Het café
(een antwoord op Alara Adilow)
voor de tweede avond
op rij zeil ik hetzelfde greinige café binnen
munten als brood
meer dorst dan honger
parels verbloemen de plooien in mijn bast
een lichtgevend kind drinkt
bewolkte koffie
ze tuurt door damp die uit tafels klimt en zuigt hem op tot ze zelf schemert
haar ogen steken
verdwaald de ruimte over
buiten choreografeert een seizoen in glorie
een waaier aan geruststellingen
binnen kijkt men toe
en ik
vertrouw ‘t stuk
sla enkele majeurs tegen de muren