het ligt groen in kinderschoenen
spelend in handen van plezier
er wipt een giechelen op en neer
twee beentjes worden ondergraven
en er is de tocht naar morgen
gisteren sloot een gordijn van hagel
de krappe plek in de breedte
iemand stuurt een uitbraak aan
de jongen flitst de ruimte door
steekt voeten als stugge schubben
in het zand van zijn opslagplaats
tot het water uit de oren stroomt
olie uit de blauwe ogen druppelt
tot er plaatjes tussen vingers schuiven