‘Dit kan niet!’ riep de wanhopig verdwaalde sok tussen de wasmachine en droogkast.
‘Hé, ho!’ riep hij met een piepstemmetje naar Tom die de wasmachine leegde om vervolgens het gewassen goed in de droogtrommel te proppen. Het vuil goed werd achteloos in de wasmachine gedropt met een heleboel zeep. De verdwaalde sok was in de pijp van een broek blijven zitten tot Tom de broek uitschudde. Na een succesvolle vlucht belande de sok geruisloos achter de wasmachine. Een grote zakdoek en een poppen-sok zagen hem in hun nabijheid landen.
Sokkemans rekte zich uit en trachtte zo hard mogelijk te brullen:
‘Tom! Luiwammes! Kijk toch uit je doppen! Weet je wel dat ik een relatie heb? Ik ben een eerlijk getrouwd man! Mijn vrouw en ik passen perfect bij elkaar en jij… ja jij! Jij bent een spelbreker, een huwelijksbreker! Stuk onverantwoord verdriet. IK WIL HIER UIT!’
De zakdoek stak twee punten in zijn denkbeeldige oren.
‘Hemeltje wat een herrie! TOM HOORT JE NIET, koppige ezel!
De poppen-sok keek Sokkemans droevig aan.
‘Jij bent je partner kwijt en ik mijn mama. Kan jij me naar mijn mama brengen? vroeg ze met een zielig stemmetje.
Sokkemans blies zich op als een geschrokken pad.
‘Welja, waarom niet? Dat kan er nog bij! Een zakdoek met zoveel gaatjes dat je door een Gruyère kaas snuit en een moederloos wicht dat heel de tijd loopt te dreinen. Zijn jullie nu helemaal?’
‘We kunnen elkaar helpen,’ bromde de zakdoek.
‘Ja, ja, jaaa, helpen. Poppemie mist me waarschijnlijk verschrikkelijk!
Sokkemans trok een pruilmond – voor zover dat lukte –bij gebrek aan strekbare polypropyleen tussen het garen keek hij eerder zuur.
‘Hoe denken jullie hieruit te komen?’
‘Wel…we hadden al een plannetje…maar daarvoor hadden we een groter kledingstuk nodig, Poppemie is te kort. Met jou…mmm…ja met jou kan het lukken.’ De sok van Poppemie keek aandachtig naar Sokkemans, die deed alsof hij niets zag. Na een aantal minuten schoot hij toch uit zijn slof-loze pantoffels.
‘Heb ik wat van je aan, Poppemie?’
‘Oh nee! Het zou te groot zijn, maar…ik vraag me af…ben je wel soepel genoeg?’
‘Soepel? Voor wat?’
‘Poppemie, als je het niet erg vindt leg ik het verder wel uit aan onze vriend.’
‘Veel succes,’ klonk het hoge stemmetje.
‘Wel,’ begon de zakdoek, ‘elke week wordt er tweemaal gereinigd. Als we ons allemaal in het hoekje proppen kunnen we misschien de dweil te pakken krijgen. De vraag is:
Ben jij soepel en sterk genoeg om de dweil te pakken te krijgen en ons mee te trekken?’
‘Waarom zou ik jullie meesleuren?’
Poppemie draaide zich om en zat treurig op haar hiel te zuigen in een hoekje.
Boos keek zakdoek naar Sokkemans.
‘Ben je nu tevreden, harteloze sok?’
Sokkemans hoorde Poppemie snikken en keek beschaamd naar de vloer.
Aarzelend kwam Sokkemans op zijn woorden terug.
‘Het is geen slecht gedacht…ik ben misschien wat snel geweest…het klonk behoorlijk egoïstisch.
‘Dat je dat maar weet!’ klonk het strijdvaardig hoge stemmetje.
De zakdoek haalde zijn hoekpunten op.
‘Ze is snel overstuur, jong hé…’
‘Ach ja,’ zuchtte Sokkemans zo zijn we allemaal geweest. Sorry, voor mijn gedrag van daarnet… Hoe wil je het aanpakken?’
De zakdoek liet een glimlach vol gaten zien. Sokkemans proestte het uit.
‘Sorry, sorry… ik wilde je niet…’
‘Uitlachen?’ zei de zakdoek vermaakt. ‘Natuurlijk! Lachen ontspant en laat relativeren.
Ze werden alle drie opgeschrikt door een gezoem en even later het gerammel van een emmer met daarin een schoonmaakmiddel, een dweil en aftrekker.
Tom kwam slechtgehumeurd het washok binnen.
‘Verdomme, teveel zeep! En Mies maar zeuren… Dat is nog het ergst!’
Plots kwam een tsunami van zeepsop in hun richting aangerold. Sokkemans wist nog snel een sprong te maken en belandde op de top van de golf die zich al terug trok. De zakdoek bleef met één van zijn gaten hangen in de aftrekker en zwaaide Poppemie in een grote boog naar Sokkemans toe. Sokkemans klemde Poppemie dicht tegen zich aan en liet zich meevoeren met het water.
‘Ach, die waren we kwijt…en het sokje van Poppemie…wat zal die blij zijn.
Tom viste ze beiden uit het water en legde hen bij de te wassen sokken.
Sokkemans glimlachte tegen Poppemies sokje en zuchtte gelukkig tot hij een schelle stem hoorde:
‘Daar heb je die natte sok van een vent! Nog wel met iemand anders kinderen…’
Sokmans keerde zich blij verrast naar zijn vriendin.
‘Mijn liefste voetgenootje…’
Zijn stem stierf weg, naast zijn sok-genootje lag een nieuwe witte stoere sok met de tekening van een panter.
De panter-sok draaide zich naar Sokkemans en vroeg dreigend:
‘Ken jij mijn vriendinnetje?’
Het ‘vriendinnetje’ haastte zich om te antwoorden:
‘Een oude sok uit een ver verleden en een vreselijke zeur, niet eens de moeite waard om je druk te maken.’
Tot in het diepst van zijn ziel geschokt merkte Sokkemans niet eens dat Tom de oude zakdoek naast hem legde.
‘Wat ging er mis?’ vroeg de zakdoek buiten adem.
Van zijn sokken geblazen antwoordde Sokkemans: ‘Voor ik vermist was had ik tenminste een relatie.’