inschonk, schrok zich evenwel de pleuris en morste wat koffie op het witte, stijf gestreken hemd van de directeur. Ze werd net zo bleek als het hemd en bereidde zich voor op een donderpreek. Maar die bleef uit; haar baas bleef maar kijken naar de papegaai, tot er uiteindelijk een glimlach op zijn gezicht verscheen. Toen glimlachte ook de secretaresse. Discreet verliet ze het kantoor van de directeur, maar vanbinnen zong haar hart.

De bankdirecteur bleef de papegaai nog een tijdje aankijken, en vroeg toen: “Waarom?”. De vogel antwoordde: “Waarrrom?”. Ach ja natuurlijk, wat ben ik toch een snol, dacht de man, het is een papegàài! Die herhaalt gewoon alles wat je zegt; wellicht zal hij die “Goeiemorrrgen!” ook ergens opgevangen hebben.

Maar het beest bleef hem rustig aankijken en het drong stilaan tot de directeur door dat dit een slimme vogel was. Een wijze vogel, ook. Dus besloot hij het risico te nemen om zich onsterfelijk belachelijk te maken en vroeg hij hem: “Waarom doe je dat eigenlijk? Mij elke dag een goeiemorgen wensen?”

De papegaai bleef nog een tijdje stil terwijl hij de directeur recht in de ogen keek. Die begon terug te twijfelen en vroeg zich af of hij zichzelf geen blaasjes wijsmaakte. Maar toen antwoordde het dier, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was: “Waarom zou ik dat niét doen?”.

De ogen van de baas werden zo groot als pingpongballetjes. Het beest had hem zonet een antwoord gegeven! Een intelligént antwoord dan nog! Wat zeg ik, een uitermàte intelligent antwoord!

“Eh,”, hakkelde de directeur, “omdat je altijd hetzelfde liedje herhaalt?”

“Is dat zo erg?, vroeg de papegaai vriendelijk. “Ik bedoel, kom nou… geliefden zeggen elkaar toch ook vaak ‘Ik hou van jou’ zonder dat zoiets gaat vervelen? Pas als ze stoppen met dat te zeggen, is er strrr… strrrr…”. De papegaai aarzelde even, en floepte er toen uit: “Nou ja, strrroop aan de knikkerrr!”

De directeur schoot in de lach; het was nog een grappig beest ook. En beleefd op de koop toe!

Toen stelde de papegaai hém een vraag: “Waarom beantwoord jij mijn goeiemorrrrrgen nooit?”. De man aarzelde even, en zei toen: “Tja… ik deed er wellicht verkeerd aan, maar, ehh… het leek me eigenlijk een beetje tijdverlies. Ik heb al zoveel om mijn hoofd, er zijn zoveel zaken die mijn aandacht vragen…”

De papegaai zweeg.

“Ben je nu boos? Of beledigd?”, vroeg de directeur. De papegaai zei: “Ja, misschien toch wel een béétje…”.

“Gelukkig!”, zuchtte de directeur, “ik was al bang dat het je niets kon schelen. En eh… de afgelopen maand heb ik je toch wel wat gemist.”

“Ja, zo gaat dat”, zie de papegaai, “mensen missen vaak pas iets als het er niet meer is.”

“Maar zeg me nu eens: waarom doe je dat eigenlijk, mij altijd een goeiemorgen wensen?”, vroeg de man.

“Oh”, antwoordde de vogel, “ik doe het gewoon graag, meer hoef je daar niet achter te zoeken. Ik weet dat een groetje zo af en toe normale mensen gelukkig maakt.”

“Ben ik dan niet normaal?”, vroeg de directeur.  

Daar moest de papegaai blijkbaar even over nadenken. Toen zei hij weloverwogen: “Jawel hoor, je bent normaal. Maar ik denk dat je twee soorten normale mensen hebt: zij die van nature het goede zien en dat ook willen verder verspreiden, en zij die diep in hun hart wel verlangen naar het goede maar het laten ondersneeuwen door andere zaken.”

De directeur knikte. “Ik snap het. Ik behoor tot de tweede categorie, niet?”

De papegaai antwoordde: “Ja, dat klopt. Maar je kan veranderen. Dat is niet gemakkelijk, geloof me, dat besef ik. Mensen geraken gemakkelijk vastgeroest in bepaalde patronen of gewoontes. Maar ze zijn ook erg veerkrachtig en soepel als ze zich willen inspannen. Anders zou ik nooit bij je teruggekomen zijn.”

De bankdirecteur zei: “Ik geloof je. En goed, ik wil proberen te veranderen. Maar ik ben bang dat ik het niet zal halen, dat ik onderweg zal afhaken. Ik kom nu éénmaal heel wat mensen tegen die net als ik een stressvolle job hebben. Soms lijkt het alsof onze mentaliteit normaal is in onze kringen.”

“Tja”, zei de papegaai, “als niemand begint met veranderen dan zàl er ook nooit iets veranderen, denk je niet? Bovendien kom jij ook normale mensen uit de eerste categorie tegen.”

“Aha?”, reageerde de directeur nieuwsgiering. “Zoals wie dan?”

Maar de papegaai had zijn laatste woorden met de directeur gesproken. Hij zei niets, maar knikte met zijn gevederde kop naar de kop koffie die voor de neus van de directeur stond koud te worden. Toen vloog hij weg.

De directeur zag de vogel nooit meer terug. Maar de volgende dag vond de secretaresse een bos bloemen op haar bureau. Er zat een kaartje bij, met daarop de tekst “Deze stille wenk stuur ik jou om alle stiltes van de voorbije maanden goed te maken. Dank je voor de koffie, voor de verse bloemen elke week… dank je voor wie je bent. Je baas.”

Een week later, vroeg in de ochtend, vloog de papegaai naar een ander open raam en zette hij zich opnieuw op de vensterbank. Hij keek naar de rug van een struise, in elkaar gedoken jongeman. Die hield een telefoon tegen zijn linkeroor en sprak op dreigende toon: “Wat kan mij de ouders van die kerel nu schelen? Morgen geven we hem opnieuw op zijn donder. Hij moet zich maar leren verdedigen!”

Het bleef even stil. Toen kraste de papegaai luidkeels en vrolijk “Goeiemorrrrrgen!!!!”.

De jongeman schrok zich een ongeluk, draaide zich met een ruk om en keek de vogel stomverbaasd aan. “Wat…?!”, bracht hij uit.

De papegaai liet zijn blik rusten op de jongen. Die had nog nooit een papegaai zien glimlachen; toch zou hij gezworen hebben dat de vogel hem met een vriendelijke knipoog toelachte.     

 

Tekst: Wim Corbeel – Illustraties: P. Paul Delmé

E wim.corbeel2@gmail.com

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

29 mrt. 2021 · 16 keer gelezen · 1 keer geliket