Foto Jos

29 apr 2018 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Beste Jos,

Dat was me een dag, die 22ste maart van het jaar 1961.

Jij ligt te schreeuwen en te spartelen in de armen van je moeder, die goed gecoiffeerd en schijnbaar sereen in het kraambed zit. Daarrond veertien mensen die al eens geboren zijn. Voor jou is het de eerste keer. Iemand van het gezelschap is onzichtbaar, de fotograaf, jouw vader, die dit moment heeft vastgelegd. Allemaal staan we er helemaal op zoals we zijn en zullen worden.

Van jou is niet veel meer te zien dan een rood aangelopen kopje, hoewel in zwart-wit, en je twee onderbenen en voetjes die afstekend tegen het witte laken lijken als grillige gemberstronkjes.

Naast jou op het bed gezeten zus Rozemie, altijd prompt en aanwezig, aan de andere zijde jouw broer Luc, wegkijkend in een verte die niemand ooit heeft betreden. Aan het voeteneind zit neefje Maarten, één jaar oud, in het wit met witte kruin rugwaarts tegen de spijlen van het bed. Hij lijkt een gevangen geest en staat helemaal alleen, niemand ziet hem. Weet hij al dat hij door zijn teleurgestelde vader zal vernederd en mishandeld worden, om zo uit te groeien tot een man die van zijn leven een puinhoop maakt? Zijn oudere, onhandelbare zus Christa beperkt zich in de foto gelukkig tot de achterzijde van haar hoofd met het haar in het midden gescheiden en uitlopend in twee staartjes, die kinderlijke onschuld veinzen. Zij kijkt op naar Tante Suzanne die zich welwillend doch met lichte ergernis naar haar toe neigt. Suzanne is de jongste zus van Henriette die verwonderd naar haar boreling blijft staren zoals de moeder maagd naar haar Heiland.

Centraal op de foto, recht in de lens kijkend, de ouders van de fotograaf. Zij lijken uit een ander universum gesneden en tonen zich fier en tevreden over hun vers geboren kleinzoon. Ik ken hun namen niet. Zij draagt een zondagse jurk en een witte halsketting en glimlacht breed; haar gepermanente kapsel verraadt enige weerspannigheid. Links van haar de echtgenoot, kaarsrecht en toevallig of niet, de enige persoon die tegen een donker vlak staat, een deur wellicht, terwijl de muren en gordijnen hel hospitaalwit zijn. Zijn kale kop steekt zo fel af en hij lijkt met gevouwen handen in zijn doodskist te liggen. Elk begin is altijd verweven met de eindigheid der dingen.

Helemaal rechts op de foto een vreemd vertrouwd trio. Mijn moeder, met een pose als van een filmster, en met een gezicht dat staat op voorzichtige, plaatsvervangende blijdschap, of toch eerder iets van vermoeide afwezigheid. Op haar linkerschouder de klauw van haar schoonbroer Nonkel Jacques, de gefortuneerde, hard werkende huistiran, met zijn vrouw als een trofee op zijn schoot. Simonne, moeder van Maarten en Christa, kijkt ook in de lens, maar met een lijzige blik en de handen kuis over de schoot geslagen. Het zal niet baten. Zij zal nog driemaal moeten werpen en meelijwekkend ten onder gaan aan haar vermoeiende kroost.

En helemaal achteraan staat mijn vader, zwijgend want zijn laatste acht levensjaren ingegaan. Hij draagt mij op zijn linkerarm, zijn hand met zegelring omvat mijn linkerknietje. Ondanks mijn prille 11 maanden en mijn weinig flaterend opgebolde kleedje kijk ik met priemende oogjes recht diagonaal naar de overkant van de foto en wijs ik met mijn wijsvingertje nadrukkelijk naar jou, klein mensje Jos. Het is alsof ik toen al besefte: “met dat daar ga ik wel goed overeen komen.”

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

29 apr 2018 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket