Op het perron staan lege treinen,
ze rijden niet. Vandaag staan ze stil
bij het leven. Aan de ingang vatten
zwaar bewapende mannen post,
rugzakken worden staande gehouden.
Er schuifelt een colonne gebogen
hoofden door de poorten, ze staren naar
vertrapte zolen en kauwgumresten.
Een kind zit op zijn hurken, het peutert
met grauwe nagels tussen de tegels.
In de massa zijn we allemaal doelwit.
Misschien zullen morgen kabels trillend
het werk hervatten. Stromen mensen
verwelkomen achter nietsziende ramen.
Door het landschap trekken zij een spoor.
Gedachten zweven als ballonnen met gele
briefkaarten: wensen uit een kinderhand.