Gelipte pluspolen van dag en nacht
placeerden tot dusver als schijnasceten
verlangend als ontvlambare magneten
een muzikale paringsdans van wacht
Een explosieve spiegeling der drijfkracht
in één omhelzing slechts verliefd verbeten
tot ver-om-arming van wat was geweten
in al ‘t geroezemoes als klucht gebracht
Maar ’s avonds vrijde ze zijn snoet tot bloem
voorvoelde ze hoezeer zijn keizersvel
haar dreef van volle zee tot maan
Zo hoopte ze al ad infinitum -
dat dra onder zijn zonnevlechtbevel
de oerknal heilig zou ontkurken gaan