Deze week ontving ik de drie brieven van het leven in een notendop.
Een geboortekaartje, een uitnodiging voor een huwelijk en een overlijdensbrief.
Drie families waarvan het leven een wending neemt. In het laatste geval definitief en onherroepelijk. Elke ontvangen boodschap maakte emoties bij me los tot de derde, die me naar de keel greep. De eerste twee waren voor mijn man en ik al voltooid verleden tijd. Het huwelijk werd geconsumeerd met twee dochters op ons conto, die elk een eigen leven leiden, zoals de meesten onder ons; werken voor je eigen en werken voor een baas. De inzet voor kinderen kennen ze nog niet zodat we nog steeds als vader en moeder door het leven kunnen gaan. Bommi en Bompi blijven tot op het heden een Gamma-begrip. Ondertussen zijn we er ook al achter gekomen wat filosofische artsen ons proberen duidelijk te maken: ‘We leven te lang voor ons lichaam.’
Met andere woorden: de tand des tijds – vermoedelijk een bever - heeft al flink zijn best gedaan.
Een dijk van een dam van wat niet meer kan.
Om dan in houttermen verder te gaan: toch laten we ons niet kisten. Als drenkelingen aan drijfhout klampen we ons vast tot we stranden in het kreupelhout. Als we dan van geen hout meer pijlen kunnen maken, laten we ons opgebrand en uitgeblust meedrijven op de rivier Styx op zoek naar de boodschapper van de allereerste brief.