Ik had gezien hoe het zich manifesteerde/
doorheen het waterland roerde/ ruraal
hoe het troosteloze meanders zoogde/
onder mistige dekens/ in verstrengelingen opging
Ik had gemerkt hoe het zich vermenigvuldigde/
over weidse velden plaveide/ in zigzag
een moederinstinct aan de dag legde/
hoe het stukjes gras baarde/ zaailingen omarmde
Ik wou iemand vertellen over de glooiende ontroering/
valavond/ dauw onder klompen
hoopte op de getuigenis van een bloedmaan/ de aanwezigheid van de kiekendief
Ik kende de plekjes/ naar welke akker het terug zou keren/
kende het ontluikende riet waar het
zich verscholen zou houden/ en ik wist dat het geluid zou uitstoten/
ingehouden
Ik wist dat waden aan een verzande einder vluchtig was/
maar zwemmen in moeras eeuwig
dat juffers onuitwisbare herinneringen voeden/ onkruid onopgemerkt uitdooft
Ik zag hoe schaduwen hun paringsdans in een knoop legden/
hun begerige ogen verhulden
hoe een fragiel wezen de oever lijmde/ heftig wapperend/
een spoor van gelukzaligheid
Ik wist wanneer ik de treurwilg diende te spiegelen/ diende te oogsten/
kon laten begaan
de aanblik naar verlangen overhelde/ er aardse kluiten nodig waren/
verankeringen
Ik kneedde de rivier naar mijn evenbeeld/ over schokkende vleugels/
nestdrang
legde de beginselen van een geboorte in de strijd/ voldaan naar lucht happend
Ik aanhoorde de lokroep die zich aan de horizon had vastgebeten/ om leven op te wekken
klauwend in een poging bewustzijn open te breken/
de ultieme daad van overgave
Ik besefte tijdig dat een stad niet gedijt onder betonnen stolpen/ dat vlees verschrompelt
kasseien telkenmaal tot mos verkleuren/
het vacuüm van de dageraad in het onbestemde weerkaatst