het wordt al avond en de grenzen
van takken en handen lopen uit
en ik verzet me
er blijven nog kinderen buiten, ik zie ze
scharrelen in de straten, even maar
wil ik daar zijn
een soort autonoom, niet wachtend
tot iemand zijn lichaam opent
en warme afstaat
zigzaggend in het geknakte gras
waarin september eerst tekeergaat
en dan vooruit vlucht
maar ik ben hier, onder mij
krijgt de vorst voet aan de grond
knerpt het blad, rot de bolster