Het knarsende sneeuwtapijt
en bevroren dauw
omhelzen haar enkels
’s morgens
De deur van zijn caravan
met krakende scharnieren
buigt sierlijk voor hem
’s middags
Voorbijglijdende manen
uitgespuwd door de horizon
strelen hun netvlies
’s avonds
Aangedampte handpalmen
op de verkleumde ruit
verwarmen hún caravan
’s nachts tot er geen dag meer kwam.