Ik ben de dorste kamerplant
Waar groen was, is nu dorst
Stekken op stelten, woestenij
Drooglegging der moederborst
Razende straat stroomt achter ’t raam
Mijn lover laat zich hangen
Bladeralarm, dit kamerding
Plant trip naar wandelgangen
Daar drupt somtijds een paraplu
Of vies vuil vunzig flesje
Elk lekje goed, elk sprankje
Grote dorst, petieterig lesje
Ik ben de dorste kamerplant
Al dorst ik wel te zeggen
Ik heb een kamer om me heen
Mijn dorst en ik zijn nooit alleen
De baobab kan zulks niet zeggen