Wachtend op een warme welkom
Sla ik de wakende woestenij gade –
Vruchten uit de toekomst plukkend.
Overvolle zinloosheid spreekt boekdelen
Over de oorverdovende stilte
In het geraas van de helaasheid raaskalt
De verbaasde dwaas met veel gebrul
Over dat wat al tot humus werd
En het redden van een vergane glorie
Waar geen haan meer naar kraait.
Menig mens dweept met de gedachte
Dat een ander de kastanjes uit het vuur zal halen
Zonder dat hijzelf daar een prijs voor moet betalen.
Kraai en merel weten beter
En ook de mezen verneezelen
Over de tweebenige apekool
Gekweekt op de losse schroeven
Van een onthutste realiteit.
Dag en nacht verbleken in het licht
Van de herinnerde aandacht,
Die zichzelf weerspiegeld ziet
En de stap zet naar hereniging
Van de tegenpolen in zichzelf
De wolken der waanzin waaien wel
Weer over, als geduld en dapperheid
De bodemloze leegte ontstijgen en
In goede grond sijpelen,
vol vruchtbare ideeën en verbonden dromen.