“Het was vandaag een goede dag, want het had erger gekund”, zegt iemand. “Ja”, zegt iemand.“Zonder man voel ik mij geen vrouw”, zegt iemand anders. “Dan ben je jezelf nog niet tegen gekomen”, zegt nog iemand anders.
Een vrouw met kroezelhaar wordt wakker en vraagt wat hij net gezegd heeft. Hij herhaalt dat van dat snot. Zij kuist dat snot af en zegt “dankjewel”. Hij kijkt haar aan. Zij kijkt weg. Hij blijft haar aankijken. Zelfs al fluitend blijft hij haar aankijken.
Hij fluit een laaiende sirene na. Of, ik denk toch dat hij dat doet. Er was een politiewagen onze tram voorbij geflitst. Daarom denk ik toch dat hij dat doet, de man met het kroezelhaar. Net daarvoor had hij tegen een slapende vrouw gezegd dat haar kind met kroezelhaar snot had hangen. Al fluitend blijft hij haar aankijken.
Deze tram, deze stad vol allene mensen grijpt mij van binnen uit naar de keel.
Een vrouw in kleurrijke gewaden zit te dicht bij me. Het heeft niets met haar te maken. En ik vind de kleuren die ze draagt wel mooi. Ze zit enkel te dicht bij me. Een jongeman met zijn haar in een kuif naar rechts gestreken, draait zijn hoofd naar links. Zo blijft hij een tijdje zitten. Een man met een aktetas zegt dat hij vandaag de neiging heeft om achteruit te vallen. Hij zegt het zomaar luidop in tram 81. Niemand weet tegen wie hij het zegt. Wie hier iets op dient te reageren. En wat juist.
Een vrouw met een roze Iphone praat erg snel. Ze zweert dat ze iemand anders het volgende gaat zeggen, en wel snel: “Ben jij aan het liegen? Weet je, mij moet je niets wijsmaken. Dat ik dat met javel moet kuisen… zal het gaan. Jij wil gewoon echt problemen veroorzaken”. Ergens is iemand het zwarte schaap. En ergens staat een bus onaangeroerd javel. Een Spaanse toeriste die gisteren Brugge bezocht, zegt dat ze alleen zegt wat ze denkt. Dat moet dan veel zijn, denk ik, maar zeg het niet. Een vrouw met een boek op haar schoot stopt niet met praten. Sommige gesprekken zouden moeten gewist kunnen worden.
Anderen dan weer bewaard. Iemand vertelt dat ze in een Worddocument het woord ‘thuisvoelen’ schreef. En dat ze het volgens ‘autocorrect’ verkeerd geschreven had op die manier. Het zouden twee aparte woorden moeten zijn. En volgens haar slechts één. Ze vindt thuisvoelen veel mooier zo. Ik ook. Een gladgeschoren dertiger belt naar huis, zegt ‘koekoek’ en dat hij later thuis zal zijn dan gepland. Iemand vraagt waarom. Een vrouw met kort bruin haar zegt nerveus in de telefoon “Ook al ben je bang, toon het niet aan de kat die in de boom klom en er niet meer uit wil. Dat zou projectie zijn. Ken je dat, projectie?” Blijf rustig. Ik kom er aan”. Ik stap de tram uit en blijf rustig. Iemand heeft mij eens geleerd niet te lopen, maar te wandelen over een zebrapad, herinner ik me onvermoed. De sluitende tramdeuren piepen. Ik hoor nog iemand van binnen uit zeggen dat ze van zodra ze kan, ze de ruimte zal gaan klaarzetten. Die zin had ik niet willen missen. Twee blinde mannen wensen elkaar goed thuis.
Het was vandaag een goede dag. Niet om van achterover te vallen, maar gewoon, goed. Al moet ik af en toe mijn keel eens schrapen. En de ruimte, kijk omhoog, kijk maar. De ruimte staat klaar.