Waar Hij vandaan kwam , was het altijd ontzettend heet, brandend heet.
Een verscheurende hitte regeerde er over de hele omgeving.
Niets dan stank en zweet, als in de smerige machinekamer van een oud vrachtschip , dat op volle kracht beukt door de wilde golven; de ketel roodgloeiend, de ontploffing nabij.
Iedereen kreunde onder de verzengende hitte. De grond was heter dan woestijnzand dat verbrandt en smelt onder een verschroeiende zon.
Een echte inferno.
Hij was de enige die er weg kon...
Toen Hij op die andere plek aankwam, was het er kil en koel .
De bodem was koud en bijna bevroren, het leek wel glas, zo broos.
Wie had er Zijn initiaal gekerfd, pal in het midden van het glas ?
Verwonderd keek hij naar de bruisende belletjes die vrolijk opborrelenden, vanuit het diepste van zijn ziel.
Niet langs de perfecte rondingen, maar recht omhoog.
Een nimmer aflatende zilveren stroom,
die zich een weg baande door de gouden nectar
uiteenspattend in het dikke, romige schuim
“Deze verleiding kan niemand weerstaan “
En met een mysterieuze glimlach om zijn mond
Verdween de Duvel in de drinkende massa