Beste Vlamingen
“Met een gigantische snelheid razen we door de lucht. Ik zit op een vliegtuig met aan boord nog twintig andere reizigers. we zijn verplicht om onze gordel aan te houden tijdens onze lange vlucht van 258 dagen. Op dit moment is onze vliegreis bijna afgelopen, we komen morgen eindelijk aan land. Ik ben blij en opgelucht tegelijkertijd want de vlucht was eentje van lange tijdsduur. Ik vind het spannend om terug te keren naar het land waar ik oorspronkelijk op de wereld ben gebracht. slapen zal moeilijk worden met al de gevoelens die door mijn hoofd spoken. Zullen mijn grootouders nog leven? Liesl mijn oude schoolvriendin, zou ze mij nog kennen? Ik heb geen besef van hoe laat het ondertussen is want tijd bestaat hier niet. Ik kijk door het raampje van het vliegtuig en droom weg in de weelde van de verschillende lichtbronnen die rechtstreeks op het netvlies van mijn ogen vallen. Ik begin een beetje slaperig te worden. Ik pak een deken en mijn vestje zodat ik mij kan klaarmaken om te verdwalen in mijn onvoorspelbare dromen. Dit was het voor vandaag. Morgen ben ik weer terug! Sven Wirix”
Op het moment dat ik het dagboek sloot verloor het vliegtuig zijn evenwicht. Het alarm gaat af maar omdat alle passagiers aan het slapen waren, heeft niemand het alarm opgemerkt. De piloot heeft zijn best gedaan om zijn koers verder te zetten maar tevergeefs. Het vliegtuig stort neer op aarde. Alle passagiers zijn buiten bewustzijn behalve één persoon, namelijk Sven. Hij kijkt naar boven en kan niet begrijpen wat er zich allemaal afspeelt. Hij kruipt naar het mobieltje dat ligt te rinkelen op tien meter afstand verwijdert van hem. Hij is zwaar getroffen door de crash, hij verliest veel bloed en kan moeilijk ademen.Met alle moed pakt hij het mobieltje en belt hij de hulpdiensten. Het laatste wat hij zag waren de blauwe zwaailampen die zijn richting uit kwamen.
“Het werd opeens zwart voor mijn ogen. Ik kan me nog vrij weinig herinneren wat zich daar afspeelde op het moment van de crash. De verplegende robot die mijn bloedwaarden kwam opmeten en de nodige medicamenten op mijn nachtkastje van mijn kamer achterliet, vertelde mij dat ik een maand in coma heb gelegen. Ik schrok natuurlijk enorm van wat de robot mij vertelde. Hij had ook positief nieuws, ik mocht morgen eindelijk het ziekenhuis verlaten! Mijn ouders hebben het helaas niet overleefd, telkens als ik er over begin te praten krijg ik het zwaar. Ik heb het er liever niet over. De zon duikt onder de horizon en de avond valt. Dit was het voor vandaag. Tot Morgen!”
Sven werd de volgende dag wakker gemaakt door de brandende zonnestralen die door het grote glasraam op zijn gezicht schenen. Om negen uur werd hij ontslagen uit het ziekenhuis. Voordat hij uiteindelijk mocht gaan moest hij nog een test op het coronavirus doen. Hij lag met zijn lichaam bekrompen op het bed en de robot maakt een hersenscan. Op basis van de hersenactiviteit kon de zorgrobot zien als de hersenstructuur van de persoon verandert was of de oorspronkelijke vorm had. Vol enthousiasme stapte hij naar buiten maar die vreugde was van korte duur. Alles was verandert. De gehele samenleving was verandert, net zoals de sociale en samenhangende omgeving waar hij was opgegroeid. Hij zag zelfrijdende voertuigen, ook krioelde het van de fietsers en voetgangers. Slenterend zette hij een stap richting de stoep maar ver geraakte Sven niet. Hij bewoog van links naar rechts en zijn evenwicht was ook niet optimaal. Eenmaal aangekomen bij de supermarkt wreef hij diep in zijn ogen. Ze voelden aan alsof ze al dagen niet meer waren geopend. Een felle lichtflits was alles wat hij zag. Hij was op zoek naar de knapperige zoete kaneelbroodjes die zijn oma altijd maakte toen ze nog leefde. De broodjes waren altijd mooi goudbruin met een egaal laagje glazuur bovenop. Hij kreeg het water in zijn mond. Zijn oog valt op een hoekje van de winkelrek waar de producten uitgestald staan. Er steekt een minuscuul opgevouwd briefje tussen de spleet van de rek. Hij pakt het briefje voorzichtig op en plooit het open. “Vandaag 18 Oktober 2020. Complete volksverhuizing richting Mars wegens coronacrisis.” Sven schrikt en door zijn reactie dwarrelt het papiertje op de grond. Hij zet het op een rennen en verstopt zich in een verlaten achterbuurt waar de vele drugsdealers zich verschuilen en de muren zijn volgespoten met de meest vulgaire graffiti.
“Iemand help! Ik kan dit niet meer! waar, waar zijn mijn ouders? Ze waren dood gebleven in het ongeluk. Iemand die mij alstublieft wilt uitleggen wat er allemaal is gebeurd? Ik ben zo verward. Radeloos. Alles is zo veranderd, en met alles bedoel ik de hele wereld. Letterlijk alles! Toen ik voorbij de kassa’s rende in de supermarkt merkte ik op dat er helemaal geen caissières waren. De gehele betaling werd automatisch geregistreerd en het geld werd van de persoon zijn bankrekening gehaald zonder iets te tonen.” Toen ik aan het schuilen was in de achterbuurt zag ik een kleine hond. Het was geen puppy meer want de hond had geelbruine tanden,verwarde grijze haren en zijn mobiliteit was uitermate slecht. Ik strompelde naar het hondje en gaf hem een naam. Ik noemde hem Max want zo heette mijn vorige viervoeter die helaas twee jaar geleden overleden was. De hond gedroeg zich vreemd, precies alsof hij me iets wou laten waarnemen.”
Met de hond voorop, volgt Sven zijn spoor. Samen doorkruisen ze de zijbuurten, het centrum van de stad en de verschillende natuurparken tot ze op een gegeven moment aankomen bij een trap. De hond keert weer terug naar zijn oorspronkelijke leefomgeving en Sven staart naar het bordje bij de trap :”l’histoire des catastrophes dans le monde de l’enfer”. Zonder erbij na te denken spurt hij naar de trap,ademt hij diep in, pakt hij de railing van de trap stevig vast en gaat stapvoets naar beneden waarna hij tenslotte arriveert. Hij ziet een groot boek liggen getiteld naar het bordje bij de trap. Met trillende vingers klapt Sven het boek open. In het boek staan alle rampen in van de voorbije jaren. Hij krijgt waterige ogen en leest verder. Na al die jaren is het allemaal duidelijk geworden. Het coronavirus werd zo intens dat een volksverhuizing genoodzaakt was. Mensen werden kannibalen en gingen hun eigen soort uitmoorden. Complete paniek brak uit want zowel overheid als de bevolking deed weinig aan deze grote crisis. Na het lezen van de allerlaatste pagina vouwt hij het boek toe met een gevoel van tevredenheid en loopt hij naar buiten. Hij pakt een foto tevoorschijn van zijn gezin, sluit zijn ogen en droomt over de mooie momenten die toen nog de realiteit waren.