Heb ik je al verteld over het monster op mijn zolder?
Gulzig als het is, vreet het de kennis uit mijn oude schoolboeken.
Bittere wiskunde moest er eerst aan geloven.
Momenteel verwerkt het monster het zure schoonschrift
maar het nadert zienderogen onze kruidige geschiedenis en mijn honingzoete taal.
Met zijn vlijmscherpe tanden trekt het grote gaten
in uit de mode zijnde kledij die niemand nog wil dragen.
Het herleidt mijn stoere forten en droomkastelen tot een miezerig hoopje blokken.
Met een rode pen past het onverbiddelijk de liefdesbrieven die ik nooit heb durven versturen
aan de nieuwe spelling aan.
Met een rietje zuigt het koortsig alle kleuren uit steeds fletser wordende vakantiefoto’s.
Ik heb ooit geprobeerd om het monster te weren
uit dichtgeplakte kartonnen dozen onder een dikke laag stof,
uit antieke kasten aangetast door houtworm,
uit poëzieschriftjes en vriendjesboeken met een klein slotje erop,
uit dagboeken die niemand anders dan ikzelf mocht lezen,
uit verbleekte cassettedoosjes en gebroken CD hoesjes van al lang overleden tieneridolen
maar toch steeds weer vindt het ergens een minuscuul gaatje om naar binnen te sluipen.
Ik heb al meermaals wanhopig getracht om het monster te vangen
in een troostende gedachte, een melancholisch lied, een mooie rijm, …
In elke naïeve poging van mezelf om iets tijdloos en uniek te creëren.
In de ondergaande zon, de schoonheid van haar glimlach
of de warme omhelzing van een bad na een lange werkdag in december
maar na de hoop en de roes hoor ik de zoldervloer weer kraken
en vervalt het genadeloos in zijn oude gewoonten.
Sinds kort gooi ik het over een andere boeg.
Ik werp zonder scrupules al zijn potentiële prooien in de vuilnisbak.
Sindsdien is het stiller in huis.
Ongetwijfeld waart het monster nog ergens rond
maar ik slaag er steeds beter in zijn aanwezigheid te negeren,
ja, zelfs te vergeten.
De zolder wordt binnenkort een kinderkamer.