lange broek aan, stoffen jas
sokken in boots,
de lucht nog fris,
maar op weg naar het strand.
zo dicht mogelijk bij
de rand,
waar water beweegt
en zand toch blijft.
ogen kijken rond —
niet opvallend,
gewoon 360 graden.
links een koppel,
rechts twee vrienden,
allemaal ver genoeg
om alleen te zijn.
handtas neer,
zonnecrème eruit,
water, bril,
boek,
oortjes,
iPhone.
de jas wordt deken,
ik zit.
schoenen uit,
sokken erin,
flappen van de jas omdraaien.
broekspijpen omhoog,
trui en hemd uit,
mouwloos blijf ik over,
smeer maar.
oortjes in.
zoek naar Kleinkunst.
het boek blijft dicht.
ik lig
met zon op mijn gezicht,
Boudewijn de Groot zingt
over verdronken vlinders.
dan —
zacht,
de wind,
warm,
streelt als veren,
en wekt begeerte.
ik draai me om,
vingers volgen hun eigen wil.
- Inge De Waele

