je weeft de spons die de dorst vergroot.
niet van de grond maar van de regen drink je .
voor mijn wortels blijft er minder over.
de schaduw verdraag je goed.
zelfs het zuidpoolijs kan jou niet doden.
de dooi zal je nieuwe scheuten geven.
je zal mijn soort wel overleven.
een groen en zacht bed spreid je voor me uit
maar lang liggen kan later nog.
ik moet de grond losser maken.
het gras kammen, de tuin voorgoed redden.
voor je mijn wortels verstikt doorprik ik je.