Eerste brief

12 apr 2018 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Huldenberg, 10 april 2018

 

 

Beste Onbekende,

 

 

Mijn hoofd is een als wit blad bij het begin van deze brief.

Tot wie richt ik mij? Wat weet ik over jou?

 

Jij bent ongetwijfeld een mens, net zoals ik, wonende in dié uithoek van ons universum waar doorgaans weinig te beleven valt. Op onze aarde daarentegen, in onze eigen kleine wereld die door ons toedoen sneller dan nodig verglijdt naar de apocalyps, vergapen wij ons aan steeds weer nieuwe onheilsberichten over ons leefklimaat. Stemt dat jou droef te moede? Of behoor jij tot die onverzettelijke schare optimisten die erin gelooft dat de mensheid het wel redt?

Maar dit alles klinkt wellicht wat somber als aanhef en dat is niet de juiste toon voor een nieuwe ontmoeting. Dus, achter de wolken schijnt de zon, welkom en aangename kennismaking!

 

Ik schrijf deze brief met mijn PC, aan mijn bureau dat vier trapjes hoger ligt dan de woonkamer. Linksweg kijkend heb ik een zicht op mijn tuin. De dubbele terrasdeur vormt een 1+ puzzel met drie stukjes. Twee rechthoeken en een driehoek, met vijf herkenbare natuurelementen. De witte magnolia in volle bloei, een nog slapende, geknotte knotwilg, het gazon of wat ervoor moet doorgaan, een geëmigreerde Oostenrijkse dennenboom, perfect geïntegreerd, en ten slotte een machtige treurwilg. Deze laatste heeft de eerste tien jaar een heel moeilijke kindertijd gehad, gesteld dan dat hij 150 jaar oud wordt. Hij slaagde er maar niet in te treuren, en dat was geen vrolijk gezicht.

En elk jaar opnieuw de vraag: omhakken? Nee, geef hem nog een jaar. Bijbelspraak.

En zie, langzaam begon hij zich beter in zijn schors te voelen en ontwikkelde hij van die meterslange slierten die meewaaien in de wind. Eronder staat een arduinen bank waar het goed toeven is in de zomerschaduw.

 

Hoewel geboren en getogen Brusselaar woon ik nu al 20 jaar in een boerengat in Vlaams-Brabant. Ik woon in een doodlopende straat en de huizen staan allemaal aan één kant van de weg. Aan de overkant wachten de weilanden op de koeien die ergens in de maand mei uitgelaten worden losgelaten. Of losgelaten uitgelaten worden. In de verte kleppert de klokkentoren van de Sint-Agatha-kerk. Achtentwintig mensen leven er in deze Hoek en jaarlijks halen wij onze goede luim boven voor een zomerstraatfeest.

Mijn straat loopt in T-vorm, met een heel lange horizontale, gebogen schreef en een kort streepje naar beneden waar ik woon. Ik ontmoet hier zelden of nooit vreemde mensen. Tenzij wielertoeristen in het lange deel van de straat dan, die ik steeds devoot uit de weg ga – er zijn hier geen trottoirs, dus loop ik met mijn hond aan de linkerkant van de weg – die ik daardoor soms een glimlach kan ontlokken. Dan is mijn dag goed.

 

Ik ben gek op wielrennen en volg de koers nauwgezet. Wat een stiel! Gedreven topatleten die er alles voor doen en er alles voor geven om die ene koers te winnen. Ook letterlijk. Het hart van Michael Goolaerts, die op 1 april in de Ronde van Vlaanderen nog in de lange ontsnapping zat, vond eergisteren in Parijs-Roubaix dat het nu wel genoeg had geklopt en stopte ermee. Brutaal. Zonder verwittiging. Maar zijn droom om ooit in die mythische “Roubaix” te rijden heeft hij in extremis kunnen realiseren. Coureurs, de dwangarbeiders van de weg die zich meten met de goden, zweven constant tussen hemel en aarde want hun voeten raken nooit de grond. En net als hun grote Voorganger – Jezus is te vroeg geboren en had een coureur geweest moeten zijn in plaats van een onnozele visser – vallen zij driemaal en meer tegen de onzachte grond, kapot van ellende. Maar zij staan ook altijd weer recht, verbijten de pijn van hun gebroken ribben of klikken de ontwrichtte schouder terug in de kom, en rijden lijdend verder. Dromend van een zegetocht in Jerusalem.

 

Het is stil in huis. Mijn hond Mila rust uit na haar revalidatiewandeling – driemaal daags een half uur. Zij is zes weken geleden geopereerd aan haar knie en aan een maandloon. Dat laatste zonder verdoving. Ik blijf het pervers vinden, de armoede van velen in gedachten, maar het is zo een lieve hond…

Ikzelf ben met ziekteverlof o.w.v. een gemene luchtweginfectie. De antibiotica voert een hevige strijd in mijn lichaam tegen nefaste elementen, maar vernietigt in zijn zog ook datgene wat mij doorgaans recht houdt, waardoor ik me – met enige overdrijving – doodziek voel. Toch zal ik morgen weer gaan werken. Ik verdien mijn brood in een congregatie van kloosterzusters. Daar mag ik zwaar zorgbehoevende zusters bijstaan in hun laatste jaren, op praktisch en menselijk vlak, en hen ook wat spirituele vertroosting bieden.

Mijn beste job ooit en hopelijk mijn laatste.

 

Voor ik afsluit moet ik misschien nog meegeven dat ik een mens van vrouwelijke kunne ben, ondanks wat mijn voornaam ‘Geert’ meestal doet vermoeden. Mijn moeder vond dat gewoon een mooie naam en ik hou wel van de prettige verwarring die hij soms veroorzaakt.

 

Ik kijk uit naar jouw brief

en groet je hartelijk.

 

Geert

 

 

 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

12 apr 2018 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket