De eerste hartslag kwam onaangekondigd
Het moment voelde scherp
Als koud wakker worden
Voor de ochtenddrukte
De helse snelheid van de dingen
Een tram die traag krijsend langsrijdt
Maar net niet stilstaat
De mensenmassa die zich
Lijkt te verplaatsen
In één welbepaalde richting
Zonder ooit helemaal te verdwijnen
Hij wacht met een zwarte tas
Zij staat gesluierd
Als een handgebaar
Als vreemden vooral
Als naasten naast elkaar
De tweede hartslag volgt
Onherroepelijk
Ik sta stil en drijf af
Langzaam tussen de plooien
Van een lange zwarte jas
Krijg ik het weer warm
Later wordt het vanzelf terug rustig
Het geraas sterft verder weg
Maar het moment blijft als een nasmaak
Zoetje mompel ik nog net
Er schuilt een leven in mij
Als een volzin
Tussen twee hartslagen in