Ik zal eerlijk overdrijven, u heeft gelijk, mijn leven is voorbij. Ik heb mijn kansen gehad, wil geen jong volk beroven van de hunne, mijn leven is voorbij. Ik begrijp dat wel. Ik ben maar een normale jongen, niks slachtofferigs aan, geen diverse kink in de kabel, niets waarmee u het nieuws kan halen, en te oud bovendien. Ik heb geen aandacht nodig, dat komt er ook nog eens bij. Telkens ik aandacht krijg, te veel aandacht naar mijn zin, duik ik onder, weg, verschuil me achter de rokken van mijn normaliteit, mijn irrelevantie, mijn over het hoofd gezien worden is een troost moeilijk uit te leggen in een tijd waar het hoogste goed oogballen trekken is. Sommige beweren zelfs dat mijn positie onverdedigbaar is, dat je de aandacht moet trekken om de problemen in de maatschappij aan de kaak te stellen; en daar kan ik inkomen. Jammer dat die aandacht verzandt in aandacht voor persoonlijke problemen, zoals het mijne. Het gaat altijd om mijn probleem. Mijn probleem is de beste manier om die oogballen te trekken, het is een strategie geworden, eentje waarvoor ik een beetje bang ben. En die strategie is dan ook de reden dat ik niet zo gek ben op aandacht. Die lijkt van iedereen een slachtoffer te willen maken, erop uit medelijden op te wekken, want als je het maar erg genoeg hebt in het leven omwille van wie je bent, dan krijg je wat voor mekaar. Dan krijg je wat gedaan. Of dat lijkt toch zo in al die getrokken oogballen. Ik voel me dan ook hypocriet wanneer ik zeg dat ik het jammer vind dat ik niet kan deelnemen aan de kans van deBuren om een schrijfresidentie in Parijs mee te maken. Ik ben te oud. Dat is mijn probleem. Niet het uwe.