Naast de hangaar
Daar hangt hij
Daar vangt hij een uiltje
Het kuiltje in zijn wang
beweegt op het ritme van de wind
goedgezind
wiegt hij
Met de hangmat mee
Door de bladeren ruist de zee
Straks gaat hij boeten
Voor al het moeten
Dat hij niet deed
Hij droomt groot
Vliegt op een boot
Zwemt door de lucht
Danst in helikoptervlucht
De bel gaat,
De kat jankt op straat
Werk is overbodig
De auto heeft benzine nodig
Alles drummend in de rij
Hij tank enkel zichzelf bij
De dwingende toon
Van de telefoon
Klinkt als vogelgezangen
Te laat,
opgehangen.