Gisteren nog lagen de binnenkanten van je onderarmen
over het randje van de vensterbank en hingen je handen
boven de voortuin als twee kleine parasols. De kevers
beneden wisten niet dat je bestond.
Met de armen weer onder je hoofd gevouwen heb je
wakker gelegen, gedacht aan celdeling en -dood.
Vandaag is zo’n dag waarop lagen kleding niets
aan naaktheid afdoen. Je zoekt
naar knokkels tussen de wolken,
knarsende schildjes onder je voeten.