Na de dood van haar geliefde schrijft Lief het verhaal van een liefde die niet mocht bestaan. Een boek over vasthouden, loslaten en de kunst om opnieuw te kijken.
Enkele fragmentjes
Ze plant het al weken, maar het lukt haar slechts vandaag. Ze opent het schrift dat ze Het Julesboek noemt. Het ligt geduldig te wachten. Ze wil schrijven, in de hoop dat het helpt. Misschien doet het dat niet. Maar ze verlangt ernaar om terug te gaan naar wat er was. Naar hem. Naar alles.
Ze is moe. Onzeglijk moe. En toch, ze moet het doen. Waarom? Dat weet ze niet. Of misschien wel: omdat ze bang is dat het anders verdwijnt. Bang om verder te gaan zonder hem. Tweeënveertig jaar lang was hij er altijd, aan de andere kant van de telefoon, in haar dagen, in haar toekomst. Nu alleen nog in haar geheugen.
Ze begint Het Julesboek met haar dierbaarste herinnering. Ze aarzelt, maar weet: dit is het juiste vertrekpunt. Tijdens de zomer van het vorige jaar bleef haar telefoon lang stil. Ze had het er moeilijk mee. De gedachte dat er iets kon zijn gebeurd, benauwde haar dan. Toen ze hem vertelde dat ze dacht uit zijn gedachten te verdwijnen, antwoordde hij: ‘O, maar dat zal nooit gebeuren. Je bent een deel van mijn leven!’
Ze hoorde het in zijn stem: warm, breekbaar, oprecht.
Ze schrijft het op, langzaam, want elke letter is heilig. Die ene zin is het mooiste wat hij haar heeft gezegd, en tegelijk de laatste uiting van genegenheid die ze van hem zal krijgen. Ze leest de zin opnieuw, fluistert hem in de hoop hem zo weer terug te roepen.
...
Plots lawaai op straat – een claxon, stemmen die elkaar luid toeroepen – doet haar opschrikken uit haar gedachten en haar blik valt op zijn foto met de hond.
Ze vond die foto, niet op zijn Facebookaccount dat zijn vrouw beheerde, maar op de LinkedInpagina van zijn bedrijf. Ze vermoedt dat hij die zelf heeft geplaatst, een beeld dat hij koos en koesterde. Waarschijnlijk is hij gemaakt net voor hij zijn hond, die aan kanker leed, liet inslapen.
De straatgeluiden vervagen als zijn blik haar raakt: somber, door verdriet getekend.
Het is geen pose, geen officiële weergave voor de buitenwereld, maar een weergave van de man die zij werkelijk kende. Veel meer dan de gladde foto op het rouwbericht toont dit beeld de ware Jules: ernstig, zwaarmoedig, en onmiskenbaar zichzelf.
Hij kijkt haar aan. Alleen haar, alsof hij bij haar steun en troost zoekt voor de pijn.
Ze houdt van die foto. Misschien omdat hij niets verborg, geen rol speelde, maar zichtbaar, één laatste keer, zijn hond die hem dierbaar was, koesterde.
...
Sinds ze het schrift begon te vullen, sluipt er langzaam vrede in haar.
En dan, onverwacht, droomt ze voor het eerst sinds zijn dood over hem.
Ze zijn in een station. Ze staan dicht bij elkaar, hand in hand. Hij vertrekt. Ze wil hem nog een kus geven, maar hij weigert, zonder verklaring, alleen die afwijzing.
Hij verdwijnt in de mensenmassa, maar hun handen blijven verstrengeld.
Als ze wakker wordt, is ze niet triest.
Maar nu ze eraan terugdenkt, rollen de tranen over haar wangen. Hun verstrengelde handen voor een band die zelfs zijn dood niet kan verbreken. De geweigerde kus voor alles wat onuitgesproken is gebleven, voor het ongrijpbare en het treurige in hun relatie.
Er is zoveel ongezegd, onbegrepen en onbevestigd gebleven. Zoals dat moment van afwijzing bij een afscheid, juist zoals in haar droom. Ze wilde hem omarmen, maar hij duwde haar resoluut weg, zonder uitleg. En zij, uit trots of uit gewoonte, stelde geen vragen.
Hij gaf zelden uitleg. Misschien dacht hij dat zwijgen volstond, dat zij hem ook wel begreep. ‘Je intuïtie is goed.’ Maar dat was niet genoeg, niet altijd.