de vloek als het pad naar een moeras leidt .
er door waden zou waanzin zijn. er omheen is de korte weg.
het doel is donker. aankomen lijkt niet voor hem bestemd.
het nadeel heeft hij tot hij het tegendeel bewijst.
op zijn tong het stof na een verloren duel.
hij moet in zeven talen tot honderd tellen
tot de rust van het moeras over hem daalt.
hij is de minnaar die brieven verbrandt,
zijn polsslag versnelt met de nijd.
zijn huid is de huls waarin hij klem zit.
de prop in de keel lost niet op.
hij ploft ineen in zijn lege pit.