Je schudde de kaarten
gelaten door elkaar
en bouwde een kaartenhuisje.
Eén vak vooruit.
Ik, 2 achteruit. Jij pionierde
diagonaal over het
bord en veroverde.
Aan de overkant,
daar stond jij en hier stond ik.
Je blies mijn laatste adem uit.
Het spel werd een storm in een glas
en ik slikte
tot het glas brak
en alles uit elkaar spatte.
Schaak.
Overal maakten scherven
scheuren in nerven.
Jouw spel was
over en uit.
Schaakmat.