het regent hier en het stormt, de houtjes zijn gehakt
de kachel brandt een kou de kamer uit
als vroeger de kolen
en in de zomer speelt ze bij de sloot
schone modder mag spatten op een jurk
ze wrijft er met haar vingers over
er wil een kind de bocht om lopen
het zwaait en blijft nog even staan
als een gister in vandaag
ergens zal een naaf zijn die de uren vasthaakt aan de jaren
als die van de kleine fiets, de motorcrosser
en vliegeren aan zee
ergens zal er het gebied zijn voor een vader en een moeder
om het kind te zien
in een oogopslag
een schaterlach
in vragen die geen antwoord kennen