De schim

24 feb 2015 · 28 keer gelezen · 0 keer geliket

Een grillige schim dwaalt tussen de onbekende naaldbomen waarvan het hars blijft plakken aan onze voeten. Deze schim heeft daar geen last van. Ook de schrille stem in de verte, die de donkere stilte van dit bos doorbreekt, ontgaat hem. Wij daarentegen, luisteren met scherp oor naar het geratel en gesis van de sprinkhanen en krekels (de kinderen moeten een naam hebben) maar wind of licht valt hier al sinds valavond niet meer te bespeuren. Een jong meisje vertelde ons daarnet, bij de stinkende WC's van dit gehucht, waar de ene niet stopt met doorlopen en de andere volgescheten is met aangekookte brokken platte kak, dat ze schrik had van een geest. Wij zeiden haar, weliswaar in onze gedachten, dat het geen geest is waarvan men bang moet zijn, maar dat het karma en de Dieu-horloger zijn, die men best in het achterhoofd houdt.

Ze maken allemaal lawaai, gieten goedkope Wodka uit glazen flessen in hun kelen – terwijl je hier Rakija hoort te drinken, van minstens 70%, gestookt in Slavonische bergen en gebotteld in afgedankte waterflessen van anderhalve liter met de trechter, rechtreeks uit het houten vat – en benevelen de lucht met een marihuanageur, zelfs geen Amnesia, maar met dampen die afkomstig zijn van een goedkope donkergroene beu waarvan elke echte roker weet dat hij aangelengd is met fijngeknipte wietbladeren, enkel goed voor geur en hoofdpijn.

De schim gaat op in onszelf en doet ons weerspannig voelen en waarnemen; van het fijnste gezoem tot het onuitstaanbare ultratonische van een irritante piepkleine mug die het bloed vanonder onze nagels haalt, die onze concentratie poogt te breken, die ons uit onze flow tracht te halen, terwijl we deze tekst aan het neerschrijven zijn. Wandelend in onze gedachten door de velden met opflakkerend hondengeblaf in de verte. Zo ver dat men denkt dat men eenzaam is. Het maanlicht. Het lichtzilveren maanlicht dat anders een zee van stromingen vormt wanneer het botst op de wolken, die fijntjes opgestapeld worden door de komst van de nacht, ontbreekt nu aan de sterrenhemel. Zijn het de wolken zelf die haar gestolen hebben? Is het de Aarde die haar licht ontnomen heeft? Of is het gewoon geen avond, die klaarstaat voor het ontketenen van een fantastische maannacht?

Hetgeen ons terugbrengt naar de schim. De schim slorpt alle vorm van blijdschap op. Een jeugdige lach van dat frivole meisje met lichtbruine krullen. Weg. Ze zal niet meer lachen. De glorie van de nietige mug wanneer hij onze zoete aders leegzuigt. Pets. Hij zal geen enkel slachtoffer meer maken. De wapperende waslijn die de kletsnatte kleren tracht droog te waaien met een stralend zonnig tafereel, verandert wanneer de schim zijn macht gebruikt en donderwolken laat oprijzen en ze via regen eeuwige nattigheid biedt. Niemand vermoedt zijn bestaan. Niemand kent zijn 'zijn'. Alleen kan men hem vrezen wanneer men denkt zijn aanwezigheid te voelen. Vrees hem wanneer je hem tart. Hij probeert de schrijver zijn inspiratiebron uit te putten. Hij probeert de slaper te doen ontwaken. Hij probeert de wakkere wakker te houden met impulsen die aan de grondslag staan voor continue gedachten. Hij zal de slaper doen ronken, waardoor die gewekt wordt door zijn eigen geluid.

Woorden verdubbelen zich. Tekst wordt een ketting van onleesbare, nutteloze tekens en de klanken van de jeugd staan voor nietszeggende zwakzinnige plastic bekertjes, gevuld met lauwe rode wijn, gekoeld met een ijsblok, die nonchalant worden opgediend onder het mom van klasse, en die door de fijnprovende mens worden genegeerd en veracht.

Wanneer het gekraak der takken gaat rusten en de insecten vrede nemen met de dauw die zich vormt op de neergestrooide naalden, staat de wind op uit het niets en waait de schim weg naar andere oorden. Een lichte bries vult de tent met frisse lucht. De borst van een schone krult als het ware op en haar tepelhof krijgt kippenvel. De mug vliegt naar een vochtig plekje en sterft een stille dood. Zwart en Mysterie, Stilte en Niets worden vervangen door de donkerblauwe tint der ontwakenis. De schim is al ver over het kanaal. De zee kletst haar schuimbekkige golven tegen de rotsen en in de verte trekt een wolk zich open zoals de innerlijke bloem van de vrouw doet waneer ze op het punt staat haar hoogtepunt te bereiken. Gefluister vervangt de voorgaande stilte. De stilte die voordien werd opgeëist door de schim, buiten dan de tergende en schrille geluiden die de vreugde afbraken, wordt nu weggewassen door de zee.

Niet alleen de schim vindt rust in andere oorden waar hij, welteverstaan, zijn werk zal verderzetten, met andere individuen en andere collectieven, met andere groepen, andere dieren, andere beesten, mensen en krachten. Wij vinden ook rust nu het donkerblauwe, het ultramarijne, dat nu nog donkerder is dan de inkt die uit de slagader van mijn pen vloeit, zal overgaan in lichtcyaan en op het einde van de nacht de zon zal wederkeren en een verse, brieze, klare dag zal inluiden. Maar nu eerst de ogen sluiten en pogen de slaap te vinden.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

24 feb 2015 · 28 keer gelezen · 0 keer geliket