Een doodgewone middag
Ik zit weer in het park
Voor mij het werk van Lipsi
Gewoon en toch apart
Verbazend hoe de kunstenaar
Het marmer heeft gekneed
Tot enkel nog de vorm bleef
Of iets wat schoonheid heet
Dan komt een kind voorbijgeraasd
Nieuwsgierig enthousiast
Voorzien van rake commentaar
Die bij het kunstwerk past
De waarheid uit een kindermond
Hij roept dan ook meteen
Wat is daar nu bijzonder aan
Dat is gewoon een steen
Gewoon een steen
Gewoon een steen
Geen zware grote woorden
Geen doekjes er omheen
Gewoon een steen
Hij had mee kunnen vliegen
Op een reis naar de zon
Het kunstwerk werd een ruimteschip
Dat alles overwon
Misschien is het een toversteen
En al wie er naar kijkt
Verandert in een paddestoel
Voor eeuwig en altijd
Of was het toch een grote draak
Die hier een tand verloor
Die staat nu mooi tentoongesteld
Maar niemand heeft dat door
Ach alles wat ik zo verzin
Het kind kijkt daar doorheen
Wat is daar nu bijzonder aan
Dat is gewoon een steen
Gewoon een steen
Gewoon een steen
Geen zware grote woorden
Geen doekjes er omheen
Gewoon een steen
Het kunstwerk staat daar nu nog steeds
De jongen ging voorbij
Ik zit hier weer en glimlach
Om de woorden die hij zei
En toch moet ik bekennen
De betovering verdween
Al kijk ik naar een meesterwerk
Dat is gewoon een steen
Gewoon een steen
Gewoon een steen
Geen zware grote woorden
Geen doekjes er omheen
Gewoon een steen