‘Papa, heb je nou geluisterd naar wat je zelf net zei? Zou jíj het fijn vinden als iemand dat tegen jou zei? Zou jij daar een fijn gevoel bij hebben? Ik dacht het niet!’
Aan het woord was onze achtjarige dochter, als alleenstaand kind soms ietwat beperkt in speelopportuniteiten, maar absoluut niet in taal en grootse uitspraken. Dat heb je dan, als je alleen maar volwassenen om je heen hebt en je door je jeugdige leeftijd nog alles als een spons opzuigt en feilloos kan opslaan. En al wil je haar ook soms tegen het behang plakken, onze dochter is het meest prachtige geschenk dat dit leven ons geven kon. Ze is uitmuntend knap, heerlijk briljant, geweldig getalenteerd, onweerstaanbaar grappig,… Enfin, een beetje zoals elke ouder over zijn kind denkt.
Maar net als elke ouder voelen we soms de behoefte wat bij te sturen. Omdat ze bijvoorbeeld al eens met zichzelf in de knoop ligt, maar toch een torenhoog verlangen heeft erbij te horen, gedraagt ze zich bij momenten als een stoerdere kopie waarbij ze – lachend en met goede bedoelingen – toch kwetsend of denigrerend kan overkomen.
Het was op één van die momenten dat we haar diets hadden proberen maken dat ze best kon proberen om zich naar anderen te gedragen zoals ze zelf behandeld wilde worden. Ondanks onze zoveelste poging om haar respect voor anderen bij te brengen, zagen we haar nadien toch af en toe hervallen in oude gewoonten, alsof onze inspanningen ijle woorden in de lucht waren geweest…
Tot dus op het moment dat mijn echtgenoot – momenteel in een spannende fase op zijn werk – mogelijk een ietsiepietsie cru klonk bij het invraagstellen van mijn kookkunsten. Met haar gevatte opmerking bracht ze ons niet alleen in de onmogelijkheid ons gezicht in de plooi te houden, ze bracht ons onze eigen wijsheid bij die we zelf even vergeten waren. Bedankt wereld, dat er kinderen zijn!