Wees als schrijver in hemelsnaam niet te lief voor je personages. De fik erin, de pletwals erover, dat het knettert en knalt, de geur van brandend pek moet van de pagina’s slaan. Stel je voor dat alle protagonisten uit de wereldliteratuur veranderden in brave huisvaders die elke week met een pannetje soep langs hun zieke moeders gaan. Op hun geruite pantoffels. Een ramp zou het zijn. Lezen zou een straf worden.
Je wilt je lezer toch een beetje reuring bieden. Spektakel. Vertier. Dat die moeder ineens de deur niet meer opendoet. Hem met een dubbelloops geweer staat op te wachten. Bam, ze blaast hem zonder pardon van die suffe pantoffels. Dán draait de lezer je bladzijden om, huiverend, hongerig, want wat een avontuur ontrolt er zich hier!
Was het Nabokov niet die zei dat je al schrijver je protagonist de boom in moet jagen om vervolgens heel hard stenen naar hem te gooien? Een prachtige beeldspraak, maar hoe pak je dat aan? Een fijne manier is om in medias res in ‘s helds leven binnen te vallen en de boel eens flink op te schudden, er bestaan geen taboes. Zijn vrouw? Gaat er vandoor met zijn beste vriend en tevens tweelingbroer. Zijn kinderen? Gaan de prostitutie in of blijken niet van hem. Zijn hond? Die rijdt onze held morsdood als hij katjelam achter het stuur kruipt, dronken uit zelfmedelijden om al dat plotse onheil.
Alles liefst wel op een beetje originele manier verwoordt, zodat de lezer ook nog iets te genieten heeft. Want al die ellende moet wel schoonheid opleveren, anders kan je publiek net zo goed de krant gaan lezen, miserie genoeg in deze wereld. Het is juist de troost van de esthetiek die je als schrijver te bieden hebt. De bedwelming van literatuur om het eigen bestaan even op afstand te houden.
Heel misschien mag er af en toe een korte pauze ingelast, om de held even op adem te laten komen, en de lezer een grammetje hoop te bieden dat alles toch nog goed komt, wie weet, op het eind. Om dan snel weer in volle vaart met die pletwals de hoek om te komen scheuren. De lezer hoort de motor in de verte al ronken, de geur van pek dringt zijn neusgaten binnen. Het heerlijke knetteren tussen de kaften.